e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
opregenen regenen (alg.):   ôofrêngërë (Tongeren) III-4-4
oprekelen op ruiters zetten, ruiteren:   ǫprēkǝlǝ (Hasselt) I-3
opreken achtergebleven hooi harken:   opreken (Haelen), harken, werken met de hark:   ǫprē̜.kǝ (Bree, ... ), hooi harken:   ǫprē̜.kǝ (Werm), op rijen zetten:   ǫprēkǝ (Maasmechelen), ǫprē̜kǝ (Gruitrode, ... ), ǫprɛ̄kǝ (Sittard) I-3, I-5
oprekken uitdraaien, oprekken:   oprekken (Mook), oprękǝ (Meijel, ... ), ǫprɛkǝ (Waubach) II-10
oprenen bijeenploegen:   ǫprīǝnǝ (Jeuk) I-1
oprichten zich kwaad maken:   oprichte (Vlodrop), opriechtə (Maastricht) III-1-4
opriemen opzetteugel:   ǫprēmǝ (Maasmechelen) I-10
oprij oprit:   oprei (Kesseleik), preij (Meijel) III-3-1
oprijden bijeenploegen:   oprę̄i̯ǝn (Kwaadmechelen), uprę̄i̯ǝ (Tessenderlo), ǫprę̄i̯ǝ (Berverlo), ǫprę̄i̯ǝn (Koersel), ǫprę̄ǝ (Berbroek, ... ), een weide scheuren:   ǫprę̄i̯ǝ (Rummen) I-1
oprijen aanaarden:   ǫprē̜ǝ (Vorsen), op rijen zetten:   upręi̯ǝ (Halen, ... ), ǫprāi̯ǝ (Borgloon), ǫprē̜ǝ (Hasselt, ... ), ǫpręi̯ǝ (Meijel), ǫprīǝ (Kiewit, ... ) I-3, I-5