e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenreep dik touw: dik touw (Weert), dikke koord: dekǝ kōt (Vliermaalroot), dekǝ kōǝt (Berbroek, ... ), grote koord: grutǝ kōt (Diepenbeek, ... ), koord: kǭ.rt (Kessenich, ... ), lichttouw: lichttouw (Weert), reep: rīǝp (Thorn), steenreep: stęj.nrīǝ.p (Bree), stīnrēp (Paal), stīnrīp (Lummen), steentouw: stęjntǫw (Weert), štęjntǫw (Herten), touw: touw (Thorn), tø̜jw (Neeroeteren), windkoord: węnkōt (Lummen), zeel: zil (Kuringen), ziǝl (Lummen), zēl (Diepenbeek), zęjl (Kessenich, ... ) Het touw dat men gebruikt om er molenstenen mee op te tillen en/of het touw waarmee de bovenste steen gesteld wordt. Het touw wordt gebruikt wanneer men niet de beschikking heeft over een steenkraan. Zie ook afb. 87. Men gaat als volgt te werk. Met een hefboom wordt de loper een klein stukje opgelicht. Dan schuift men een spie tussen de loper en de ligger. Een dik touw, de steenreep, wordt eerst door een lus gestoken en vervolgens tussen de twee stenen door het kropgat omhoog. Aan het uiteinde van het kropgat bevindt zich eveneens een lus. Door beide lussen wordt een stok gestoken. De steenreep, die met het andere uiteinde aan de as van een rad is bevestigd, wordt dan omhooggedraaid. Op de omtrek van dit grote rad zijn pinnen bevestigd. Het rad bevindt zich ergens bovenaan in de molen en de molenaar draait het met handen en voeten op door middel van de pinnen. Daartoe zit hij in een stoel. Deze methode waarbij met een rad wordt gewerkt, wordt mogelijkerwijs alleen in watermolens gebruikt. Volgens Ronse wordt het uiteinde van de steenreep om de molenas gedraaid waarna iemand van buitenaf het wiekenkruis rondsteekt waardoor de steen wordt opgetild. Vraag N o, 20e luidde: ø̄Touw dat om de molenas geslagen wordt en waarmee men ook de stenen kan optillenø̄. Vraag N o, 20i luidde: ø̄Touw waarmee de bovenste steen gesteld wordtø̄. Aangezien veel opgaven identiek waren, is het materiaal uit beide vragen tot één lemma versmolten. [N O, 20e; N O, 20i; Vds 201; Jan 188] II-3
steenriffel bank: bank (Stein  [(Maurits)]   [Domaniale]), baŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), grijze: jrīzǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), grès: grē (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), hayerij: hajǝręj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), hajǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen]), intercalatie: entǝrkalāsi (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), leemsteen: lęjmstęjn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), leisteen: lęjštē (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lęjštēn (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  ), lęjštęjn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lits: etš (Valkenburg [Eisden]), middel: medǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), schiefer: sxifǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), šifǝr (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), schiefersteen: sxīfǝrstēn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), schiststeen: šeststęjn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), steen: steen (Zie mijnen  [(Zwartberg / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), steenbank: stęjnbaŋk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēbaŋk (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), steenlaag: stinluǫx (Zolder  [(Zolder)]   [Maurits]), stęjnlǭx (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Eisden]  [Maurits]), stęnlǭx (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Zwartberg]), stīnlǭax (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Zolder]), štē.l ̇ǫax (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Winterslag, Waterschei]), štēl ̇ōǝx (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Willem-Sophia]), štēlǫǝx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Julia]), štēlǭx (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma]), štēnloax (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Maurits]), štęjlōx (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štęjlǭx (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), štęjnloax (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I]  [Maurits]), steenmiddel: stēnmedǝl (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]), steenpak: stēnpak (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), steenrand: štēraŋk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Waterschei]), triaslaag: triašlāx (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), tussensteen: tussensteen (Zie mijnen  [(Waterschei)]  [Zwartberg, Eisden]), zandbank: zankbaŋk (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), zandige leisteen: zandige leisteen (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), zandriffel: zaŋkrefǝl (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), zandsteen: zandsteen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), zanjtjštē (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]), zanjtjštęjn (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), zankštē (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Domaniale]  [Julia]), zantjstęjn (Thorn  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), zantstēn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zantstęjn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), zantštēn (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), zantštęjn (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Eisden]) Dunne afzetting van lei, zandsteen of mergel in de steenkoollaag zelf, dus een onvruchtbare tussenlaag. Het woordtype "grijze" werd door de invuller uit Q 121 gebruikt voor zeer harde, grijze zandsteen. De opgave "lits" (Q 101) is van toepassing op leisteen tussen de steenkoollagen. [N 95, 179; N 95, 529; monogr.; Vwo 345; Vwo 364; Vwo 399; Vwo 686; Vwo 739; Vwo 741; Vwo 869] II-5
steenschip aak: ǭk (Milsbeek), schip: šēp (Nunhem) Schip waarmee het produkt van de fabriek naar de afnemer werd getransporteerd. [monogr.] II-8
steenschop stapeschup: stapsxøp (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Domaniale]  [Eisden]), steenschup: stiǝnsxøp (Hamont  [(Eisden)]   [Domaniale]), štē.šø.p (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]), štēnšøp (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]), štēšyp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), štēšøp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), štēšø̜p (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), štęjnšø̜p (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Eisden]  [Maurits]) Schop, bestaande uit een vrij lange, licht gebogen steel en een kleiner blad dan dat van de kolenschop. Dit type schop heeft een kleiner blad omdat er zwaar materiaal mee moet worden geschept. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Kolenschop. [N 95, 751; N 95, 752] II-5
steenschroef schroef: schroef (Mechelen), skruf (Groot-Gelmen), strū.f (Lauw, ... ), sxruf (Alken, ... ), šru.v (Maaseik), šruf (Beverst, ... ), šry.f (As, ... ), šry.v (Opoeteren), šrū.f (Maaseik, ... ), šrű.v (Neeroeteren), šrǫwf (Kanne, ... ), schroefijzer: šruf˱ajdǝr (Sluizen), vijs: vęjs (Haren), worm: wø̜rm (Berlingen, ... ) Verticale draadspindel die in een gat in de kraanarm zit en van boven aangedraaid kan worden met een moer. Aan de onderzijde van de schroef hangen twee gebogen ijzers of beugels die aan het uiteinde een ringvormig oog hebben. Zie ook afb. 86. [Vds 202; Jan 180; Coe 163; Grof 196; N O, 20h] II-3
steense muur (een) steense: stjē̜nsǝ (Lommel), stęjnsǝ (Meeuwen), štęjnsǝ (Herten), ǝn šte ̞nsǝ (Helden, ... ), duimsmuur: domsmūr (Oud-Caberg), een alijke brik: nǝn hǭlǝkǝ brek (Bilzen), een alijke steen: nǝn ālǝkǝ stīn (Houthalen), hele-steense muur: hēlǝ-stɛns mȳr (Ottersum), hele-steensmuur: hījǝlǝ-stījǝnsmȳr (Tessenderlo), muur van een alijke brik: mūr van nǝn hǭlǝkǝ brek (Bilzen), muur van een brik: mūr van nǝn brek (Mopertingen), steens: stęjns (Haler, ... ), stɛns (Venray), štēns (Hoensbroek), štęjns (Houthem, ... ), steense muur: stijǝnsǝ [muur] (Tessenderlo), stē̜nsǝ [muur] (Lozen), stęjnsǝ [muur] (Heythuysen, ... ), stɛnsǝ [muur] (Blitterswijck, ... ), štēns [muur] (Heerlen), štęjns [muur] (Ell, ... ), štęjnsǝ [muur] (Sittard, ... ), štęnsǝ [muur] (Panningen), steensmuur: stęjns[muur] (Gronsveld, ... ), stīǝns[muur] (Sint-Truiden), štēns[muur] (Noorbeek, ... ), stenese muur: šte ̞ŋs mūr (Heerlen), šteŋs mūǝr (Eys), štęŋs m ̇ūr (Bleijerheide, ... ), éénsteense muur: ēnštēns mōr (Jabeek), ēštēs mōr (Waubach), ęjnstęjns mōr (Venlo), ęjnštęjns mōr (Sittard), éénsteensmuur: ęjnstęjns[muur] (Maastricht), éénstenese muur: ēnšteŋs mu.r (Heerlen) Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van één metselsteen. Zie ook afb. 38, 39, 40. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37b; monogr.] II-9
steensoort die bij het bouwen van de oven is gebruikt baksteen: baksteen (Tungelroy), bakstęjn (Ulestraten), bakstīn (Hasselt, ... ), bakštęjn (Gronsveld), bakštęǝn (Voerendaal), %%meervoud%%  bǫkstē̜jǝnǝn (Lommel), baksteen en leem: baksteen en leem (Zepperen), brikken: brekǝ (Amstenrade, ... ), brikken (Gronsveld), brikǝ (Oost-Maarland), brikken en leem: brekǝ ɛn lēm (Genk), brikkenstenen: brikkenstenen (Heerlen), chamotte: chamotte (Sittard), šamǫt (Obbicht), šǝmǫt (Herten), chamottesteen: šamǫtštē̜n (Noorbeek), fractairstenen: frakɛrstēn (Mal), gebakken brikken: gǝbakǝ brekǝ (Bocholt), gewone metselstenen: gewone metselstenen (Oirsbeek), gewone veldovensteen: gǝwūǝnǝ vęltjōvǝštęjn (Helden), grote muurstenen: grōtǝ mōrstęjn (Heythuysen), karelen: krīlǝ (Melveren), kraaiestenen: kręjǝšteŋ (Gulpen), königswintersteen: kø̄jnengswentǝrstējn (Ottersum), kōneŋswentǝrstē̜n (Koningsbosch), leem: lęjǝm (Beverst), leemplavuizen: lęjmplǝvȳzǝ (Venlo), mergelsteen: mɛrgǝlstɛjn (Panningen), metselstenen: mɛtsǝlštęjn (Tegelen), muursteen: mōrstęjn (Hout-Blerick), pijpaarde: pijpaarde (Meijel), plavuizen: plavø̜̄jzǝ (Maastricht), refractairstenen: rǝfraktęjrstin (Sint-Truiden), steen van pijpaarde: steen van pijpaarde (Neeritter), veldbrand: veldbrand (Brunssum, ... ), vē̜ldbrānt (Rekem), veldbrandbrikken: veldbrandbrikken (Rumpen), veldbrandsteen: vɛltbrantštęjn (Nuth), veldbrikken: vęltbrīkǝ (Munsterbilzen), vɛltbrekǝ (Noorbeek), veldsteen: veldsteen (Neeritter), vɛltjštęj.n (Melick), vuursteen: vȳrsti-jǝn (Kwaadmechelen), vȳrstin (Koersel), vȳrštēn (Reuver), %%meervoud%%  vȳǝrstē̜jǝnǝn (Lommel), vuursteen en leem: vø̄rstęjn ɛn lęjm (Weert), vuurvast: vø̄rvast (Tegelen), vuurvaste brikken: vyrvastǝ brekǝ (Rothem), vȳrvastǝ brekǝ (Maastricht), vȳrvaštǝ brikǝ (Kaalheide), vuurvaste steen: vyrvastǝ štēj.n (Wittem), vyrvāstǝ stiǝn (Meijel), vȳrvastǝ stfn (Bevingen, ... ), vȳrvastǝ stęjn (Maasbracht, ... ), vȳrvastǝ štēn (Jabeek), vȳrvastǝ štęjn (Geleen, ... ), vȳrvaštǝ štęjn (Eijsden), vȳǝrvastǝ štēǝn (Schinveld), vø̄vastǝ stęjn (Blerick), vø̜̄rvastǝ stiǝn (Arcen), vīrvāstǝ stīn (Munsterbilzen), %%meervoud%%  vuurvaste stenen (Belfeld, ... ), vuurvaste tegels: vø̄rvastǝ tēgǝls (Tegelen), zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝš (Jabeek), zonnebakkersleem: zonǝbɛkǝrslęjm (Tungelroy) Uit de opgaven blijkt dat niet steeds dezelfde steensoort wordt gebruikt bij het bouwen van de ovn. Ook wordt voor de binnenkant wel een andere steen gebruikt dan voor de buitenkant. Zo merkt de respondent van Q 113 op dat brikkenstenen voor de buitenkant en steensoort uit königswinter voor de binnen-kant benut worden. De woordtypen "leem", "zonnebakkersleem", pijpaarde", "chamotte" duiden op de grondstof en niet op de steensoort. Volgens de respondent van L 270 vormen vuurvaste tegels de vloer. In ditzelfde vlak moet men de woordtypen "plavuizen" en "leemplavuizen" interpreteren. Voor een uitgebreidere technische beschrijving van de ovenbouw zie men o.a. J. Weyns, Bakhuis en broodbakken in Vlaanderen, blz. 22 e.v. [N 29, 1c; monogr.] II-1
steenspie blokken: blø̜k (Mechelen), bouten: bōtǝn (Paal), drietippen: dritepǝ (Opitter), kijlen: kilǝ (Eijsden, ... ), kylǝ (Herten), rollen: rolǝ (Kaulille), steekhouten: stęǝkhōtǝ (Lummen), steenblokken: stęjnblø̜k (Thorn), steenbouten: stęjnbǫwtǝ (Neeritter, ... ), steenspijen: stęjnspęjǝ (Weert), steenwiggen: stęjnwegǝ (Weert) De wiggen die men bij het ophijsen door middel van de steenreep tussen de molenstenen schuift. Zie ook afb. 87 en de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [N O, 20f; Jan 187] II-3
steensponning steenspond: ǝt štēšpoŋk (Bleijerheide), steensponning: stēnsponeŋ (Ottersum), stęjnsponeŋ (Stein), stęjnspǫneŋ (Geulle), štęjnšponeŋ (Sint Odilienberg), štęjnšpǫneŋ (Posterholt) Haaks of schuin uitgevoerde sponning aan buitendeurkozijnen die op de stenen aansluit. De steensponning bevordert het vaststaan van het kozijn in het metselwerk. [N 55, 16] II-9
steenstof stub: štøp (Kelmis) [monogr.] II-4