e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steun schoor: sǭr (Peij), stijp: stip (Laak), štip (Montzen, ... ), štiǝp (Peij), stijpbalk: štipbalk (Sint-Pieters-Voeren), streef: štrɛ̄f (Schinnen) Het houten balkje dat de grote balk steunt. [N 57A, 4.5; N 57, 9 add.] II-2
steunbalk naaldje: nø̜̄ltjǝ (Molenbeersel), steunbalk: stø̄nbalǝk (Kaulille, ... ) De evenwijdig aan de voeghouten lopende balk die de windpeluw steunt. Zie ook afb. 26. [N O, 28d] II-3
steunbalk van de ijzerbalk stormbalk: stormbalk (Neeritter, ... ), stø̜̄rmbalk (Lummen), štorǝmbalǝk (Herten) Een op de daklijsten bevestigde balk, waartegen de ijzerbalk met een schoor steunt. [N O, 29g] II-3
steunhout van het hoogsel grab van de hoogsels: (mv)  grabǝ van ǝ hȳxsǝls (Diepenbeek), grabstokje: grapstɛk (Godschei), krapstɛkskǝ (Munsterbilzen), klammetje: klɛmkǝ (Opglabbeek), kleine grab: klēn grap (Bilzen), kramstek: kramstɛk (Genk, ... ), kramstekje: kramstɛkskǝ (Houthalen, ... ), lat: lat (Beverst), scheitje: šęjkǝ (Niel-bij-As) Om de laadruimte van de karbak te vergroten, kunnen er losse hoogsels op de zijwanden geplaatst worden. Aan de zijkanten van de hoogsels zijn daartoe houten balkjes bevestigd die in op de zijwand bevestigde, metalen krammen gestoken kunnen worden. Zie ook afb. 199 en het lemma ɛhoogselɛ in wld I.13, pag. 58.' [JG, 1a] II-12
steunhoutjes tussen steel en balk balkjes: bɛlǝkškǝs (Waubach), bindlat: bēnjlat (Maasmechelen), bindstekken: bęnjstɛkǝ (Maaseik), dwarslegger: dwɛslęgǝr (Halen), dwarsstekken: dwarsštękǝn (Neerbeek), gaffel: gafǝl (Geulle, ... ), gāfǝl (Diepenbeek), gritselvork: gretselvø̄rǝk (Wellen), gretselvęrǝk (Spalbeek), gritselvø̜̄rǝk (Opheers), kijlen: kilǝ (Milsbeek, ... ), latjes: lɛtjǝs (Waubach), reeksvork: rēǝks˲vø̜.rǝk (Sint-Martens-Voeren, ... ), rekevork: rē̜kǝvē̜rǝk (Gelieren Bret), rīǝkǝvorǝk (Puth), repen: rē̜pǝ (Rosmeer), schei: sxęi (Gelinden, ... ), schoren: šōrǝ (Eygelshoven, ... ), spanhoutjes: spanhø̜i̯tjǝs (Haelen), spanner: spanǝr (Bocholt, ... ), spanspieën: spanspei̯ǝ (Weert), spanstek: spanstɛk (Boekt Heikant, ... ), spijlen: špīlǝ (Helden, ... ), stekken: stɛkǝ (Borgloon), steun: stø̄n (Gennep, ... ), štø̄n (Baexem, ... ), steunarm: stø̜i̯nɛrǝm (Borgloon), steunbalken: stønbalǝkǝn (Holtum), steunhout: stønhǫu̯t (Gelinden, ... ), steunhoutjes: stø̄nhǭltjǝs (Velden), steunlat: stø̄nlat (Achel), steunspalk: štø̄nšpalǝk (Welten), steunstekken: stø̄nstękǝ (Kiewit), steunstukken: stø̄nstøkǝ (Baarlo), stijpjes: štipkǝs (Munstergeleen), stok: stǫk (Beringen), stotertje: stø̜i̯terkǝ (Sint-Truiden), streef: strē̜f (Bocholt, ... ), strever: strēver (Beringen, ... ), strevertje: strē̜vǝrkǝ (Rotem), trengel: trɛŋǝl (Lommel), verbinder: vǝrbenǝr (Paal), vergaffeling: vǝrgafǝleŋ (Lummen), versterking: vǝrstē̜rkeŋ (Maasmechelen), vork: vø̜rǝk (Mechelen, ... ), vē̜rǝk (Hasselt, ... ), vǫrǝk (Maasniel), warsbalkjes: wē̜ršbɛlǝkskǝs (Melick), warshoutjes: wē̜rshø̜ltšǝs (Noorbeek, ... ), zijstukken: zęi̯stø̜kǝ (Smeermaas) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunklos beertje: bē̜rkǝ (Herten), bouwklots: bǫwklǫts (Bleijerheide), console: kǫnsǫl (Houthalen, ... ), houten klos: hǫwtǝ klǫs (Rijckholt), klam: klám (Genk), klamp: klámp (Tessenderlo), klos: klos (Bree, ... ), klǫs (Beek, ... ), klots: klots (Helden, ... ), klø̜ts (Kerkrade), klǫts (Heerlen, ... ), rotterdamse klos: rǫtǝrdamsǝ klǫs (Ulestraten  [(van later datum)]  ), ruiter: ruiter (Herten), rustklos: rø̜̄sklǫs (Ottersum), rustpuntplaats: rø̜spøntplǭts (Oud-Caberg), steigerklos: [steiger]klǫs (Heerlen, ... ), steigerklots: [steiger]klots (Panningen), [steiger]klǫts (Tegelen), stellingklos: stęleŋklǫs (Neeritter), steun: stø̄n (Geulle), štø̄n (Beek), steunklos: stø̄nklǫs (Heythuysen, ... ), stø̜̄nklǫs (Lozen), štø̄nklǫs (Heerlen), štø̜̄nklǫs (Eys), steunstuk: stø̜jnstø̜k (Sint-Truiden) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
steunlijst belegstuk: bǝlęxstøk (Ottersum), dekbred: dęk˱brɛt (Bleijerheide), fries: fris (Sint Odilienberg), frīs (Posterholt), friesplank: frīsplaŋk (Posterholt), sluitplank: slǫwtplaŋk (Bilzen) Lijst die bevestigd is aan de onderzijde van de vensterbank van een vensterkozijn. Zie ook afb. 57f. [N 55, 44d] II-9
steunpaal voor opgeslagen hoogkar gaffel: gafǝl (Hoeselt, ... ), gǭfǝl (Panningen), hout: hǫu̯t (Baexem  [(had de vorm van een gaffel)]  ), hǭu̯t (Maasmechelen), karmik: karmek (Grobbendonk, ... ), karmik (Valkenburg), kęrmek (Lanklaar), kɛrmek (Swalmen, ... ), karpaal: karpǭl (Mechelen, ... ), kɛrpǭl (Grathem), karrenpaal: kɛrǝpǭl (Neeritter), karstek: kārstɛk (Bilzen), karsteun: kārštø̄n (Gronsveld), karstijp: kęrstep (Zolder), lange stelt: laŋ štɛltj (Geleen), mik: mek (Lommel), ondersteunder: ondǝrstøndǝr (Borgloon), paal: pǫǝl (Achel), pǭl (Maaseik, ... ), schamper: šɛmpǝr (Maasniel), schoor: šǫǝr (Bocholt), staak: štāk (Tegelen), staanderik: stęnǝrek (Ophoven), stelt: štɛlt (Schimmert), (mv)  stɛltǝn (Blerick), steun: støn (Zelem), steunboom: stø̄nbuu̯ǝm (Paal), steunpaal: stønpōl (Rotem), stø̄npǭl (America), steunstek: stø̄nstē̜k (Kermt), steunt: stø̄nt (Tungelroy), stijp: stip (Haelen, ... ), stēp (Val-Meer), stīp (Opglabbeek), stīǝp (Bocholt), štip (Klimmen, ... ), štīp (Boukoul, ... ), stijpvork: štipvorǝk (Herkenbosch), stut: štøt (Mechelen), stutboom: støt˱bom (Milsbeek, ... ), stutpaal: støtpǭl (Nunhem), vork: vørǝk (Borgloon, ... ), vęrǝk (Zonhoven), vōrk (Munstergeleen), vɛrǝk (Rosmeer) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
steunsels in de bovenhoeken van een poort consolen: konzǫlǝ (Vliermaal), kørsalǝ (Leopoldsburg), kōnsōlǝ (Borlo, ... ), kǝzø̜lǝ (Halen), kǫnzǫlǝ (Rothem, ... ), consoles: konzǫls (Maasmechelen, ... ), kǫnzøls (Lommel), (enk)  kõsǫl (Opheers), kǝnzǭl (Achel), kǫnsōl (Overpelt), kǫnzǫl (Paal, ... ), kǭnsǭl (Sint-Truiden), consoletjes: konzø̜̄lkǝs (Tegelen), scheerstiep: šērstīp (Stevensweert), schoren: sxǭrǝ (Ottersum), sparren: spārǝ (Rosmeer), sporen: spōrǝ (Halen), steun: stø̄n (Boekt Heikant), steunblokken: stønblokǝ (Zelem), steunzool: štø̄nzǭl (Bemelen) In de bovenhoeken van een poort zijn soms ook paaltjes aangebracht om het kozijn te steunen of alleen maar ter versiering. Deze paaltjes zijn lichter dan die in de benedenhoeken. Enkelvoudige opgaven benoemen een van de steunpaaltjes aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.b bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42g] I-6
stevig, gezegd van voedsel degelijk: degeljk (Gulpen, ... ), dèjgelik (As), duchtig: duchtig (Kapel-in-t-Zand, ... ), flink: flink (Montfort, ... ), goed: gaoe pot (Noorbeek, ... ), gezòn kòs (Kunrade), go.t št‧ēvex (Eys), goje (Tungelroy), good (As, ... ), goot (Geleen), gōi̯ kos (Maastricht), gŏĕj koost (Meijel), hel: hèl (Schimmert), krachtig: krachtrooien (Houthalen), het tweede woord van deze enquête (voed.....) niet leesbaar  krachtig (Hoensbroek), kraftig: kreftig (Wijlre), krèftich (Urmond), machtig: machtig (Weert), mechtig (Echt/Gebroek, ... ), meͅ.xtex (Eys), scherp: sjerrep (Maastricht), sjèrp (Meijel), sterk: sjtèrk (Guttecoven), sterk (As, ... ), stevig: schtevich (Amby), sjeevich (Beesel), sjteevich (Heerlen, ... ), sjteevig (Roermond), sjteevəch (Epen), sjtevig (Doenrade, ... ), sjtevige kos (Klimmen), sjtevigge (Vlodrop), sjtevigə kōs (Reuver), sjtévig (Doenrade), sjtévige kos (Sittard), steevig (Gennep, ... ), steevəch (Maastricht), stevig (Eys, ... ), stevige kos (Velden), stevige kost (Thorn), stevige kôs (Hoensbroek), stjeevige kost (Neer), stévig (Montfort), ’n stevige pot (Maastricht, ... ), stijf: shtief (Brunssum), sjtīēf (Susteren), stief (Ospel), straf: schtraf (Schimmert), sjtraf (Schinnen), straf (As, ... ), straffe kos (Hoeselt), straffe kost (Eksel), straffə kost (Diepenbeek), straffə kòst (Opglabbeek), stràf (Loksbergen, ... ), bijv. wijn  straf (Maastricht), stram: sjtràm (Heerlen, ... ), strang: sjtrange kos (Herten (bij Roermond)), vast: vas (Kerkrade, ... ), vast (Stein), vàs (Susteren), vullig: völlig (Maastricht, ... ), zwaar: zwaor (Maasbree), zwoar (Horst), zwoare koâst (Venray), zwoer (Maastricht), zwoorə (Loksbergen), zwōēr (Maastricht) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3