25013 |
trendel |
omtrek, omvang:
tringel (Q117a Waubach),
sluitstang boven aan een poortvleugel:
trɛŋǝl (K314p Kwaadmechelen),
trendel:
tre.ndjǝl (L288p Nederweert),
treŋǝl (L368p Neeroeteren)
I-6, II-7, III-4-4
|
|
32684 |
trengel |
koppelhaak, koppelketting:
tręŋǝl (P045p Meldert),
steunhoutjes tussen steel en balk:
trɛŋǝl (K278p Lommel),
trede:
trɛŋǝl (K314p Kwaadmechelen)
I-1, I-13, I-3
|
|
28195 |
trengel met grif en carcan |
luchtkokerophanging:
trɛŋǝl męt gref ęn karkō (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
II-5
|
|
21441 |
trengelaar |
onbetrouwbare koopman:
ps. omgespeld volgens Frings.
trəŋəliər (P048p Halen)
III-3-1
|
|
21448 |
trengelen |
afdingen:
tringele (L417p As),
ps. omgespeld volgens Frings.
treŋələ (P054p Spalbeek),
rondslenteren, ronddolen:
traŋələ (L360p Bree),
slenteren:
treŋələ (L416p Opglabbeek),
trekken en talmen:
ps. omgespeld volgens Frings.
treͅngələ (L422p Lanklaar)
III-1-2, III-3-1
|
|
33854 |
trennen |
achteruittrappen:
trɛnǝ (Q117a Waubach),
hoeden van koeien:
trɛnǝn (Q204a Mechelen)
I-11, I-9
|
|
33960 |
trens |
bellen aan het haam:
trę.ns (L352p Hechtel),
halster:
trɛns (L295p Baarlo, ...
L288c Eind,
Q097p Ulestraten),
trɛ̄ns (L191p Afferden),
hengstebit:
trɛns (Q117a Waubach),
hoofdstel:
tre.ns (Q090p Mopertingen
[(zonder oogkleppen of neusriem)]
),
trē̜.ns (Q080p Vliermaal),
trɛ.ns (Q176p Eben-Emael
[(bij rijpaard)]
, ...
Q077p Hoeselt
[(zonder oogkleppen- ook bij rijpaard)]
,
Q171p Vlijtingen,
Q084p Waltwilder
[(zonder oogkleppen of neusriem)]
),
trɛns (Q198b Oost-Maarland
[(bij rijpaard)]
),
trɛ̄ns (Q192p Margraten),
kordeel, hotlijn:
trens (Q211p Bocholtz),
loenje:
tręns (Q071p Diepenbeek
[(bij rijpaarden)]
),
trɛns (L265p Meijel),
ophanger:
Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
trens (Q101p Valkenburg),
trins (Q095p Maastricht),
regenjas:
Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
trèns(j) (P176p Sint-Truiden),
vgl. gabbërdïn. Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
trênsj (Q162p Tongeren),
teugel, leidsel:
trɛ.ns (L317p Bocholt, ...
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen
[(ouder dan bekriem)]
),
wolfsgebit, gebroken gebit:
trē̜ns (Q020p Sittard),
trɛ.ns (L282p Achel, ...
Q156p Borgloon
[(twee stukken)]
,
L360p Bree
[(twee stukken)]
,
L353p Eksel,
L356p Grote-Brogel
[(wordt niet meer gebruikt)]
,
L286p Hamont,
L413p Helchteren,
L414p Houthalen,
L315p Kleine-Brogel
[(ook bij ruiters)]
,
L355a Linde,
L312p Neerpelt
[(ook bij ruiters)]
,
L314p Overpelt
[(ook bij ruiters)]
,
L355p Peer,
Q079a Wintershoven),
trɛns (Q113p Heerlen, ...
L325p Horn
[(gebit dat in het midden scharniert)]
,
Q111p Klimmen,
L289b Leuken,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht),
trɛ̄.ns (P187p Berlingen
[(twee stukken)]
, ...
Q078p Wellen
[(twee stukken)]
,
P177p Zepperen),
trɛ̄ns (L331b Boukoul, ...
L331p Swalmen)
I-10, III-1-3
|
|
18345 |
trensgat |
gaatje voor de schoenveter:
Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
trinsgaat (Q095p Maastricht)
III-1-3
|
|
33943 |
trensgebit |
wolfsgebit, gebroken gebit:
trɛ.ns˲gǝbē.t (L286p Hamont),
trɛ.ns˲gǝbęi̯ǝ.t (Q074p Kortessem),
trɛns˲gǝbet (L321p Neeritter),
trɛns˲gǝbiɛ.t (P175p Gingelom)
I-10
|
|
18531 |
trensje |
koordje i.p.v. knoopsgat:
Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
e trinske (Q198p Eijsden),
trenske (L246p Horst, ...
Q101p Valkenburg),
trênske (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
lusje van de ceintuur:
Is gemaakt van garen, dus klein. Van Dale: trens!, 3. lus of oogje van garen om een haakje in vast te haken.
trenskə (L416p Opglabbeek),
spinnetje, driehoekige trens:
trɛnskǝ (L425p Grevenbicht / Papenhoven)
II-7, III-1-3
|
|