e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
rijbeugel hengstebit:   ribø̄gǝl (Susteren) I-10
rijboks kuitbroek:   reͅjboͅks (Achel), riejbòks (Tegelen), riejbóks (Tungelroy), réeböks (Grathem), rijbroek:   reejbôks (Horst), rei-boks (Bergen), reijboks (Rotem), rejboks} (Bree), rĕjboks (Maaseik), reͅiboͅks (Hamont), reͅjboks (Meijel), reͅjboͅks (Achel), ri-jboks (Weert), ri-jbóks (Ottersum), rie boks (Maasniel), rie bóks (Tegelen), rie-boks (Herten (bij Roermond), ... ), rie-bòks (Roermond), rieboeks (Maasbracht), rieboks (Echt/Gebroek, ... ), riebooks (Bocholt, ... ), riebōks (Hout-Blerick), riebòks (Echt/Gebroek, ... ), riebóks (Belfeld, ... ), riebôks (Blerick, ... ), rieböks (Grathem, ... ), riej boks (Middelaar), riej bòks (Geleen), riej-boks (Bleijerheide, ... ), riej-bóks (Horn), riej-bôks (Tegelen, ... ), riejboks (Blerick, ... ), riejbooks (Bocholtz), riejbōksch (Heerlen), riejbòks (Tegelen), riejbóks (Baarlo, ... ), rij bôks (Oirlo), rijboks (Broekhuizen, ... ), rījbuks (Opglabbeek), rĭjbóks (Boeket/Heisterstraat), rūbóks (Blerick), rybŏks (Meijel), rybóks (As), ríboks (Ophoven), NB rieë: (1) rijden, (2) rijgen.  riebóks (Sittard), niet omgespeld  riebŏks (Born) III-1-3
rijbot laars met sluitriempje:   raaibotte (Millen), rai̯botte (Paal), rā bots (Borgloon), Rāibòtə (Paal), reiboͅtə (Rosmeer, ... ), rejboͅtə (Mechelen-aan-de-Maas), rēboͅtə (Hasselt), rējboͅtə (Bree), reͅboͅtə (Hasselt), reͅiboͅtən (Hamont), reͅüəboͅtə (Kermt), rijbot (Kwaadmechelen, ... ), rijbotte (Eksel), rijbottə (Lanklaar), rijbŏtə (Maaseik, ... ), rijboͅtə (Kaulille), rīboͅtə (Bocholt), räiybot (Romershoven), rääboͅt (Leopoldsburg), rèbot (Diepenbeek), rɛɛboͅt (Sint-Truiden), laars tot of boven de knie: NB: Zelfde antwoord als N24,067 laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars]  rijbot (Leopoldsburg), räboͅt (Leopoldsburg) III-1-3
rijbroek korte broek:   reͅibrok (Diepenbeek), kuitbroek:   reiəbroek (Borgloon), rejbro.k (Rekem), rejbrok (Mechelen-aan-de-Maas), rēbruk (Zelem), rēx brŏk (Boekt/Heikant), riebrook (Meerssen, ... ), rijbrook (Eijsden), rəibruk (Tongeren), alleen bekend als rijbroek  rejbrok (Romershoven), rijbroek:   raaibroek (Mal), raibrok (Paal), raibruk (Ketsingen, ... ), rājbruk (Borgloon, ... ), rebrok (Beringen, ... ), reibrok (Diepenbeek), reijbrook (Caberg), reiəbroek (Borgloon), rejbro.k (Rekem), rejbrok (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), rejbruk (Opheers), rejjbrook (Wijk), reəbruk (Hoepertingen), rēbroek (Sint-Truiden), rēbruk (Donk (bij Herk-de-Stad)), rēͅ.brok (Zolder), rēͅbrok (Diepenbeek), rēͅbroͅuk (Linkhout), rēͅbruk (Borlo, ... ), reͅbruk (Hasselt, ... ), reͅibrōk (Beringen, ... ), reͅibrŏk (Boekt/Heikant), reͅibruk (Hoeselt, ... ), reͅibryk (Rosmeer), reͅijəbrōͅk (Kermt), reͅiəbruk (Halen), reͅjbrōk (Lanaken), reͅrbuk (Kwaadmechelen), reͅəbruk (Halen, ... ), ri-jbrook (Eisden), riebroek (Doenrade, ... ), riebrook (Amstenrade, ... ), riebrook mit ing piepe (Meerssen), riehbrook (Mechelen), riej-brook (Noorbeek), riejbrook (Heerlen, ... ), riēbrook (Bemelen), rijbroek (Beverlo, ... ), rijbrok (Eisden), rijbrook (Borgharen, ... ), rijbrōk (Lanklaar, ... ), rijbrùk (Beverlo), rĭĕbrook (Klimmen), ry(3)̄brook (Eijsden), rèjbrook (Eijsden, ... ), rəibruk (Tongeren), rɛbruk (Herk-de-Stad), rɛbrūk (Wintershoven), rɛibroͅk (Boorsem), met leren belegsel  reibrok (Schulen), Rijbroek  reibruk (Eigenbilzen), ¯n rààjbrø´k és g\\rîeg\\-n-òpzààj  rààjbrŏĕk (Bilzen) III-1-3
rijchel zolder boven de dorsvloer:   rē̜ ̞xǝl (Beringen) I-6
rijdag kantelaaf:   ręjdáx (Lommel) II-9
rijdekekruid stinkende gouwe:   rikədəkrøͅt (Hasselt) III-4-3
rijdeken paardedeken onder het zadel:   rii̯.dī.kǝ (Bree), rii̯dē.kǝn (Neerpelt), ręi̯di.ɛkǝ (Kanne) I-10
rijdelen bibberen:   rëjələ (Lanaken), huiveren:   rĕi-jĕlĕ (Vroenhoven), rij.ələ (Moresnet), rí-jĕlĕ (Vroenhoven) III-1-2
rijden baantje glijden op het ijs:   rɛn (Sint-Truiden), [sic]  rēͅn (Sint-Truiden), rɛ̄n (Sint-Truiden), beginnen te oogsten:   rē̜i̯ǝ (Beringen, ... ), bronstig op andere koeien springen:   rii̯ǝ (Baarlo, ... ), rē̜i̯ǝ (Heppen), rīi̯ǝ (Einighausen, ... ), rīǝ (Bocholtz, ... ), rīǝjǝ (Einighausen), rɛi̯jǝ (Boshoven), de merrie dekken:   rai̯.ǝ (Bilzen), rii̯ǝ (Haelen), riǝ (Roggel), rɛi̯.ǝ (Mopertingen), dekken:   (de beer heeft de zeug) gǝreǝ (Batsheers, ... ), (de beer heeft de zeug) gǝrēǝn (Mal), rai̯a (Meldert), rai̯ǝ (Ketsingen, ... ), rái̯.ǝ (Berg, ... ), rāi̯.ǝ (Membruggen, ... ), (Groot-Gelmen), rē̜ (Laar, ... ), rē̜.ǝ (Beverst, ... ), rē̜n (Binderveld), rē̜ǝ (Aalst, ... ), rē̜ǝn (Romershoven), ręi̯.ǝ (Gellik, ... ), ręi̯ǝ (Gelinden, ... ), rɛi̯.ǝ (Mopertingen, ... ), rɛi̯ǝ (Borgloon, ... ), v?rke (varken)  rije (Jeuk), WBD/WLD algemeen  ri-je (As), fietsen:   reije (Maastricht), rieen (Ophoven), rieje (Herten (bij Roermond)), riejə (Kapel-in-t-Zand), ps. omgespeld volgens RND!  rijə (Meeuwen), geslachtsgemeenschap hebben:   aan het rijden zieən (Sint-Huibrechts-Lille), gereen (Eksel), reije (Zolder), rij-je (Beverlo), rij.ë (Zonhoven), rijjen (Eksel), rèèn (Sint-Truiden), Gelijk de konijnen.  rajjë (Tongeren), rijden  rèèn (Hasselt), Schertsend.  reijə (Loksbergen), hoepelen: /  reëje (Neerharen), hooi binnenhalen:   ręi̯ǝ (Maastricht), inkopen doen voor sinterklaas:   rieje (Sittard), ketsen, molenkar varen:   rejǝ (Weert), rījǝ (Maastricht), kruien:   ręi̯n (Beringen), ręi̯ǝn (Koersel), met de kar rijden, iets vervoeren:   rii̯ǝ (Lanklaar), rē̜i̯ǝ (Rummen), rē̜n (Zonhoven), rīǝn (Rumpen), met paard en kar rijden:   rii̯ǝ (Eupen, ... ), rēǝ (Gingelom), rē̜ǝ (Hopmaal, ... ), rē̜ǝn (Oostham), rīǝ (Moelingen), met paard en koets rijden, paardrijden:   rai̯.ǝ (Bilzen, ... ), rai̯ǝ (Meldert, ... ), rii̯ǝ (Arcen, ... ), riǝ (Aubel, ... ), rāi̯ǝ (Munsterbilzen, ... ), rāǝ (Beringen), rē̜.n (Helchteren), rē̜.ǝ (Diepenbeek, ... ), rē̜i̯ǝ (Gors-Opleeuw, ... ), rē̜n (Hasselt, ... ), rē̜ǝ (Aalst, ... ), rē̜ǝn (Heppen, ... ), ręi̯.ǝ (Boorsem, ... ), ręi̯ǝ (Genk, ... ), ręi̯ǝ.n (Achel, ... ), rī.i̯ǝ (Grote-Brogel), rī.i̯ǝn (Kaulille), rī.n (Overpelt), rī.ǝ (Beek, ... ), rī.ǝn (Elen, ... ), rīi̯ǝ (Gulpen, ... ), rīǝ (As, ... ), rɛi̯ǝ (Zutendaal), rɛ̄ (Rijkhoven), rijden:   ra:jə (Meldert), raaie (Bilzen, ... ), raaien (Bilzen), raaije (Borgloon), raaië (Millen), rae.jə (Leopoldsburg), rai:ja (Tongeren), raien (Meldert), raijə (Berg, ... ), raiə (Borgloon, ... ), raje (Tongeren), rajə (Borgloon, ... ), raïen (Paal, ... ), rāen (Beringen), rāēën (Diepenbeek), rāijə (Lummen, ... ), rāiə (Bilzen), re`ə (Mechelen-aan-de-Maas), ree (Mettekoven), reeie (Nieuwerkerken), reeje (Venray), reeën (Rekem), rei-je (Heers), reide (Bevingen), reien (Herten), reije (Maastricht), reijə (Bree, ... ), rein (Hasselt, ... ), reië (Heppen), reiən (Koersel), rejen (Vroenhoven), rejə (Eisden, ... ), reïe (Koninksem), rēīden (Helchteren), rēīën (Tessenderlo), rēje (Stevoort), rējə (Zonhoven), rēn (Hasselt, ... ), rēə (Ophoven), rēəe (Ulbeek), rēͅ.jə (Herk-de-Stad), rēͅn (Sint-Truiden, ... ), rēͅə (Herk-de-Stad, ... ), rēͅən (Diepenbeek, ... ), rĕije (Vroenhoven), rĕijen (Lommel), rĕjə (Opoeteren), reͅijə (Koersel), reͅiə (Beverlo, ... ), reͅjə (Heers, ... ), reͅjən (Eksel, ... ), ri-en (Rekem), ri-je (As, ... ), ri-jen (Maaseik), ri-jə (Gennep), ri.i.ə (Montzen), ri.jə (Maaseik), rie-en (As, ... ), rie-jə (Grathem, ... ), rieden (Bree), rieēn (Sint-Huibrechts-Lille), rieien (Bocholt), rieje (Blerick, ... ), riejen (As, ... ), riejə (Heel, ... ), rieë (Geleen, ... ), rieë(n) (Velden), rieën (Kaulille, ... ), rie⁄jen (Born), riiën (Rotem), rij (id.) (Wilderen), rij-e (Genk), rij-en (Lommel), rij-je (Vroenhoven), rij-jen (Ulbeek), rij-jə (Maastricht), rij` (Herk-de-Stad), rijden (Gingelom, ... ), rije (Gelieren/Bret, ... ), rijen (Beverst, ... ), rijĕ (Zichen-Zussen-Bolder), rijĕn (Diepenbeek), rijie (Genk), rijje (Eisden, ... ), rijjen (Eksel, ... ), rijjə (Lanaken, ... ), rijn (Mielen-boven-Aalst, ... ), rijë (Herk-de-Stad, ... ), rijën (Kuringen, ... ), rijə (Beverlo, ... ), rijən (Peer, ... ), riä (Kelmis), rië (Eupen, ... ), riëe (Schimmert), riëen (Neerpelt), riëje (Sittard), riën (Neerpelt), riə (Welkenraedt), rīējə (Reuver, ... ), rījen (Hamont), rījə (Eynatten), rījɛ (Kanne), rīə (Molenbeersel, ... ), rīən (Opglabbeek), ri̯.jə (Raeren), ryien (Hoepertingen), rââiə (s-Herenelderen), rä:jən (Hamont), rä:ə (Kortessem, ... ), räaie (Martenslinde), rèen (Sint-Truiden), rèeën (Opoeteren), rèijə (Maastricht), rèje (Berbroek, ... ), rèə (Halen, ... ), réjə (Meijel), rééjə (Loksbergen, ... ), réə (Schulen), rêə (Mielen-boven-Aalst), rîêën (Henri-Chapelle), rɛiə (Beringen), rɛjə (Gelinden), (= modern).  rìje (Venray), (met een auto).  rieje (Reuver), Heel weinig; meest: jaoge.  rāījə (Berg), Men gebruikt rijen en jogen onder elkaar.  rijen (Hoeselt), Met den trein.  rēͅə (Kortessem), Met fiets: joawege;  reije (Beverst), Opg.: "t zelfde".  rijden (Melveren), slenteren:   rèje (Ittervoort), varen: [allicht geantwoord o.i.v. "varen met de auto"?, RK]  rējə (Waasmont, ... ) I-10, I-11, I-12, I-13, I-3, I-4, I-9, II-3, III-1-2, III-2-2, III-3-1, III-3-2, III-4-2