e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
maastrichts lapje dun sneetje brood:   Mestreegs"lepke (Oost-Maarland) III-2-3
maastrichtse el el, maat van 0,69 m: Oude maten en gewichten zooals die in Sittard gebruikt werden, overgenomen uit het dialect-boek van P.J.G. Schelberg. Lengtematen: Maastrichts el: 0,669m. verdeeld in 16 talien à 0,0418125 m. strekkende roede 4,5532m. verdeeld in 16 voet à 0,254575 m.; de voet in 10 duim à 0,0284575m. Vlaktematen: vierkante sint Lambertusvoet: 0,0851 m2 vierkante voet, meest gebruikt: 0,0809830m2 vierkante roede 20,5499 c.a. verdeeld in 16 voet à 1,284118 c.a. zil of vrech: 100 roeden, 2054,99 c.a. mörge: 150 kleine roeden, 3882,488 c.a. boender: 400 roeden, 821996 c.a.  Maastrichtse el (Sittard) III-4-4
maastrichtse platte oude aardappelsoorten:   mastrextǝr platǝ (Bleijerheide) I-5
maasvlinder koolwitje:   mōͅsvlinder (Kessel) III-4-2
maaswal oever:   (maas)wal (Venlo) III-4-4
maaszand aarde, grond:   maas zendj (Stein), betonzand:   mās˲zant (Kaulille), mās˲zānt (Mesch), māwǝs˲zant (Stokrooie), mǭs˲zant (Kuringen), metselzand:   maaszand (Gronsveld, ... ), mas˲zant (Venray  [(rivierzand)]  ), mās˲zanjt (Neeritter, ... ), mās˲zant (Klimmen, ... ), mās˲zantj (Beek, ... ), mās˲zaŋk (Maasbree, ... ), mǫas˲zant (Ulestraten) II-9, III-4-4
maaszavel metselzand:   mās˲zāvǝl (Haelen), mǭs˲zǭvǝl (Bilzen) II-9
maaszwalber oeverzwaluw: of: maas-  maoszjwoalber (Gronsveld) III-4-1
maat bepaalde hoeveelheid: (möätje-moate). (lett. schepgoed, 5% van de hoeveelheid gemalen graan dat de molenaar voor zichzelf mag achterhouden).  moat (Tungelroy), mv.: -ë; (dim. myùtsjë) (dim. = 10 centiliter)  muò⁄t (Tongeren), bussel uitgedorst stro:   maat (Keer), drinkglas:   mø͂ͅtə (Zichen-Zussen-Bolder), haverkorfje:   muot (Hoeselt), mǫu̯ǝt (Lommel), maat:   mǭt (Ottersum), maat, algemeen:   en maot (Oirlo), maat (Meeswijk, ... ), maawt (Jeuk), maet (Stein), maot (Amby, ... ), maot neumə (Maastricht), maote (Venlo), maòt (Pey), maôt (Hoensbroek), māot (Sevenum), māōt (Tienray), māōët (Nieuwenhagen), meter (Maastricht), moas (Kerkrade, ... ), moat (Beesel, ... ), moot (Eksel, ... ), mooët (Diepenbeek), moât (Venray), moͅ.t (Meeuwen), mu̞ət (Houthalen), mwot (Hoeselt), mòt (Vijlen), mòət (Heerlen), móàt (Doenrade), möät (Born), ⁄n maot (Klimmen), (maote-mäötje). ps. zie de verschillende maten in het boek (lengtematen, vlaktematen, graanmaten, maten voor vloeibare waren, inhoudsmaten en gewichten): blz. 231 en 232.  maot (Sittard), (möätje-moate).  moat (Tungelroy), mv.: mao:t\\  mao:t (Sittard, ... ), ook in toepassing op lengte- en vlakte-eenheden.  maot (Maastricht), v.  m‧oͅat (Eys), maatband, meetlint:   muǝt (Bilzen), maatlat:   mōt (Sint-Truiden), mǭt (Helden, ... ), maatmand:   mōt (Sint-Truiden), mǭt (Stokkem), maatstok:   mǭt (Meijel, ... ), maatstokje:   mǭt (Ottersum), meetlint:   moǝs (Bleijerheide), mōas (Bleijerheide), mǭt (Doenrade, ... ), mijnwerker:   maat ([Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), pasmodel:   mǭt (Opglabbeek), porringdraad:   mǭt (Tessenderlo), vriend:   moat (Bree, ... ) III-3-2, I-11, I-4, II-10, II-12, II-4, II-5, II-7, II-8, II-9, III-2-1, III-3-1, III-4-4
maat (zn.) matsen add.:   mōͅt (Meijel)