e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitdoen aftuigen:   ou̯ǝt˱dūn (Houthalen), ut˱dōǝn (Heel, ... ), ȳt˲dōn (Opglabbeek), øt˱dou̯n (Linkhout), øt˲dū.n (Berverlo), ø̜̄.t˱dun (Hasselt), ø̜̄.t˲dū.n (Koersel), ø̜̄t˲dūn (Loksbergen, ... ), ø̜̄ǝ.t˱dū.n (Sint-Lambrechts-Herk), ø̜̄ǝ.t˲dū.n (Kozen, ... ), ø̜t˲dūn (Beringen, ... ), āt˲dun (Duras, ... ), ō.t˱dōn (Rotem), ū.t˱dō.n (Beek, ... ), ū.t˱dū.n (Eisden, ... ), ū.t˲dū.n (Achel, ... ), ūt˱dōn (Puth), ūt˱dōǝn (Klimmen), ūt˱dūn (Gronsveld), ūt˱dūǝ (Heerlen), ǫu̯.t˱dū.n (Genk), ǫu̯.t˲dū.n (Peer, ... ), ǭ.t˱dū.n (Helchteren, ... ), ǭ.t˲dū.n (Hechtel), ǭǝ.t˱dū.n (Stevoort, ... ), ǭǝ.t˲du.n (Alken), ǭǝ.t˲dū.n (Stokrooie), ɛt˲dūn (Rummen), ɛ̄.t˱dūn (Binderveld, ... ) I-10
uitdoen met de handen rooien met de hand, dabben:   ūt˱dōn mɛt dǝ hɛnj (Haelen, ... ) I-5
uitdoen met de ploeg rooien met de ploeg:   [uitdoen] mɛt dǝ plux (Borgloon, ... ), [uitdoen] mɛt dǝ plōu̯ (Neer), [uitdoen] mɛt dǝ plōx (Bleijerheide, ... ) I-5
uitdoen met de riek rooien met de schop of de riek, uitsteken:   [uitdoen] mɛt dǝ rēk (Arcen, ... ) I-5
uitdoener aardappelrooier:   udǫndǝr (Kessenich), utdundǝr (Maasmechelen), utdōnǝr (Stevensweert), utynǝr (Rummen), uu̯dōnǝr (Rotem), øtǫu̯nǝr (Paal), ø̜̄u̯døu̯ǝr (Wellen), ø̜̄ǝtuǝnǝr (Kiewit), ø̜i̯dūǝnǝr (Hasselt), ātuu̯ǝr (Melveren), ūdōu̯ndǝr (Kinrooi), ūtdø̄ndǝr (Boukoul, ... ), ūtdōndǝr (Baexem, ... ), ǫǝi̯tdui̯ndǝr (Borgloon), ǫǝtdynǝr (Opheers), ǭu̯dūnǝr (Diepenbeek) I-5
uitdokken betalen: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  oetdokke (Ulestraten) III-3-1
uitdokteren uitdenken:   oëtdoktere (Horst), ū.t˃doͅ.ktərə (Eys) III-1-4
uitdompen het vuur doven:   outdoempe (Bilzen) III-2-1
uitdonderen iemand uitschelden:   utdonderen (Grote-Brogel), uitschelden:   utdonderen (Grote-Brogel) III-1-4, III-3-1
uitdoppen een priktol bovenhands uitwerpen:   oetdobbe (Kapel-in-t-Zand), opproppen:   ūt˱dǫpǝ (Stokkem), peulen, doppen (ww.):   oetdöppe (Hout-Blerick), peulvruchten doppen:   oetdöppe (Hout-Blerick), uitdoppen:   ū.t˱dǫpǝ (Sevenum) I-7, II-11, II-12, III-2-3, III-3-2