e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 646
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
kes kaas:   kîês (Voerendaal), snottebel:   keͅs (Zelem) III-1-2, III-2-3
ket halsketting: [sic]  ’n gouwe kèt (Borgharen), ketting:   ket (Kelmis), kęt (Eupen), koolmees: parus major  kɛ̄t (Zonhoven), pit, kern van fruit:   ked (Opoeteren), vork:   keͅt (Beringen, ... ), kɛt (Eksel, ... ), kɛ̄t (Hechtel), verkorting van vorket  kèt (Zonhoven) I-7, II-4, II-7, III-1-3, III-2-1, III-4-1
keu biljartstok:   k (Meeswijk), keu (Swalmen, ... ), keu: (Sittard), (Meeuwen), Een goede keu (om te biljarten).  k (Hamont), Fr. queu.  keu (Zolder), Ge moet uw keu anders houden.  køͅi (Lommel), NB bieljarsboaël: biljartbal.  keu (Eksel), roep- en lokwoord voor een big:   kø̄ (Neer) I-12, III-3-2
kil fris weer:   keel (Gruitrode, ... ), keel wéér (As), kel (Heer), kil (Maastricht, ... ), koud, mistig en somber weer:   kil (Schinnen, ... ), verkleumd:   kil (Eys), verkoudheid:   ig hèb ene kel gepakt (Zutendaal) III-1-2, III-4-4
kim bezet, kim:   kem (Weert), horizon:   kim (Geleen, ... ), kop van een duig:   kem (Gennep), %%de volgende opgave is meervoud%%  kemǝ (Roermond), kruim:   kim (Beverlo) II-12, III-2-3, III-4-4
kin beide beenderen van de onderkaak:   ken (Maaseik, ... ), kaak:   kin (Reijmerstok), kënn (Vaals), kaakgestel:   kin (Caberg), kim van het vat:   kin (Borgloon), kin:   ken (Achel, ... ), kEn (Leunen), ken (Lommel, ... ), kien (Schinnen), kin (Amby, ... ), kèin (Heugem), kèn (Heugem, ... ), kén (Gemmenich, ... ), kënn (Vaals), kìn (Arcen, ... ), kín (Puth, ... ), kîn (Bunde), komek uit "kombek", bet. nu wang!  ken (Rekem), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  kin (Jeuk), kinnebak:   ken (Gingelom, ... ), kin (Eksel, ... ), komek uit "kombek", bet. nu wang!  ken (Rekem), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  kin (Jeuk), kop van een duig:   kinǝ (Kortessem), %%de volgende opgaven zijn meervoud%%  kenǝ (Borgloon, ... ), varkenston:   kin (Valkenburg), voorbodem:   keǝn (Wellen) I-12, I-9, II-12, II-2, III-1-1
kip afslagplaats van zand en afval:   kip (Tegelen), dracht, drachtig zijn: WLD  mèt kip (Maastricht), kip, maat van 18,5 kilo:   kiep (18 1/2 kilo) (Hoensbroek), kip (Schimmert, ... ), ⁄n kip (Lutterade), klink:   kip (Montfort, ... ), kolenlaadstation:   kep (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), persoon die alles kwijt is: Specifiek Loons. [sic]  kip (Borgloon), roep- en lokwoord voor de kip:   kep (Kessel), kip (Blerick, ... ), roep- en lokwoord voor het kuiken:   kip (Geysteren, ... ), slachtbrug:   kep (Heythuysen), kip (Diepenbeek), soepkip: De kip blijft kip maar het water is kippesoep.  kip (Thorn), steenberg:   kip (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), vrouwelijke kip:   kep (Heerlen, ... ), kip (Baarlo, ... ) I-12, II-1, II-5, II-8, II-9, III-2-3, III-3-2, III-4-2, III-4-4
kis achterste:   kis (Weert), achterwerk:   kisse (Thorn), afhangend gezwel:   kis (Jeuk), bil:   kis (Grathem, ... ), kisse (Herten (bij Roermond), ... ), kìs (Neeritter, ... ), dij:   kis (Beegden, ... ), kisse (Epen, ... ), pinkelhoutje:   de kis (Lommel), kis (Heppen) III-1-1, III-1-2, III-3-2
kit ijzerkit:   kit (Swalmen), pakking:   ket (Nieuwenhagen, ... ), kit (Bleijerheide  [(werd met gemalen hennep vermengd)]  ), propolis:   ket (Heerlen, ... ), kit (Asenray / Maalbroek, ... ), zedelijk slecht meisje: cf. WNT s.v. "kit (II) - kitte"1b) "..... met de betekenis van lichtekooi  kit (As) II-11, II-6, III-2-2