24907 |
woensdagx |
goensdag:
gaonsdig (Q020p Sittard),
gauwnsdig (Q020p Sittard),
goansdig (Q020p Sittard),
goonsdig (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
gou:nzdich (Q020p Sittard),
gounsdich (Q020p Sittard),
gounsdig (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
Gounsdig (Q020p Sittard),
woensdag:
woensdag (Q020p Sittard)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
met de baan eweg moeten:
dae mòt mit de baan è weg (Q020p Sittard),
woestig lopen:
wuistig loupe (Q020p Sittard)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21131 |
woest, wild rijden |
rossen:
Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.
rosse (Q020p Sittard)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30198 |
wolfseinde |
noordkop:
nōrtkǫp (Q020p Sittard
[(meervoud: nōrtkø̜p)]
)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
dobbel gebit:
dǫbǝl gǝbēt (Q020p Sittard),
trens:
trē̜ns (Q020p Sittard)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25210 |
wolkenbank |
bank:
bank (Q020p Sittard),
bānk (Q020p Sittard),
windstreep:
wénjtsjtraep (Q020p Sittard)
|
lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] || windstreep (streepvormige wolk in de windrichting)
III-4-4
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
koets:
koetsj (Q020p Sittard),
muts:
mutsj (Q020p Sittard),
mötsj (Q020p Sittard)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] || wollen muts
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
die wonj geit ettere (Q020p Sittard)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
23337 |
wonder |
wonder:
wùnjer (Q020p Sittard)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
hōēse (Q020p Sittard),
huizeren:
hoezeiere (Q020p Sittard),
nesten:
niste (Q020p Sittard),
wonen:
wone (Q020p Sittard),
woonə (Q020p Sittard)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|