e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenlijsten buitenste balken: bȳtǝlstǝ bɛlǝk (Herten), steenbalken: stęjnbalǝkǝ (Neeritter, ... ), steenlijsten: stęjnlīstǝ (Weert), waterlijsten: waterlijsten (Lummen, ... ) De twee horizontale balken ter hoogte van de steenzolder in het midden van de zijweg van de molenkast. Ze lopen evenwijdig met de daklijsten boven en de waterlijsten onder. De steenlijsten rusten in het midden op de uiteinden van de steenbalk. Zie ook afb. 14. [N O, 43d] II-3
steenmoer moeder: mō.jǝr (Lanaken, ... ), mǫjǝr (Alken, ... ), moederschroef: mu.jǝršrū.f (Tongeren), moer: mōr (Maaseik), mū.r (Lauw), steenmoeder: stę̄.nmō.jǝr (Maastricht), zwong: zwuŋ (Sint-Truiden), žwø̄.ŋk (Lanaken, ... ) De zware moer waarmee de steenschroef van de steenkraan op- en neergedraaid kan worden. Zie ook afb. 86. [Vds 203; Jan 181; Coe 164; Grof 197] II-3
steenneus naas: n ̇ās (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]), nās (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale]), steennaas: stęjnnās (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), šte.n ̇ās (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), štēnās (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Laura, Julia]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale]), štęjnnās (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), steenneus: steenneus (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Wilhelmina]  [Emma, Maurits]), stennø̄s (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), steenspits: štēšpets (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]) Het overhangende dakgesteente aan begin of eind van een pijler of boven een steenkoollaag. Wanneer de brak zich boven een steenkoollaag bevindt, wordt hij uit veiligheidsoverwegingen aangebouwd. Daartoe wordt een ondersteuning geplaatst onder de neus van de brak en bovendien wordt de brak afgeschoord op de oude ondersteuning. Daardoor worden verschuivingen voorkomen (Handb. H. pag. 116). [N 95, 577; monogr.; N 95, 599] II-5
steenogen gater: gø̜̄.tǝr (Kanne), koten: (enk)  ku.t (Mal, ... ), loker: lō.kǝr (Kanne, ... ), ogen: ugǝ (Lummen, ... ), ǫwgǝ(n) (Alt-Hoeselt, ... ), ǭ.gǝ (Lanaken, ... ), (enk)  uǝx (Sint-Truiden), ōx (Hoeselt), ő̜wx (Alken, ... ), openingen: (enk)  ǭpǝneŋ (Haren), ringen: reŋ (Neeroeteren  [(enkelvoud: rę!ŋk)]  ) De ringvormige ogen aan de onderzijde van de steenbeugels. Om de molensteen aan de steenkraan vast te maken, steekt men pinnen door deze ogen in de kraangaten van de stenen. [Vds 206; Jan 183; Coe 166; Grof 199] II-3
steenplaat stopsel: stǫpsǝl (Weert), waterplaat: wātǝrplāt (Maxet, ... ) De loden of zinken plaat of de zachte, kwastvrije vurehouten plankjes waar de halssteen op rust. Zie ook afb. 17. [N O, 28e] II-3
steenplank bredje: bretjǝ (Venray), brikkenplank: brekǝplaŋk (Beek, ... ), brekǝplāŋk (Mesch  [(op één schouder gedragen)]  , ... ), brikǝplaŋk (Houthem, ... ), brīkǝplaŋk (Genk), brikkenplankje: brekǝplɛŋkskǝ (Beek, ... ), brikplank: brekplaŋk (Oud-Caberg), draagplank: drāxplaŋk (Helden, ... ), drǭxplaŋk (Bilzen, ... ), draagplankje: drāxplɛŋkskǝ (Bree, ... ), haam: hām (Mesch  [(rustend op beide schouders)]  ), kraag: krāx (Susteren, ... ), opperplank: ōkǝrplaŋk (Sittard), plank: plaŋk (Sint-Truiden, ... ), plāŋk (Gronsveld, ... ), plankje: plɛŋkskǝ (Maasbree), steenbred: stęjnbrēt (Montfort), štēbrɛt (Bleijerheide, ... ), štęj.nbrē̜.t (Sittard), štęjnbrē̜t (Klimmen), steenplank: stijǝmplaŋk (Tessenderlo), stęjnplaŋk (Ell, ... ), stīnplaŋk (Houthalen), stīǝnplaŋk (Berverlo, ... ), štēnplaŋk (Hoensbroek), štęjnplaŋk (Helden, ... ), steenplankje: stējǝnplɛŋskǝn (Lommel), stɛnplē̜ŋkskǝ (Meijel), štęjnplę ̞ŋkskǝ (Herten), štęjnplɛŋkskǝ (Tegelen), stenenplank: stījǝnǝplaŋk (Tessenderlo), štęjplaŋk (Klimmen), vogel: vōgǝl (Tongeren) Houten plankje van 50 tot 60 cm lengte, waarin een uitsparing voor de hals is aangebracht. De steenplank wordt door de handlanger gebruikt om stenen naar de metselaar te brengen. De plank rust daarbij op één of beide schouders. Er bestaan ook uitvoeringen die aan de onderzijde voorzien zijn van een kussentje en waarbij aan één uiteinde een rechtopstaand plankje met handvat is bevestigd. Zie ook afb. 6. Volgens de invuller uit L 321 moest de draagplank minstens 15 cm diep zijn omdat hij anders niet om de hals van de sjouwer paste. Met de rechterhand werd tijdens het dragen de ladder vastgehouden, met de linkerhand de binnenkant van de volgeladen steenplank. [N 31, 16a; monogr.] II-9
steenplankje droogplankje met klossen: drø̄̄ǝxplę ̞ŋkskǝ met klǫsǝ (Nunhem), plank: plaŋk (Bilzen), plankje: plankje (Milsbeek), plē̜ŋkskǝ (Maastricht), plę ̞ŋkskǝ (Nunhem, ... ), plɛ̄ŋkskǝ (Panningen), rekkenplankje: rekǝplę ̞ŋkskǝ (Sittard), steenplankje: štęjnplɛŋkskǝ (Echt), vormplankje: vø̜rǝmplē̜ŋkskǝ (Maastricht), zetplankje: zętplɛŋkskǝ (Tegelen) Plankje waarop de vormelingen worden gelegd. In Q 83 werden de planken gestut met een stijpje (stęjpk\). [N 98, 87; monogr.] II-8
steenpost, steenfront post: pos (Stein  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), steenfront: steenfront (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), stēnfront (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Waterschei]), stɛjnfront (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), steenpost: stęjnpost (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), stęnpōst (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), štē.pǫ.s (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), štēnpost (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēpǫs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Domaniale, Wilhelmina]), štēpǫst (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), štęjnpǫs (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), štęjpos (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Willem-Sophia]) Werkpunt in de mijn in het steriele gesteente. De werkzaamheden daar werden volgens een informant uit Q 121 door de steenhouwer verricht. [N 95, 794; N 95, 793; N 95, 792; Vwo 734; monogr.; N 95, 398] II-5
steenpuist bloedzweer: blotšwēr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), blōtšwēr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Eisden]), karbonkel: kavoŋkǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zwartberg]  [Domaniale]), kruipknie: kr˙ūǝpknīj (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]), negenoger: nēgǝnø̄gǝr (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), putzweer: pø̜tzwē.r (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]), pętzwę̄r (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]), (mv)  pøtzwęjrǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), steenpuist: stęjnpø̜js (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), stęjnpø̜jst (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), štē.p˙ø̜js (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēnpø̜jst (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]), štēpȳs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), štēpø̜js (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Julia]), štęjnpø̜jst (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), steenzweer: steenzweer (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), stīǝnzwę̄r (Hamont  [(Eisden)]   [Laura, Julia]), štęjnzwę̄r (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), zweer: zweer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg]), zwęjr (Zonhoven  [(Zwartberg)]   [Laura, Julia]), šwēǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Wilhelmina]  [Domaniale]), šw˙ēǝr (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Zolder]), žwēr (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), žw˙ēǝr (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Als gevolg van veel kruipen in lage pijlers konden steenpuisten ontstaan. [N 95, 958] II-5
steenpuist, bloedzweer bloedzweer: (blut)zwe:jər (Gelinden), bloatzwéér (Stevensweert), blodsjweer (Kerkrade), bloedzweer (Eksel, ... ), bloedzwéér (Gennep, ... ), bloedzwêr (Hoeselt, ... ), blood-sjweer (Wijlre), blood-zwàèr (Sevenum), bloodschweer (Brunssum), bloodschwêr (Swalmen), bloodsjwaer (Geleen, ... ), bloodsjwair (Melick), bloodsjwear (Lutterade), bloodsjweeër (Ten-Esschen/Weustenrade), bloodsjweir (Vlodrop), bloodsjwèir (Schinnen), bloodsjwér (Susteren), bloodsjwéér (Posterholt), bloodzjwaer (Geleen, ... ), bloodzjwair (Maasniel, ... ), bloodzjweer (Kunrade, ... ), bloodzjwèer (Gulpen), bloodzjwèr (Gronsveld), bloodzjwèèr (Heel), bloodzjwéér (Oirsbeek, ... ), bloodzwaer (Blerick, ... ), bloodzwair (Tungelroy), bloodzweer (Blerick, ... ), bloodzwjaer (Swalmen), bloodzwàèr (Thorn), bloodzwèr (Heythuysen, ... ), bloodzwèèr (Noorbeek, ... ), bloodzwêêr (Stein), blootschwèèr (Vijlen), blootschzweir (Amby), blootsjweer (Doenrade), blootsjwéér (Beesel, ... ), blootšwèr (Brunssum), blootzjwéér (Amstenrade, ... ), blotsjwear (Simpelveld, ... ), bloudzjwēēr (Nieuwstadt), bloódzjwèèr (Mheer), blōēdzwaer (Oirlo), blōēdzwēēr (Venray), blōōdzjwéér (Kapel-in-t-Zand), blōōtsjwēēr (Nieuwenhagen), blōōtsjwéér (Reuver), blōōtzwĕĕr (Schimmert), blōtšweͅar (Eys), blōtžwēͅr (Ingber), blŏĕdzwêr (Well), blŏŏdzwär (Arcen), blutswe:jər (Gelinden), bló:tschwè:r (Montzen, ... ), blótsjweer (Heerlen), blôotzwéér (Swalmen), blôêdzwèèr (Tienray), [aantal:] één  blootzjwèr (Montzen), Één.  blootzjwèr (Montzen), brobbel: broebel (Epen), gezwel: gəsjwéél (Epen), karfunkel (du.): karbonkel (Heerlen), karfonkel (Heerlen), puist: poest (Venlo), poust (Weert), puis (Maastricht), puistje: puusje (Meerlo), puuske (Sint-Odiliënberg), puustjes (Horn), puistzweer: poestzwèr (Meerlo), rijpe zweer: rijpe zweër (Kortessem), schinpuist: skinpoës (Maasbree), sleutelwormpje: sleutelwörmke (Beesel), steenpok: stinpŏkke (Swolgen), steenpuist: schteinpoest (Belfeld), sjteenpuust (Merkelbeek), sjteinpuis (Beek, ... ), sjteinpuust (Herten (bij Roermond)), sjtéjnpuis (Susteren), steejnpüst (Heijen), steepuist (Eys), steinpoes (Blerick), steinpoêst (Tungelroy), steinpōēs (Venlo), steinpuis (Urmond), steinpuist (Heel, ... ), steinpuust (Heythuysen, ... ), stenpoest (Venray), stieenpŏĕs (Lottum), stieënpoest (Venray), stijnpuust (Nederweert), stênpuis (Sint-Pieter), steenpuistje: sjteinpuuske (Steyl), steinpüsje (Oirlo), steenzweer: schteinzwĕr (Eijsden), schteischwêr (Bingelrade), schteizwèèr (Amby), schtēīnjwêr (Heer), schtèinzwĕr (Mheer), sjteesjwär (Mechelen), sjteesjwèr (Rimburg), sjteesjwêr (Schinveld, ... ), sjteinsjwär (Buchten), sjteinzjwèr (Valkenburg), sjteinzjwêr (Asenray/Maalbroek, ... ), sjteinzwêr (Doenrade, ... ), sjteisjwêr (Sittard), sjteizjwêr (Guttecoven, ... ), sjteizwaer (Herten (bij Roermond)), sjtienzjwêr (Helden/Everlo), steeschwär (Schaesberg), steinzw... (Dieteren), steinzwaer (Broeksittard, ... ), steinzwair (Echt/Gebroek, ... ), steinzweer (Laak), steinzwèr (Grevenbicht/Papenhoven), steinzwèèr (Tungelroy), steinzwéér (Tungelroy), steinzwêr (Baarlo, ... ), steinzwêêr (Thorn), steizjwêr (Schimmert), steizwêêr (Borgharen), stie"nzwêr (Beverlo), stiejənzwijr (Loksbergen), stjeizjwêr (Einighausen), šteešwèr (Brunssum), steenzweertje: sjteinsjwĕrke (Geleen), sjteizjwêrke (Munstergeleen), steizwärke (Urmond), stīnzwiərkən (Zonhoven), Plaatsnaam op de fiche: Kolveren.  stīnzwiərkən (Zonhoven), zweer: zjwe͂r (Ulestraten), zjwêr (Heek, ... ), zwe:jər (Gelinden), zweer (Velm), zwèèr (Meijel), zwéér (Maasbree), zwêr (Afferden, ... ), zweertje: schwêrke (Lutterade), sjwärke (Posterholt) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || grote steenpuist || negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] || steenpuist [SGV (1914)] III-1-2