e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenboog arm: ɛrǝm (Ittervoort, ... ), armen: ɛ.rǝm (Kanne, ... ), ɛrǝm (Alken, ... ), beugel: bȳ.gǝl (Maaseik, ... ), bø̄.gǝl (Ittervoort, ... ), bø̄gǝl (Kaulille, ... ), bø̜̄gǝl (Mechelen), beugels: bø̄gǝls (Lummen, ... ), bēgǝls (Kermt), bogen: bø̄ǝx (Berlingen), bōgǝ (Kuringen), boog: bǭ.x (Lanaken), boogijzers: bǭǝxęǝzǝrs (Berlingen), grijpers: gręǝpǝrs (Diepenbeek), hengels: hɛŋǝls (Sint-Lambrechts-Herk), ijzer: izǝr (As, ... ), ijzeren armen: ęjzǝrǝ ármǝ (Lauw), ęjzǝrǝ ɛ.rǝm (Lauw, ... ), ęǝzǝrǝ ɛrǝm (Groot-Gelmen), ijzers: ęǝzǝrs (Hoeselt, ... ), ę̄zǝrs (Sint-Truiden), kraanbeugels: krānbø̄gǝls (Meijel), kram(p)ijzer: kramp˱ęjzǝr (Paal), kromijzer: kromijzer (Lummen), staaf: stā.f (Opitter), steenbeugel: stiǝnbø̄gǝl (Leunen), stęjnbø̄gǝl (Weert), štęjnbø̄gǝl (Herten), steenijzer: stęj.nizǝr (Aldeneik), steenklem: štēnklɛm (Eijsden), steunbeugels: steunbeugels (Beegden, ... ), tang: tang (Sittard), ziggen: zegǝ (Haren) De uit twee gebogen ijzeren armen bestaande steenboog aan de kraanarm van de steenkraan, waarmee de molensteen gegrepen wordt. Aan het uiteinde van elke arm bevinden zich de steenogen die met behulp van pinnen in de kraangaten van de molensteen bevestigd kunnen worden. Zie ook afb. 86. [N O, 20d; Vds 204; Jan 182; Coe 165; Grof 198] II-3
steenbord keerlat: kiǝrlat (Meijel  [(van ijzer)]  ), slek: slɛk (Molenbeersel  [(van ijzer)]  ), steenbord: stęjnbort (Weert) De stevige plank, in het voorkeuvelens van de Hollandse molen bevestigd, die de halssteen tegen inregenen beschermt. [N O, 54h] II-3
steenbroed steenbroed: steenbroed (Opglabbeek), stēnbruǝ.t (Diepenbeek), stī.nbroǝt (Hasselt), stɛjnbro.t (Dilsen), štēbrōt (Noorbeek, ... ), štęjnbrut (Herkenbosch), štęjnbrōt (Beek, ... ) Schimmelziekte. Evenals bij kalkbroed tasten schimmels in hoofdzaak het darrenbroed aan. In tegenstelling tot kalkbroed gaan de larven bij steenbroed meestal dood wanneer de cel nog open is. Oorzaak zijn gewoonlijk beschimmelde stuifmeelraten. [N 63, 27] II-6
steenbus blok: blǫk (Hoeselt), buis: bø̜.js (Tongeren), bø̜js (Diepenbeek), bus: bes (Bilzen, ... ), bus (Ottersum, ... ), by.s (Rutten), bys (Alt-Hoeselt, ... ), bøs (Alken, ... ), bø̜s (Aldeneik, ... ), dom: dǫm (Lauw), hals: hals (Diepenbeek, ... ), houten kussen: ǭtǝ kø̜sǝ (Sint-Truiden), houteren spilgat: hǭtǝrǝ spilgāt (Kaulille), koning van de steen: kǭneŋ van dǝ stēǝn (Hoeselt), kroon: krun (Stevoort), pot: pǫt (Ittervoort, ... ), smeerbus: smīǝ.rbø̜s (Neeroeteren), spanner: spanǝr (Sluizen), steenbos: štęjnbo.s (Herten), steenbus: steenbus (Beegden, ... ), stijnbøs (Horst, ... ), stęjnbø̜s (Ell), stęǝnbøs (Leunen), vast stuk: va.s stø̜k (Gutschoven, ... ), vetpot: vętpǫt (Opglabbeek) De van hout of metaal vervaardigde bus in het midden van de ligger waarin de hals van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) draait. In de zeskantige bussen bevinden zich drie houten of metalen noten die met spieën bijgespied kunnen worden. Bovendien hebben zij drie vetgaten die met stukken zak en vet worden volgestopt teneinde de hals te smeren. Zie ook afb. 78. De bus was in l 362 vervaardigd uit hout van appelbomen. [N O, 16e; Vds 119; Jan 129; Coe 105; Grof 125; A 42A, 23; N O, 16c; N D, 20] II-3
steenbus van de handmolen bos: bǫš (Mechelen), buis: buis (Roosteren), bus: bys (Beverst, ... ), bøs (Achel, ... ), bø̜s (Baarlo, ... ), bø̜š (Maasmechelen), notenpot: nø̄tǝpǫt (Klimmen), steenbus: steenbus (Milsbeek, ... ), stęjnbøs (Grathem), stęjnbø̜s (Haler) Het houten of metalen blok in het gat van de liggende steen van de handmolen waar de spil of de zwengel doorheen gaat. [N D, 20] II-3
steenbusgat bosgat: bo.s˲gāt (Herten), boslok: bǫslǭǝk (Mechelen), busgat: busgat (Susteren), bøs˲gat (Leunen), bøs˲gāt (Maxet), bøs˲gǭt (Lummen), bø̜s˲gat (Thorn), bø̜s˲gāt (Einighausen, ... ), kropgat: krǫp˲gāt (Neeritter, ... ), lok in de ligger: lǭk en dǝ leqǝr (Sittard) Het gat in de ligger waarin de steenbus wordt bevestigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenbusɛ.' [N O, 18p] II-3
steendaling bouveau plantant: buvō plãtã (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), bǝvō plantǫ̃ (Zie mijnen  [(Beringen / Houthalen / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), dalende querslag: dālǝndǝ kwēršlāx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Beringen, Houthalen, Waterschei, Eisden]), dalende steengang: dālǝndǝ stēngaŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), plantant: plantǫ̃ (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zolder, Zwartberg, Winterslag] [Winterslag, Waterschei]) Dalende gang in het gesteente, aangelegd om steenkoollagen onder het niveau van een verdieping te ontsluiten. [monogr.; N 95, 517; Vwo 182; Vwo 273] II-5
steendam dam: dam (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), gevulde stape: gǝvęldǝ stap (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), packs: pęks (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), pɛks (Stein  [(Maurits)]  , ... [Domaniale]  [Maurits]), steenbok: štēbǫk (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Zwartberg, Waterschei]), steendam: steendam (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma, Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), stejndam (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]), stęndam (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štē.d˙am (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), štēdam (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Julia]  [Domaniale]), štęjndam (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]), steenmuur: steenmuur (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Willem-Sophia]), štēmuǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), štēmūr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), steenpacks: štēpɛks (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Wilhelmina]  [Maurits]), steenrib: štērep (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]) Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586] II-5
steendienst steenpost: steenpost (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Laura, Julia]  [Winterslag, Waterschei]) In de Belgische mijnen die dienst die zich bezighoudt met werkzaamheden in het gesteente. [N 95, 794] II-5
steengaas ribbenstrek: rebǝštrɛk (Bleijerheide, ... ), steengaas: štējǭǝs (Kerkrade) Bouwmateriaal dat bestaat uit een rasterwerk van ijzergaas waarbij op de knooppunten kleine kruisvormige lichamen van klei vastgebakken zijn. Steengaas wordt gebruikt voor het vasthouden van pleisterlagen voor plafonds, gewelven, etc. Zie ook afb. 89. 'Ribbenstrek' is volgens Lochtman (pag. 32) een draadweefsel dat het pleisterwerk van een plafond tot steun dient. [monogr.] II-9