e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steigerbokken bok: bǫk (Diepenbeek), hanghaak: haŋhǭk (Borgharen, ... ), steigerbokken: stęjgǝrbøk (Ell), steigerhaken: štīgǝrhø̜̄k (Klimmen) De driehoekige steunen van de hangsteiger die met een haak over de muur hangen en die de planken dragen waarop men staat. [N F, 12] II-9
steigerbouwer steigerbouwer: [steiger]buwǝr (Munstergeleen), [steiger]bǫwǝr (Tegelen, ... ), stellingmaker: stęleŋmaʔǝr (Lommel), (mv)  štęleŋmē̜kǝš (Klimmen), stellingman: stɛleŋman (Kleine-Brogel) De arbeider die op de bouwplaats de steigers opbouwt en afbreekt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 30, 3e] II-9
steigergaten gater: gātǝr (Uikhoven), knuppelloken: knø̜pǝllǭkǝ (Noorbeek, ... ), knuppelloker: knøpǝllø̜xǝr (Kerkrade  [(enkelvoud: knøpǝllǭx)]  ), kortelinggatten: kǫrtǝleŋgatǝ (Ottersum), koter: kowǝtǝr (Genk), koters: kǫʔǝrs (Tessenderlo), metsloker: mętslø̜̄kǝr (Eys), mɛtslø̜xǝr (Kerkrade  [(enkelvoud: mɛtslǭx)]  ), mɛtslǭkǝr (Heerlen), (enk)  mętslǫwx (Eupen, ... ), muiskoters: māskūtǝrs (Sint-Truiden  [(enkelvoud: māskūt)]  ), muurgaten: mūrgātǝ (Oud-Caberg), openingen: ø̜̄pǝneŋǝ (Sittard), paalloker: pǭllōkǝr (Oud-Caberg), sparingen: spāreŋǝ (Uikhoven), steigergaten: [steiger]gātǝ (Haler, ... ), steigergater: [steiger]gā.tǝr (Panningen), [steiger]gātǝr (Ell, ... ), steigergatten: [steiger]gatǝ (Leunen), steigergatter: stęjgǝrgatǝr (Meijel), steigerloker: [steiger]lø̜̄kǝr (Waubach), [steiger]lø̜xǝr (Bleijerheide  [(bij ijzeren steiger niet nodig)]  , ... ), [steiger]lǭkǝr (Heerlen, ... ), steigeropeningen: stęjgǝrǭpǝneŋǝ (Venlo), stellinggaten: [stelling]gātǝ (Beek, ... ), stellinggater: stęleŋgātǝr (Bree, ... ), stellingkoter: stɛleŋkȳtǝr (Meeuwen), stɛleŋkø̄tǝr (Houthalen), stɛleŋkōʔǝtǝr (Lommel), (enk)  stęleŋkuǝt (Lozen), stellingloker: štęleŋlǭkǝr (Beek), štɛleŋlōkǝr (Ulestraten), stellingsgaten: stɛleŋs˲gātǝ (Maastricht), (enk)  stęleŋs˲gāt (Geulle), stellingskoter: støleŋskutǝr (Bilzen), stellingsloker: štęleŋslǭjǝkǝr (Rijckholt), štɛleŋslø̜̄.kǝr (Sittard), štɛleŋslōkǝr (Rothem), štɛleŋslǭ.kǝr (Sittard), štɛleŋslǭkǝr (Klimmen), uitsparingen: ūtšpāreŋǝ (Houthem, ... ) Gaten, ter grootte van de kop van een baksteen die tijdens het metselen in de muur worden uitgespaard om de kortelingen plaats te bieden. Nadat het bouwwerk voltooid is, worden met het afbreken van de steiger tegelijkertijd ook de steigergaten dichtgemetseld. Zie ook afb. 18. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3a; monogr.] II-9
steigerhoogte paalhoogte: pǫalhyǝx˱dǝ (Kerkrade), steigerhoogte: stęjgǝrhoxt (Leunen), stęjgǝrhȳxdjǝ (Tungelroy), stęjgǝrhȳǝxtjǝ (Tungelroy), stęjgǝrhȳǝx˱dǝ (Neeritter), stęjgǝrhøǝx˱djǝ (Haler), stęjgǝrhø̄(ǝ)x˱djǝ (Leuken, ... ), stęjgǝrhø̄x˱djǝ (Montfort), stęjgǝrhø̄ǝx˱dǝ (Geulle), štiǝgǝrhyǝx˱dǝ (Eys), štęjgǝrhyǝxtǝ (Heerlen), štęjgǝrhyǝx˱dǝ (Helden, ... ), štęjgǝrhø̄x˱djǝ (Herten), štīgǝrhȳǝxtǝ (Hoensbroek), štīgǝrhø̄xtǝ (Heerlen), štījǝrhyǝx˱dǝ (Kerkrade), štɛjgǝrhyǝx˱dǝ (Panningen), stellinghoogte: steleŋhȳxtǝ (Meeuwen), stęleŋhȳxtǝ (Houthalen), stɛleŋhuwǝxtǝ (Tessenderlo), štęleŋhydǝ (Gronsveld, ... ), stellingshoogte: stɛleŋshȳxtǝ (Maastricht) De afstand van aanbinder tot aanbinder bij een steiger, ongeveer 1,20 tot 1,50 m. [N 31, 46b; monogr.] II-9
steigerketting bindketting: benjtketeŋ (Herten), kettel: kętǝl (Rijckholt  [(meervoud: kętǝlǝ)]  ), ketting: kęteŋ (Uikhoven), kɛteŋ (Sittard), klemketting: klɛmkɛteŋ (Klimmen), schnalle-ketting: šnalkęteŋ (Houthem, ... ), steigerketten: štījǝrkɛtǝ (Bleijerheide, ... ), steigerketting: [steiger]ke ̞teŋ (Ell), [steiger]keteŋ (Meijel, ... ), [steiger]kęteŋ (Eys, ... ), [steiger]kɛteŋ (Heerlen, ... ), steigerketting met klauw: štīgǝrkęteŋ męt klǫw (Waubach), stellingketting: stęleŋkø̜teŋ (Bree), stęleŋkęteŋ (Beek, ... ), stellingskettel: štɛleŋskɛtǝl (Rothem), verbindingsketting: vǝrbendeŋskɛteŋ (Tessenderlo), verbindstuk: vǝrbęjŋstø̜k (Sint-Truiden) Ketting waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Aan het uiteinde van de steigerketting bevindt zich doorgaans schroefdraad die in combinatie met een hoefijzerachtige beugel en een moer de mogelijkheid biedt, de ketting strak rond het hout te spannen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2d; monogr.] II-9
steigerplanken baddings: badeŋs (Bilzen), brug: brøx (Sint-Truiden), loopplanken: lōǝpplāŋkǝ (Oud-Caberg), steigerbreder: [steiger]brēr (Bleijerheide, ... ), [steiger]brē̜r (Bleijerheide, ... ), (enk)  [steiger]bręt (Waubach), steigerplanken: [steiger]plaŋkǝ (Heerlen, ... ), [steiger]plāŋkǝ (Noorbeek, ... ), [steiger]plɛ.ŋk (Panningen), [steiger]plɛŋk (Ell, ... ), [steiger]plɛ̄ŋk (Ottersum, ... ), stellingplanken: [stelling]plaŋkǝ (Beek, ... ), [stelling]plãŋkǝ (Tessenderlo), [stelling]plāŋkǝ (Rijckholt), [stelling]plɛŋk (Beek, ... ), [stelling]plɛ̄ŋk (Meeuwen), stellingsbreder: štɛleŋs˱brē̜r (Klimmen), stellingsplanken: støleŋsplaŋkǝ (Bilzen), stęleŋspláŋkǝ (Lozen), stęleŋsplɛŋk (Uikhoven), stɛleŋsplāŋkǝ (Maastricht), štęleŋsplaŋkǝ (Houthem, ... ), štɛleŋsplaŋkǝ (Rothem), štɛleŋsplɛ.ŋk (Sittard), štɛleŋsplɛŋk (Klimmen), (enk)  stęleŋsplaŋk (Geulle), vloer: vlūr (Sittard), werkvloer: werǝk˲vlūr (Hoensbroek) De houten planken die op de kortelingen worden gelegd en de vloer van de steiger vormen. Zie ook afb. 18. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3c; monogr.] II-9
steigerschoren drijfplanken: drīfplɛŋk (Tungelroy), enkelschoren: eŋkǝlšǭrǝ (Eys), ęŋkǝlsxǭrǝ (Maastricht), klampen: klampǝ (Houthem, ... ), kruisplanken: krytsplɛŋk (Sittard), krē̜splaŋkǝ (Berverlo), planken: plaŋkǝ (Lommel), schamperplanken: šęmpǝrplɛŋk (Tungelroy), schermplanken: šerǝmplɛŋk (Herten), schoorplanken: sxōrplɛŋk (Leuken, ... ), šo.rplɛŋk (Panningen), šōrplɛŋk (Haler, ... ), šǭrplāŋkǝ (Noorbeek, ... ), šǭrplɛŋk (Klimmen, ... ), schoren: schoren (Hoensbroek), sxōrǝ (Maasbree, ... ), sxǭrǝ (Ottersum, ... ), šōrǝ (Helden, ... ), šǫarǝ (Bleijerheide), šǭrǝ (Beek, ... ), (enk)  šūǝr (Lozen), schrankplanken: šraŋkplaŋkǝ (Heerlen), schrankschoren: šraŋkšǭrǝ (Klimmen), schuine schoren: sxyn sxǭrǝ (Leunen), steigerschoren: stęjgǝrsxōrǝ (Leuken, ... ), štīgǝršoarǝ (Heerlen), steigerspreizen: štījǝršpręjtsǝ (Kerkrade), streben: štrēbǝ (Kerkrade), streven: strē̜vǝ (Meeuwen), strevers: strēvǝrs (Ell), strē̜vǝrs (Uikhoven), verbindingsplanken: vǝrbendeŋsplãŋkǝ (Tessenderlo), versterkingspalen: vǝrstɛrkeŋspoǝlǝ (Bree), verstevingsplanken: vǝrstēveŋsplãŋkǝ (Tessenderlo), zwiepen: zwīpǝ (Sint-Truiden), (enk)  zwīp (Meeuwen) Planken die diagonaal aan de buitenzijde van de staanders worden gespijkerd ter versteviging van het geraamte. Zie ook afb. 17. [N 32, 2f; monogr.] II-9
steigertouw bindkoord: beŋkǭrt (Houthem, ... ), bindtouw: benjttǫw (Herten), bindzeil: beŋzęjl (Houthem, ... ), koord: kōt (Sint-Truiden), steigerkoord: [steiger]koat (Heerlen, ... ), [stelling]kǫat (Kerkrade), steigerstrik: štīgǝrštrek (Waubach), štījǝrštrek (Bleijerheide), steigerstrop: stęjgǝrstrøp (Meijel  [(meervoud: stęjgǝrstrøp)]  ), stęjgǝrstrǫp (Heerlen, ... ), steigertouw: [steiger]tow (Ottersum), [steiger]tǫw (Ell, ... ), stellingkoord: stø̜leŋkoǝrt (Bree), stęleŋkǭǝrt (Lozen), stellingstouw: stęleŋstǫw (Uikhoven), štęleŋstǫw (Jabeek, ... ), štɛleŋstow (Rothem), stellingstrop: stęleŋstrǫp (Neeritter  [(meervoud: stęleŋstrø̜p)]  ), stellingtouw: [stelling]tǫw (Beek, ... ), stellingzeil: stɛleŋzęjl (Meeuwen  [(meervoud: stɛleŋzęjlǝr)]  ), stɛ̄leŋzēʔǝl (Lommel), štɛleŋs˲zęjl (Klimmen  [(meervoud: štɛleŋs˲zęjldǝr)]  ), strik: štrek (Eys, ... ), strop: strø̜p (Maastricht  [(meervoud: strø̜pǝ)]  ), touw: tǫw (Maasbree, ... ), zeil: zijǝl (Tessenderlo), zējǝl (Genk  [(meervoud: zējǝlǝr)]  ) Het touw waarmee de aanbinder aan de staanders wordt vastgebonden. Steigertouwen zijn vervaardigd van hennep of van vezelmateriaal van gelijke sterkte, zijn minimaal 5 m lang en hebben een doorsnede van minimaal 1 cm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2c; monogr.] II-9
steigervloer eerste/tweede steiger: [eerste/tweede steiger] (Ell, ... ), eerste/tweede stelling: [eerste/tweede stelling] (Bilzen, ... ), plancher: plǭsē (Lozen), platform: platfǫrǝm (Sint-Truiden), steigerhoogte: štīgǝrhyǝxtǝ (Heerlen), štījǝrhȳx˱dǝ (Bleijerheide), steigervloer: [steiger]vloǝr (Eys), [steiger]vlūr (Heerlen, ... ), stellinghoogte: štęleŋhødǝ (Rijckholt), stellingsvloer: štɛleŋs˲vluǝr (Klimmen), štɛleŋs˲vlūr (Sittard), stellingverdiep: stɛleŋvǝrdīp (Genk), stellingvloer: stęleŋvlwar (Uikhoven), werkplaats: wɛrǝkplǭts (Oud-Caberg), werksteiger: węrǝkstęjgǝr (Venlo), węrǝkštīgǝr (Noorbeek, ... ), werkstelling: węrǝkštęleŋ (Houthem, ... ), werkvlak: wørk˲vlak (Bilzen), werkvloer: werkvloer (Schimmert), werǝk˲vlūr (Beek) De uit steigerplanken samengestelde vloer waarop de metselaar staat. De woordtypen 'steiger' en 'stelling' zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers deze woorden ook gebruikten in de betekenis ...stellingvloerø̄. Doorgaans werd er aan het woord 'eerste', 'tweede', 'derde', etc. toegevoegd om de verschillende verdiepingen aan te duiden. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3e; monogr.] II-9
steil, sterk hellend bergop: berg op (Heek), bergop (Nederweert), geer: giee (Schinveld), gieje (Eys), omhoog: ŏmhôôg (Buggenum), recht: rech (Rimburg, ... ), recht (Puth, ... ), ree-ët (Epen), rèjt (Mechelen), scherp: sjerp (Valkenburg), steil: schteil (Heer, ... ), schtiel (Heerlen, ... ), sjteil (Asenray/Maalbroek, ... ), sjteĭl (Meerssen), sjtiel (Einighausen, ... ), steil (Afferden, ... ), stĕĭl (Sint-Pieter), stiel (Baarlo, ... ), stīēl (Gulpen), stêël (Beverlo), (navorming?).  stiel (Brunssum), (of: stèèl).  steel (Sint-Truiden), met lengteteken op de e  stèl (Griendtsveen), met streepje op de e  stêil (Merselo), zonder j  steil (Oirlo), stik: schtik (Belfeld), shtik (Mheer), sjtik (Beegden, ... ), stik (Arcen, ... ), stikke (Leunen), (Duitsche: st).  stik (Montfort), (ommorg)?  stik (Obbicht), (trappen van vergelijking: stikker-stikst).  stik (Castenray, ... ) steil [SGV (1914)] || steil, sterk hellend III-4-4