e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
pletmolen haverpletter:   plɛt[molen] (As, ... ), koekenbreker:   plɛtmølǝ (Berverlo), plɛtmø̄lǝn (Zolder), plɛtmø̄ǝlǝ (Rekem), plɛtmø̜u̯lǝ (Halen), plɛ̄tmølǝ (Linkhout), moutmolen:   pletmolen (Arcen), plętmø̄lǝ (Sittard), plɛtmø̄lǝ (Horn) I-11, II-2, II-3
plets binnenspie:   plɛtš (Geleen), boterlepel:   pleͅtš (Rotem), plɛtš (Houthem, ... ), handschieter:   plɛtš (Ulestraten), karnschijf:   plɛtš (Oirsbeek), melkafromer:   plɛtš (Nuth), ovenpaal:   plętš (Hoensbroek), plakspaan:   plɛtš (Sittard), pletplank, treedplankjes, treedklompen:   plɛtš (Dieteren, ... ), proen:   plɛts (Tegelen  [(werden gebruikt bij het bakken van greswaren)]  ), roerspaan:   plɛtš (Schinnen), schuimspaan:   pletsj (Puth), slaghout bij het beugelen:   pletsj (Geleen, ... ), Elders sjleeger genaamd.  pletsj (Heerlen), stroopmes:   plętš (Peij), vertinborstel:   plɛtš (Heerlen, ... ) I-11, I-2, II-1, II-12, II-2, II-8, II-9, III-2-1, III-3-2
pletsen aanstampen van het baggerslijk:   plɛtsǝ (Venray), de grond vasttreden, aanstampen:   plętsǝ (Kerkhoven, ... ), plɛtsǝ (Houthalen), plɛtšǝ (Wijlre), door water het lopen met schoeisel aan:   pletse (Vliermaal), pletse(n) (Sint-Truiden), pletsen (Hoepertingen), doordrenken, nat maken:   pletche (Hoensbroek), pletsche (Schimmert), pletse (Bree), pletsen (Montfort, ... ), pletsje (Waubach), plēēt.sjə (Maastricht), plätsche (Gulpen), plètse (Meijel), plètsən (Montfort), gieten, hard regenen:   ⁄t pletscht (Vijlen), ingieten (met geluid):   pletsen (Ophoven), pletsjen (Stein), plétse (Zolder), plassen (met water):   in t water pletsje (Sittard, ... ), pootjebaden:   pletse (Kaulille), pletse(n) (Sint-Truiden), pletsen (Eksel, ... ), pletsje (Rekem), pleͅtsə (Gingelom), pleͅtsən (Gingelom), plêtsche (Schimmert), plɛtsə (Neeroeteren), roeren:   plętšǝ (Schinnen), schrobben:   pletsje (Heerlen), smakken:   plets’je (Bleijerheide, ... ), plètsjə (Simpelveld) I-2, II-2, II-4, III-1-2, III-2-1, III-2-3, III-4-4
pletser mortelhak:   plɛtšǝr (Sittard), pletplank, treedplankjes, treedklompen:   plɛtšǝr (Wijlre) I-2, II-9
pletseren plassen (met water):   pletsjere (Sittard), pleͅstərə (Leopoldsburg), waden:   pletsjere (Sittard) III-1-2
pletsertje koekje: Uitsluitend verklw.  plet’serke (Altweert, ... ) III-2-3
pletshaar sluik haar:   plètsjhòòr (Kerensheide) III-1-1
pletsje boterlepel: pletsen lepel in de vorm van plankje met groeven om in de boter een siervorm te geven  pleͅtšə (Rotem), melkafromer:   plɛtškǝ (Urmond) I-11, III-2-1
pletslepel boterlepel: om boterfiguren te maken  plètsjlèèpel (Mechelen) III-2-1
pletsmolen bovenslagmolen:   plɛtšmø̄lǝ (Valkenburg  [(sluismolen op een waterarm beekje waar het water van boven op de schoepen wordt geleid)]  ) II-3