e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
ruif hekwerk van stalpalen:   ruf (Helden, ... ), huidschilfers: WNT: ruif (III), Het ruiven of ruien, de rui, het op regelmatige tijden verliezen van zijn veren of haren...  roef (Valkenburg), latwerk:   rø̄f (Eygelshoven), paarderuif:   rif (Brustem), riǝf (Dilsen), ruf (Alken, ... ), rui̯f (Neerpelt), ryf (Blitterswijck, ... ), rȳf (Steyl), rȳǝf (Horst, ... ), røf (Guigoven), røi̯f (Kortessem), rø̄f (Amby, ... ), rø̜̄f (Beringen), rø̜̄i̯f (Diepenbeek), rø̜i̯f (Alken, ... ), rø̜i̯ǝf (Wintershoven), rø̜u̯f (Spalbeek), rāi̯f (Tongeren), rēi̯f (Bree), rē̜ ̞i̯f (Bree, ... ), rōf (Heerlen), rūf (Venray), rɛi̯f (Gruitrode, ... ), r˙uf (Roermond), rij, wiers:   ruif (Geleen), ruif voor de koeien:   rø̄f (Bocholtz), rø̜̄f (Beringen), rø̜̄u̯f (Eisden), rø̜u̯f (Neerpelt), schaapsruif:   rȳf (Milsbeek, ... ), rø̄f (Bocholtz, ... ), rø̜i̯f (Gennep, ... ), ręi̯f (Eisden), schurft:   roef (Helden/Everlo), rōēf (Panningen), rôəf (Sevenum) I-13, I-3, I-6, III-1-2
ruifel paarderuif:   rɛi̯fǝl (Kaulille) I-6
ruifje ruif voor de koeien:   rø̜u̯fkǝ (Hechtel) I-6
ruiftijd ruitijd:   raaftijd (Jeuk, ... ), ruifteed (Vlijtingen), ruifti-jd (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ruiftèè.t (Zolder) III-3-2
ruig ruig, gezegd van touw:   rø̄x (Loksbergen), ruw:   ich krijg ruige haan (Sint-Truiden), ruw, hard:   da es eine rage keijal (Attenhoven), da eͅs eͅnən raəgə kədē (Neerhespen), ruige (Halen), ruw, ruig:   rueeg (Blerick), ruug (Gulpen, ... ), rø͂ͅg (Griendtsveen), schurft:   ruig (Jeuk, ... ), ruiəch (Gutshoven), ruug (Belfeld), rūūg (Grubbenvorst), rəəg (Loksbergen), t reug (Brustem) III-3-1, II-7, III-1-2, III-3-1, III-4-4
ruig (bn.) brassen:   ruig (Maasbree)
ruig mest ruige mest:   rǫu̯x mei̯ǝs (Zepperen) I-1
ruige stem grove stem:   ie[ə}n ruige stəm (Nieuwerkerken) III-3-1
ruige, een ~ bullebak:   raagə (Loksbergen), sterke / ruwe kerel:   ruige (Halen), welbespraakt brutaal persoon: [vgl. zware]  rəəgə (Loksbergen) III-3-1
ruigter braakland:   rōxtǝr (Boorsem) I-8