e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stellingzolder omloopzolder: ømlǫwpzø̜ldǝr (Weert) De zolder die toegang geeft tot de zwichtstelling. [N O, 57j] II-3
stelmechanismen aan de ploeg beugel: bø̄gǝl (Berg, ... ), bȳgǝl (Smeermaas, ... ), bouten: bǫu̯.tǝ (Hamont), diepteregelaar: diptǝrēgǝlīǝr (Opheers), diptǝrēgǝlǝr (Hamont), diepteregeling: diptǝrēgǝleŋ (Hamont), draaier: drɛ̄ ̝i̯ǝr (Kronenberg, ... ), drɛ̄i̯ǝr (Gennep, ... ), grindel: greŋǝl (Sittard), grindelschroef: greŋǝlšrūf (Tongeren), grindeltjes: gręŋǝlkǝs (Tongeren), handhaaf: hãntǝf (Margraten), handvat: hanjt˲vat (Maasniel), hantj˲vat (Tungelroy), hant˲vat (Maaseik), hant˲vǭ ̞t (Bokrijk), hānt˲vat (Kanne), hebel: hēbǝl (Doenrade), hendel: hɛndǝl (Brunssum, ... ), hooghaak: ho ̝ǝxhǭk (Haelen), klammer: klamǝr (Helden, ... ), klap: klap (Nieuwenhagen), klauw: klau̯ (Tongeren), klã (Gingelom), klǫu̯ (Nunhem), knabben: knabǝ (Margraten), kouterschroef: kōtǝršrū.f (Waubach), koutersleutel: kǫu̯tǝrslø̄ ̞tǝl (Achel), kram(p): kramp (Sint Pieter), kulterwegge: køltǝrwęk (Eupen, ... ), levier: lǝvi̯ē (Meeswijk), manote: manǫt (Gingelom), molen: myǝlǝ (Margraten, ... ), mø̄lǝ (Ottersum), oren: ōrǝ (Tongeren), pegeltje: pēlkǝ (Margraten  [(bij de rolploeg)]  ), ploegband: plōx˱bant (Opglabbeek), ploegmolen: plōxmy ̞ǝlǝ (Cadier), regelaar: reę̄gǝlǝr (Kronenberg), reę̄gǝlɛ̄ ̝r (Kanne), rēgǝlę̄r (Baarlo, ... ), rī.gǝlę̄r (As, ... ), rē.gǝlę̄ ̞ǝr (Zonhoven), rē.gǝlīǝr (Godschei, ... ), rē.gǝlɛ̄r (Beverst, ... ), rēgǝlēr (Bokrijk), rēgǝlɛ̄r (Lommel, ... ), rīǝgǝlę̄r (Neeroeteren), rɛi̯gǝlɛ̄r (Zutendaal), regelschroef: rēgǝlskruf (Opheers), regulateur: rēgylatø̜̄r (Gingelom), rēgǝlatø̄r (Tungelroy), rēgǝlǝtø̄r (Margraten), schakelaar: sxãʔǝlɛ̄r (Lommel), sxǭʔǝlęi̯ǝr (Kwaadmechelen), šǭ.kǝlɛ̄r (Diepenbeek), schroef: sxruf (Hamont), šrū.f (Schaesberg), šrūf (Tegelen, ... ), šrǫu̯f (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), schroefijzer: šrūf˱īzǝr (Maasmechelen), schuif: sxøę̄f (Leopoldsburg, ... ), šȳf (Meeswijk), sleutel: slø̄tǝl (Achel), snederegeling: snederegeling (Neeritter), spanschroef: spansxrǫu̯f (Hasselt), spietje: spikǝ (Milsbeek, ... ), spij: spę̄ (Hasselt), stangrichter: staŋrextǝr (Neerpelt), stelblok: stęlblǫk (Velden), stelhaak: šte ̞lhǭk (Brunssum), štɛ ̝lhoak (Bocholtz), stelhout: štęlbǫu̯t (Baexem), štęlhǫu̯t (Schimmert), stelijzer: stęlīzǝr (Hamont, ... ), steller: štɛlǝr (Rijckholt), stelschroef: stęlsxrūf (Oirlo), štęlšrūf (Baarlo, ... ), štɛ l̝šrūf (Margraten  [(bij de voetploeg)]  , ... ), štɛlšrūf (Margraten), stelstang: štelštaŋ (Oirsbeek), trekelregelaar: trīkǝlrēgǝlīǝr (Opheers), vastzetter: vast˲zętǝr (Kesseleik), veer: v ̇eę̄r (Simpelveld), vę̄ ̝ǝr (Zonhoven), vę̄r (As, ... ), vīǝr (Diepenbeek, ... ), verstek: vǝrštɛk (Maasniel), verstelijzer: vǝrstęlīzǝr (Hamont), vǝrštęlīzǝr (Swalmen), versteller: vǝrstęlǝr (Achel, ... ), verstelstang: vǝrštęlštaŋ (Tegelen), vijs: vę̄s (Kwaadmechelen), vleugel: vlø̄gǝl (Posterholt), vleugelschroef: vlø̄ ̞ǝgǝlšrou̯f (Lanklaar), zwengel: šwøŋǝl (Mechelen, ... ), zwengeltje: šwøŋǝlkǝ (Mechelen) Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.] I-1
stelpen van bloed afbinden: Van bloedende ledemaat.  aofbènne (Bilzen), compressen (<fr.): (niet zo goed leesbaar)  keempresse (Merkelbeek), doen stoppen: doon stoppe (Kinrooi, ... ), stelpen: als ge blooid moed da stelpen (Peer), bloed stulpen (Lanklaar), blood stölpe (Blerick, ... ), bloot stöllepe (Maastricht), blòòd stöllepe (Boorsem), schtelpen (Heerlerbaan/Kaumer), schtelpu (Brunssum), schtŭlpe (Schimmert), sjtelleppe (Geulle), sjtelpe (Beek, ... ), sjtelpə (Doenrade, ... ), sjtullepe (Gulpen), sjtulpen (Schinnen), sjtulpə (Heerlen, ... ), sjtèlləpə (Nieuwenhagen), sjtèlpe (Schimmert), sjtèlpə (Heel, ... ), sjtélpe (Gronsveld), sjtölpe (Herten (bij Roermond), ... ), sjtölpə (Reuver), steilpen (Ophoven), stellepe (Caberg, ... ), stellepen (Achel), stelpe (Echt/Gebroek, ... ), stelpen (Gruitrode, ... ), stelpə (Kelpen, ... ), stelépen (Eksel), steulpe (Hoeselt, ... ), stolepe (Loksbergen), stolpe (Venray), stolpen (Lommel, ... ), stolpeu (Genk), stuilpə (Montfort), stulpe (Blerick, ... ), stulpen (Born, ... ), stulpən (Urmond), stŭlpe (Ittervoort), stèlpen (Kesseleik), stélpe (Bilzen), stélpö (Stevensweert), stélpə (Maastricht, ... ), stêlpe (Tienray), stöllepe (Amby), stöllepen (Eksel), stölpe (Bree, ... ), stölpə (Grevenbicht/Papenhoven), stùlpe (Sevenum), stələpə (Loksbergen), šteͅ.ləpə (Eys), štø.ləpə (Ingber), stillen: sjtillə (Oirsbeek), sjtillə va blot (Simpelveld), ət blōt ṣtelə (Montzen), stollen: (doen) stolle (Bilzen), sjtolle (Geleen, ... ), stolle (Bree, ... ), stolle(n) (Maaseik), stollen (Achel, ... ), stollə (Meijel), stòlle (As), stòllë (Tongeren), stoppen: bloewd stoppe (Vliermaal), blood sjtoppe (Kunrade), doon stoppe (Kinrooi), het bluu stoppe (Vliermaal), sjtoppe (Geleen), sjtóppe (Swalmen), sjtóppə (Epen), stoppe (Hechtel, ... ), stoppen (Alken, ... ), stoppë (Hoeselt), stòppe (As), stremmen: stremme (Weert), stropen: ströëpe (Bocholt), tegenhouden: bloed teegenhaên (Eksel) Stelpen van bloed (struppen, stolpen, stoppen, stollen. [N 107 (2001)] || Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2
stelpin van de spaakzwei kijlplankje: kīlplɛŋkskǝ (Doenrade), maatje: mø̜̄tjǝ (Limbricht), speekradje: spęjkrētšǝ (Maastricht), speekveer: spęjk˲vēr (Maastricht), spęjk˲vē̜r (Montfort), špēk˲vē̜r (Mechelen), špęj.k˲vē̜r (Tegelen), spekenveer: špēkǝvēr (Eygelshoven), veer: vē̜r (Klimmen, ... ) De verstelbare pin van de spaakzwei waarmee de hellende stand ten opzichte van de naaf wordt bepaald. Bij sommige wagenmakers, bijvoorbeeld in Echt (L 381) en Limbricht (L 434) was dit onderdeel van de spaakzwei van hout vervaardigd. In Echt (L 381) was het van een maatindeling voorzien. Ook de woordtypen speekveer, spekenveer en veer duiden eerder op een houten latje. [N G, 21b] II-12
stelring klembus: klɛmbø̜s (Rothem), klemring: klɛmreŋk (Herten, ... ), stelring: stęlreŋ (Well), stɛlreŋ (Heijen, ... ), stɛlreŋk (Neeritter), štęlreŋk (Helden, ... ), štɛlreŋk (Simpelveld, ... ) Ring die verschuifbaar op een as is aangebracht en met behulp van een schroef op de gewenste plaats vastgezet kan worden. [N 33, 232] II-11
stelschroeven van de veerploeg stelboutjes: stęlbø̜ltjǝs (Venlo), stelschroeven: stęlsxrūvǝ (Ottersum), štelštruvǝ (Mechelen) De twee stelschroeven waarmee de twee delen van de veerploeg met elkaar verbonden zijn. [N 53, 69b] II-12
stelt kruk: dë krùk (Tongeren), krùk (Sint-Truiden), 1. A.N. Hij gaat bij ene kruk;  krøͅk (Niel-bij-St.-Truiden), staak: staak (Zonhoven), staal (Stein), stelt: dë stelt (Tongeren), een stelt (Genk), eine steltj (Bree), en staelt (Oostham), en stelt (Bilzen), en stĕilt (Lommel), en sté.lt (Zolder), en stêlt (Tessenderlo), ene stēl (Val-Meer), in stelt (Neerpelt), inne stelt (Hamont), ne staelt (Beringen), ne stelt (Helchteren), ne stēlt (Beringen), sjteelt (Mheer), sjteljt (Sittard), sjtelse (Kerkrade), sjtelt (Beesel, ... ), sjtelte (Brunssum, ... ), sjteltj (Doenrade, ... ), sjteltje (Neer, ... ), sjtēͅlt (Heerlen), sjteͅljt (Susteren), sjteͅlt (Eys, ... ), sjteͅltj (Heel, ... ), sjteͅəlt (Amstenrade), staelt (Maaseik), staelte (Oirlo), ste.lt (Veldwezelt), ste:lt (Kaulille), stelt (As, ... ), stelte (Genk, ... ), stelten (Achel, ... ), stelten - stelt (Eksel), steltj (Bocholt, ... ), steltje (Ittervoort, ... ), stēilt (Overpelt), stēilte (Borgloon), stēlt (Rekem), stēͅlt (Maastricht), steͅlt (Maastricht, ... ), steͅltj (Kelpen, ... ), steͅltjə (Urmond), stàèlt - stàèlte (Kanne), stè.lte (Gors-Opleeuw), stèl`t` (Meeswijk), stèlt (As, ... ), stélt (Bilzen), stélte (Bilzen), stélte (loope) (Bilzen), stêlt (Weert), stêlte (Bilzen), stöltje (Kinrooi), støͅlt (Bree), stɛlt (Eksel), stɛ̄lt (Gennep), ɛn stélt (Bilzen), ’ne stelt (Peer), 24, A.II  štelt (Roermond), [?] Dat meëdsje hat sjteltse va bee.  sjtelts (Kerkrade), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  stelt (Heers), [Met afbeelding].  stelt (Maastricht), stè.lte (mv.) (Hasselt), [Vgl. Du. Stelze].  en stāels (Baelen), sjtelts (Bocholtz, ... ), stälz (Eupen), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  stelt (Diepenbeek), De kinderen liepen op stelten.  stēͅltə (Hamont), In: op stelten lopen (bep. kinderspel).  steltn (Zonhoven), Kunt gij op stelten lopen?  stält (Lommel), Op -e loüpe.  sjtélt (Gronsveld), Op stelten lopen.  stâêlt (Meeuwen), Sub sté.lt.  sté.lte (Zolder), stempel: stempels (Alken) 1. (mv.) Stelten: 2 stokken met dwarsklamp. || 2. Stelt. || a) elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats] [N 112 (2006)] || De jongens lopen op stelten (stok met voetplankje). [ZND m], [ZND m] || Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] || Kruk. || Stelt. [Willems (1885)] || Stelt: 1. Elk der beide hoge staken als kinderspeelgoed. || Stelt: 1. Stelt. || Stelt: dunne paal met voettrede. || Stelten. III-3-2
stemmen kiezen: keeze (Herten (bij Roermond)), keze (Bree), kēze (As), kēzə (Opgrimbie), kieze (Hoeselt), kiezen (Eksel, ... ), stemmen: (oppernij) stemme (Meijel), schtumme (Amby), schtummen (Hoensbroek), schtûmme (Schimmert), shtummn (Brunssum), sjtemme (Schimmert, ... ), sjtimme (Epen, ... ), sjtumme (Bunde, ... ), sjtummen (Noorbeek), sjtummè (Doenrade), sjtummə (Hulsberg, ... ), sjtūmme (Nieuwstadt), sjtŭmə (Heel), sjtömme (Geleen, ... ), sjtömmen (Schinnen), sjtömmə (Doenrade, ... ), sjtümme (Wijlre), stemme (Maastricht, ... ), stemmen (Eigenbilzen, ... ), stimme (Gulpen), stjumme (Melick), stumme (Blerick, ... ), stumme(n) (Velden), stummen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), stummə (Grathem, ... ), stèmme (Sevenum), stèmə (Loksbergen), stémme (As), stémmen (Born), stémmə (Gennep, ... ), stömme (Bree, ... ), stömmen (Ophoven), stömmə (Maastricht), stömmən (Urmond), stømə (Opgrimbie), stúmme (Doenrade), stûmme (Stein), št‧øͅmə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  stum.mə (Maastricht), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  stəmmə (Opglabbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  stemme (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjtŭmmə (Nieuwenhagen), Opm. v.d. invuller: het woord doppe is hier misplaatst. Doppe is zijn handtekening plaatsen voor een sociale uitkering.  stumme (Ell), ps. omgespeld volgens Frings!  stømə (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  stemə (Meeuwen), vooizen: WNT: vooizen, voozen; 2. zijn stem uitbrengen, stemmen.  voezən (Diepenbeek) kiezen [ZND 25 (1937)] || zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)] III-3-1
stempel broodstempel: broodstempel (Koningsbosch), brutstɛmpǝl (Maastricht), brutštɛmpǝl (Gronsveld, ... ), bruǝtstɛmpǝl (Hout-Blerick), bruǝtštɛmpǝl (Gulpen), brōtstɛ̄mpǝl (Ottersum), brūtstē̜mpǝl (Rekem), brūtstɛmpǝl (Bocholt, ... ), brūwǝtstɛmpǝl (Neerpelt), brūǝtštɛmpǝl (Helden, ... ), brǭtstɛmpǝl (Obbicht, ... ), brǭwtštɛmpǝl (Susteren), cijferstempel: sifǝrstɛ̄mpǝl (Ottersum), firmastempel: firmastempel (Gronsveld), letterstempel: lętǝrstɛ̄mpǝl (Ottersum), m.b.-stempel: m.b.-stempel (Blerick), merk: mɛrk (Mal, ... ), merkstempel: mɛrǝkstɛmpǝl (Munsterbilzen), naam: nǭm (Maastricht), naamstempel: nāmštɛmpǝl (Beek, ... ), ouwel: %%meervoud%%  owǝls (Kerkrade), stamp: stamp (Beverst), štamp (Bleijerheide, ... ), stamper: stampǝr (Maastricht, ... ), stempel: stempel (Arcen, ... ), stɛmpǝl (Bilzen, ... ), stɛ̄mpǝl (Lommel, ... ), štęmpǝl (Rothem), štɛmpǝl (Eijsden, ... ), stemper: stɛ̄mpǝr (Kwaadmechelen), stɛ̄mʔ+F18956ǝr (Kwaadmechelen), stempsel: stęmpsǝl (Zepperen), stɛmpsǝl (Melveren), teken: tęjkǝn (Sittard) Stempel dat dient om gedroogde, ongebakken potten te merken. In L 163 kende men letter- en cijferstempels voor bloempotten voor selectiecultuur van planten, die de mogelijkheid boden kleuren of soorten te controleren. [N 49, 127b] || Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.] II-1, II-8
stempel, leest doorslag: dȳrslǭx (Zutendaal), dørslax (Tessenderlo), dørǝxšlāx (Heerlen, ... ), dø̜jrslax (Loksbergen), dø̜rslax (Oostrum), dōrslāx (Neeritter), dōršlāx (Herten, ... ), drift: dref (Klimmen), drijver: dr ̇īvǝr (Herten, ... ), drīvǝr (Heijen, ... ), leest: lēs (Bilzen), lęj.s (Rothem  [(drie- of vierkantig)]  ), lęjs (Reuver), lęjst (Maastricht, ... ), opwijder: opwīǝr (Kerkrade), ruimer: rȳmǝr (Meerlo), stamp: stamp (Montfort), uitdrijver: yt˱drīvǝr (Siebengewald), wig: wex (Helden, ... ) Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278] II-11