e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitbaggeren dam uitbaggeren:   uitbaggeren (Griendtsveen), een sloot uitdiepen:   ūtbagǝrǝ (Blerick) I-8, II-4
uitbak gewichtsverlies:   ūtbɛk (Tegelen) II-1
uitbakken gewicht verliezen:   (het brood is) ūtgǝbakǝ (Helden), oǝtbakǝ (Tegelen), ātbakǝn (Sint-Truiden), ū.tbakǝ (Panningen), ūsbakǝ (Kerkrade), ūtbakǝ (Brunssum, ... ), ǫwtbakǝ (Mal), ǭwtbákǝ (Bilzen), het bakproces ten einde brengen:   ūsbakǝ (Kaalheide), iemand uitschelden:   imst ūtbakəm (Hamont) II-1, III-1-4
uitbal uit (voetbal):   oetbal (Dilsen) III-3-2
uitbalanceren balanceren:   ȳt˱balansę̄.rǝ (Tongerlo) II-3
uitbalen profiteren:   oeētbale (Herten (bij Roermond)) III-1-4
uitbazuinen iemand luidruchtig berispen:   uitbazuinen (Meeuwen) III-1-4
uitbeender mes:   ø̄wǝtbęjndǝr (Wellen), ūtbęjndǝr (Rothem) II-1
uitbeenmes bul waarmee men de ribben in stukken hakt:   ū.tbɛjnmɛts (Panningen), mes:   utbiǝnmɛs (Neerpelt), utbęjnmɛts (Blerick, ... ), uǝtbēnmɛts (Eys), ȳtbęǝnmɛs (Opitter), ø̜tbīnmɛs (Beringen), ūtbejnmɛts (Beek, ... ), ǫwtbēnmɛs (Bilzen), ǭtbenmɛs (Helchteren), ǭtbīnmɛs (Helchteren) II-1
uitbekken uittanden:   ūt˱bɛkǝ (Schimmert, ... ) II-11