e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
opperschelft hooizolder, koestalzolder, schelf:   ǫpǝrsxɛlǝft (Hechtel) I-6
oppersen afpersen:   oppē̜šǝ (Doenrade), openpersen:   oppɛrsǝ (Herten), persen:   oppāsǝ (Bilzen) II-7
oppershoop oogststapel in de schuur:   ø̜pǝrshōp (Vliermaal) I-6
oppersjong handlanger:   oapǝršjǫŋ (Houthem, ... ) II-9
oppersknecht handlanger:   oǝpǝrsknɛx (Schimmert), upǝrsknɛx (Noorbeek, ... ), ōpǝrsknɛx (Rijckholt), morteldrager:   (oppersknecht) (Rijckholt), mortelmaker:   (oppersknecht) (Rijckholt) II-9
opperstal hooizolder, koestalzolder, schelf:   ǫpǝrstal (Roosteren) I-6
oppersteker voerman op de maaimachine:   ǫpǝrǝstęi̯kǝr (Maasmechelen) I-4
oppertje haverhok:   ø̜pǝrke (Gingelom), heukeling:   øpǝrkǝ (Blitterswijck, ... ), ø̜pǝrkǝ (Dilsen, ... ), ǫpǝrkǝ (Beringen, ... ), ɛpǝrkǝ (Zutendaal), hoeveelheid halmen voor een halve schoof:   øpǝrkǝ (Opgrimbie), hoop, tussen heukeling en opper:   ępǝrkǝ (Hasselt), ǫpǝrkǝ (Ospel), spurrieschoof:   ǫpǝrkǝ (Kinrooi) I-3, I-4, I-5
oppertjes maken op heukelingen zetten, zwelen:   (oppertjes) mākǝ (Haler, ... ) I-3
oppertjes zetten op hopen zetten:   [oppertjes] ˲zętǝ (Ospel) I-3