e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stempelen chomeren (<fr.): Karte 422  chôm(i)eren (Aubel, ... ), dop (zn.): dop (Sint-Truiden, ... ), doppen: doppe (Bocholt, ... ), doppen (Bree, ... ), doppë (Hoeselt), doppən (Diepenbeek), dòppe (As), dòppë (Tongeren), dòpə (Loksbergen), dóppe (Zolder), [mondelinge informatie RK]  doppə (Riemst, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  dóppə (Opglabbeek), Karte 422.  doppen (Eisden, ... ), Mondelinge informatie Ronny Keulen.  doppe (Grote-Spouwen, ... ), ps. omgespeld volgens Frings!  doͅpə (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  doͅpə (Meeuwen), Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds:  doppen (Boorsem, ... ), sub dop2, werklozensteun.  dóppe (Zonhoven), sub dop3, werklozensteun.  doppe (Hasselt), merken: mɛrkǝ (Roermond  [(een merkteken aanbrengen)]  ), nummeren: nømǝrǝ (Ottersum), slaan: šlǭn (Roermond), stempelen: schtempele (Amby, ... ), schtêmpele (Schimmert), shtampulu (Brunssum), sjtempele (Doenrade, ... ), sjtempelen (Geleen, ... ), sjtempelle (Vijlen, ... ), sjtempelə (Oirsbeek), sjtempələ (Hulsberg, ... ), sjtèmpele (Doenrade, ... ), sjtèmpelə (Doenrade, ... ), sjtèmpələ (Epen, ... ), sjtèèmpele (Mheer), sjtèèmpələ (Heerlen), stempele (Blerick, ... ), stempele(n) (Velden), stempelen (Born, ... ), stempelle (Eys, ... ), stempələ (Grathem, ... ), stimpələ (Montfort), stjempele (Melick), stèmpele (Maastricht), stèmpələ (Maastricht, ... ), stèèmpələ (Gennep), stémpələ (Maastricht, ... ), stɛ̄mpǝlǝ (Ottersum), šteͅ.mpələ (Eys), štɛmpǝlǝ (Roermond), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  stempele (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  sjtémpələ (Nieuwenhagen), Karte 422.  stempel(e)n (Aubel, ... ), ps. boven de "è"staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  stèmpələ (Maastricht), Slechts twee keer is een tegenstelling ontstaan tussen Nederlands-Limburg en de Voerstreek enerzijds, en Oud-Belgisch-Limburg anderzijds:  stempelen (Beek, ... ) *doppen, stempelen, werklozensteun trekken || 3. stempelen || dop, 3. werklozensteun || doppen, stempelen || draaitol, werkloosheid || Een stempel op het aardewerk aanbrengen. [N 49, 127a] || het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || Met behulp van een slagstempel in koper een inscriptie aanbrengen. [N 66, 38a] || stempelen || stempelen als controle voor de werklozensteun || stempelen, 2. "van de steun leven || Stempelen. (Het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft.) || stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen) || Vla. doppen, stempelen (als werkloze) || werklozensteun trekken II-11, II-8, III-3-1
stemvork diapason (fr.): diapason (Lommel, ... ), diapason (?) (Bilzen), diapazôo (Hoeselt), diapezóng (Maastricht), diapəzű:̞ (Tongeren), dijapazo͂ͅ: (Kanne), dë diápazôô (Tongeren), Fr. diapason.  diejápező (Zonhoven), dïàppëzőo (Tongeren), stemgaffeltje: stumgeffelke (Weert), stemijzer: sjtumiezer (Nieuwstadt), sjtømīzər (Heel), sjtøͅmīzər (Geulle), stemijzer (Genk), stumiezer (Tungelroy, ... ), stemvork: sjtemvurk (Vijlen, ... ), sjteͅmvørək (Eys), sjtimveurk (Mheer), sjtimvork (Kerkrade), sjtumvork (Doenrade, ... ), sjtømvoͅrek (Hulsberg), sjtømvoͅrk (Kapel-in-t-Zand, ... ), sjtømvøͅrk (Klimmen), sjtømvøͅrək (Klimmen), sjtøͅmvork (Brunssum), sjtøͅmvōrk (Nieuwenhagen), sjtøͅmvoͅrk (Doenrade, ... ), sjtøͅmvoͅrək (Guttecoven), st"mv"rk (Hoeselt), stemveurk (Alken), stemvork (Achel, ... ), stemvoͅrk (Velden), stemvèrk (Eigenbilzen), stemvøͅrk (Oirlo, ... ), steumvork (Montfort), steͅmv"rək (Meerlo), steͅmvø͂ͅrək (Meijel), steͅmvøͅrk (Gennep, ... ), stimvurk (Ingber), stimvèrrek (Veldwezelt), stumvork (Echt/Gebroek, ... ), stumvorrek (Thorn), stèmvèrk (As), stémvork (sic) (Bilzen, ... ), stëmvërk (Vorsen), stömvork (Kaulille, ... ), stømvoͅrk (Blerick, ... ), stømvøͅrk (Blerick), stømvøͅrək (Maastricht), støͅmvoͅrk (Blerick, ... ), stɛmvərək (Eksel), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  stemvork (Heers), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  stemvork (Jeuk), stemvorket: (ɛn stémversjèt) (Bilzen), toongaffel: tungafəl (As), tūəngafəl (Epen), toonijzer: toeëniez`r (Bocholt), tooniezer (Sittard), toonijzer (Stein), tūnīzər (Sevenum), toonvork: toonvork (Born, ... ) Diapason: (muz.) toonhoogte, stemomvang. || Diapason: Stemvork en stemfluit. || Diapason: stemvork, -fluitje. || Diapeson: stemvork. || het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork] [N 112 (2006)] || Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] || Stemvork, stemfluit. || Stemvork. III-3-2
stenen omheining afrastering: aafrastering (Echt/Gebroek), afrastering (Meijel), baie: bad (Blerick, ... ), hek: hek (Venlo), muur: moehr (Herten (bij Roermond)), moer (Born, ... ), moeër (Waubach), moēr (Noorbeek), moo.r (Grathem, ... ), moor (Neer, ... ), mōēr (Amby, ... ), mōor (Blerick), mōōr (Thorn), mŏĕr (Oirsbeek), mu.ər (Meeuwen), muur (Eksel, ... ), mūūr (Gennep), mòèr (Swalmen), môêr (Epen, ... ), (sjteine)  mōēr (Klimmen), gewoon  moor (Velden), oe is lang  moer (Reuver), v.  m‧uər (Eys), muurtje: muurke (Maasniel, ... ), mūūrkə (Susteren), mörkə (Maastricht), o.  m‧yrkə (Eys), omheining: omheining (Hoensbroek, ... ), schans: schans (Kesseleik, ... ), schjāns (Schimmert), sjans (Ittervoort, ... ), sjàns (Nieuwenhagen), šans (Heerlerbaan/Kaumer), scheidingmuur: sjejingmoor (As), scheidmuur: sjeidmoor (Ell), schrans: sjrans (Puth, ... ), schutting: schutting (Gulpen, ... ), sjuiting (Maastricht), sjuting (Meijel), sjutting (Roermond), sjötting (Guttecoven, ... ), sxøͅteŋ (Altweert, ... ), ?  schzjutting (Stein), van hout  schutting (Tienray), tuin: toen (Merkelbeek), toën (Maasbree) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] || schutting III-2-1
stenen opslaan (brikken) op een hoop opeenvaren: ǫp nǝn (h)ōp˱ ǫp˱ēvǭrǝ (Bilzen), (brikken) tasten: tastǝ, tāstǝ (Bilzen) De gebakken stenen op het tasveld opslaan. [N 98, 157 add.] II-8
stenen pot baar: baar (Geleen), kroeg: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  krùg (Beverlo), stenen kroeg: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  stêne krùg (Beverlo) aarden schotel of pot || kroes, vat van klei III-2-1
stenen pot, keulse pot aarden grèle: aarden pot  äede grül (Heerlen), aarden pot: aerde pot (Venlo), ēērde pot (Schimmert), ēͅrdə poͅt (Venray), èrde pôt (Stramproy), aardkroegje: ēͅrkruxskə (Paal), baar: baar (Amstenrade, ... ), baarə (Ophoven), bar (Lontzen), bāār (Schimmert), bār (Bleijerheide, ... ), aarde Keulse of andere pot putsbaar voor drinkwater immaaksbaar voor zuurkool e.d. drieschilderbaar: de grootste hadden 3 schilden (merken)  baar (Bleijerheide), algemeen  baar (Puth), bijv. botterbaar  baar (Brunssum), botterbaar, zeembaar  baare (Mechelen), bótterbaar= boterpot, kómpesbaar=zuurkoolpot, boeënebaar = bonenpot  baar (Spekholzerheide), groot  baar (Mechelen), grosser irdener Topf zum Aufbewahren der eingesalzenen Butter, des Sauerkrautes der Schneidbohnen  bār (Eupen), keulse pot  baar (Heerlen), om boter te karnen  baar (Guttecoven), voor boter  baren (Schimmert), voor de melk voor zuurkool  bör (Sint Pieter), voor eieren, boter en kool  baar (Waubach), voor het bewaren van grotere hoeveelheden bijvoornbeeld: put-baar (voor drinkwater); botterbaar (voor boter); eierbaar (voor eieren); zoermoosbaar (voor zuurkool); zawt-baerke (zoutpotje) De baar is van merktekens voorzien nl.met 1 of 2 of 3, naargelang het aantal merktekens worden ze \"ein-,twieë of drie-sjildsbaar\"genoemd. verder kennen we nog : der mosterdpot, toebakspot, vètpot, beerpot, zawfpot.  baar (Klimmen), voor inmaken boter, bonen , zuurkool, eieren waterbaar  baar (Heerlen), baartje: bairke (Schimmert), béérke (Amstenrade), algemeen, verder: toebakspot, zawtpot, boterpötje  baerke (Puth), klein  bèrke (Mechelen), bokaal: bokal (Kaulille), boterpot: boeëterpot (Opitter), botterpot (\'s-Herenelderen), driekronenpot: driekronenpot (Urmond), driekronepot (Limbricht), driekròòne pot (Nunhem), driekronenspot: (maat) = roompot  drie krōōnes pot (Neer), driekroonse pot: driekroonse pot (Weert), drierozenpot: drēͅi̯rōzəpoͅt (Zichen-Zussen-Bolder), drijschilderbaar: met drie opdrukken  dri-jsjilderbaar (Heerlen), duppen: duppe (Heerlerheide, ... ), algemene benamingen voor stenen en ook metalen potten, die niet geheel nieuw zijn, beschadigd of onbruikbaar  döppe (Klimmen), voor spek Er was nog een pot die diende om eieren, in kalkwater, voor de winter te bewaren, vroeger waren de kippen s winters meestal van de leg af de naam hiervoor is niet te achterhalen  döppe (Maasniel), grote baar: grôēte baar (Schimmert), grèle: gruul (Eupen, ... ), gruule (Spekholzerheide), gryl (Simpelveld), jryl (Bleijerheide, ... ), aarde pot van verschillende vorm patieël= plat aarden bord (voor het laten romen van de melk) kuuve = iets dikkere pot kasserol = aarden pot met deksel ( bijvoorbeel om vlees in te braden)  gruul (Heerlen), algemene benamingen  grül(le) (Klimmen), bottergrül  grülle (Mechelen), voor het bewaren van kleinere hoeveelheden bijvoorbeeld zawtgruul  gruul (Klimmen), hungel: een lage pot  hungel (Velden), keulse pot: keulse pot (Echt/Gebroek, ... ), keulse potte (Eijsden), keulse potten (Maastricht), kulse pot (Meijel), kuulse pot (Weert), Kölse pot (Castenray, ... ), kölse pot (Milsbeek), Kölse pot (Oirlo, ... ), kölse pot (Ottersum), Kölse pot (Smakt, ... ), kölse pot (Tegelen, ... ), Kölse pot (Venray, ... ), kölsje pòt (Waubach), kø&#x0304lsə poͅt (Ottersum), køͅlsə poͅt (Blitterswijck, ... ), Hierin werd boter gezouten.  keulse pot (Heythuysen), voor vet, vleis, zoe-ermoos, wolle boeene  kölse pot (Herten (bij Roermond)), kleine baar: kleine baar (Schimmert), kroeg: kroech (Hasselt, ... ), kroeg (Diepenbeek, ... ), krug (Borgloon), krux (Beringen, ... ), kruxskə (Halen), króog (Kuringen), krø&#x0304x (Spalbeek), 1ste lid voor de inhoud aan te gven  krux (Wellen), grote  krux (Diepenbeek), kroeg  krux (Borgloon), m.  krux (Hasselt, ... ), m. meervoud: kryx  krux (Borgloon), m. mv. kruy\\  krux (Hasselt), meervoud  kryx (Opheers), meervoud bewaarpotten  kryx (Tongeren), mv. krijx  krux (Tongeren), Verklw. kruchske  kroo.ch (Zonhoven), voor boter  krux ˃van drēͅj rōͅu̯zə (Wintershoven), £ is niet omgespeld  kro͂ͅx (Kermt), kroegje: krijgskə (Hasselt), krijg’skə (\'s-Herenelderen), kruugske (Mal, ... ), kruxəkə (Niel-bij-St.-Truiden), de u kan ook een i zijn om eieren , boter of vlees in te bewaren  kruxskə (Hasselt), kleine  kryxskə (Diepenbeek), kruik: kroek (Lanaken), kruikje: kruikske (Paal), pot: krook (Riemst), pot (Achel, ... ), poͅt (Beringen, ... ), mv. voor inleggen van kaas  pøt (Wintershoven), potje: pŭtje (Achel), pötteke (Riksingen), roompot: raumpot (Reppel), reumpot (Helchteren), roumpot (Lanaken, ... ), sikjespot: sikskespot (Kwaadmechelen), steenpot: dient voor alles  stɛ̄i̯npoͅt (Lanklaar), stenen pot: schteine pot (Schimmert, ... ), sjteine pot (Limbricht, ... ), sjteinepot (Roermond), steine pot (Kerensheide, ... ), steinepot (Oost-Maarland), stene pot (Middelaar), steͅi̯nə poͅt (Bunde, ... ), geen andere speciale namen  stɛnə potə (Lommel), gewoon  sjtene pot (Eygelshoven), keulse pot  steine pot (Klimmen), m.  stinə poͅt (Hasselt), stenen potje: sjteine pötje (Guttecoven), klein  stēͅnə peͅtjə (Rosmeer), stoop: stoep (Jeuk), stoopje: stūjpke (Sint-Truiden), stootpot: stootpot (Waltwilder), uilenpot: ulepot (Echt/Gebroek), uulepot (Thorn), beschilderd met blauwachtige figuren op een grijze ondergrond. Deze potten gebruikte men vroeger veel voor het bewaren van zout, van gezouten boter en eveneens van uitgesmolten varkensvet  yləpoͅt (Herten (bij Roermond)), voor eieren, zuukool, boter  ūūlepòt (Echt/Gebroek), uiles: ules (Vlodrop), uules (Maasniel), meestal aardewerk van hier.  oeles (Tegelen), Van aardewerk, nu niet meer gebruikt. Werden in Tegelen gemaakt voor huishoudelijk gebruik.  uules (Reuver), Verklw. uleske  oeles (Venlo), uilespot: oelespot (Venlo), oelespŏt (Meijel), ulespot (Grathem), uulespöt (Thorn), #NAME?  uulespot (Horn), uiligpot: uulegpot (Nunhem), driekònepot  uulegpot (Nunhem), vat: vaat (Mesch), vetpot: vetpot (Neeroeteren, ... ) aarden of stenen vat || aarden pot || aarden vaatwerk || aardenwerkpot || aardewerk pot, keramiek van de Nederrijn || een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] || groot stenen vat of kruik || keramiek van de Nederrijn || keulse pot [Weijnen BN 01 (1938)] || pot || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stenen pot III-2-1
stenen vervaardigen (een) steenoven trekken: stijǝnhawvǝ trękǝ (Loksbergen), brikken bakken: brekǝ bakǝ (Bilzen, ... ), brikken maken: brekǝ mākǝ (Elsloo), brekǝ mǭkǝ (Bilzen), stenen maken: štę ̞ŋ māxǝ (Kerkrade), stenen stoken: štę ̞ŋ štǭxǝ (Spekholzerheide), tegelstenen maken: zęjǝlšte ̞ŋ māxǝ (Bocholtz), tichelen: texǝlǝ (Tegelen), tixǝlǝ (Blitterswijck, ... ), tichels bakken: texǝls˱ bakǝ (Echt) De benaming voor het hele proces van klei delven, vormen en bakken van stenen. Zie ook het lemma ɛtichelenɛ.' [N 98, 3; monogr.; N 30, 52c add.] II-8
stenen vloer beton: bǝtǫ̃ (Berlingen, ... ), pǝtǫ̃ (Gutschoven), betonvloer: bǝtǫ̃vluǝr (Alken, ... ), brikken vloer: brekǝ vlū.r (Tongeren), erke(n)bed: ę̄rǝkǝbęt (Maastricht), gemetst: gǝmɛtst (Sint-Truiden), gemetst onderste: gǝmɛts ǫndǝrstǝ (Groot-Gelmen), gemetste vloer: gǝmɛds˱dǝ vlū.r (Lanaken), geplaveide bodem: gǝplǝvęjdǝ bōjǝm (Lauw), karelen: kręǝlǝ (Heks), karelen bodem: krę̄lǝ bōjǝm (Rutten), keien: kę̄ǝ (Haren), mergelblokken: merǝgǝlblø̜k (Tongeren), steen: stīǝn (Ordingen), vloer van mergel: vlū.r van mērǝgǝl (Kanne), vloer van mergelblokken: vlu.r van merǝgǝlblø̜k (Maastricht) Stenen vloer op de bedding van de beek om het uitspoelen van de bodem tegen te gaan. [Coe 18; Grof 33] II-3
stenen, van breuk afkomstig fayestenen: fájstēnǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale]) Stenen, afkomstig van een breuk en doorgaans geheel verbrokkeld. [Vwo 320] II-5
stenendrager brikdrager: brek˱drāgǝr (Oud-Caberg), brikkendiener: brekendinǝr (Zonhoven), brikkendrager: brekǝdrāgǝr (Bree, ... ), brekǝdrē̜gǝr (Maaseik, ... ), brikkenman: brekǝma.n (Meeuwen), brekǝman (Genk, ... ), brīkǝman (Genk), drager: drē̜gǝr (Montfort), karelenman: krilǝmān (Zepperen), krēlǝman (Sint-Truiden), kruier: krøjǝr (Tungelroy), schurger: šørǝgǝr (Kerkrade), sjouwer: šǫwǝr (Heythuysen, ... ), steendrager: štēdrē̜gǝr (Eys  [(op een groot werk)]  , ... ), štēdręjgǝr (Vaals), steenmaker: stęǝnmē̜ǝkǝr (Venray), stenendrager: stijǝndrǭgǝr (Tessenderlo), stindrāgǝr (Lummen), stējǝndrāgǝr (Lommel), stęjndrēgǝr (Ell), stęjndrē̜gǝr (Montfort), štēndrē̜.gǝr (Schinveld), štęjndrē̜gǝr (Herten, ... ), stenenman: stīnman (Kleine-Brogel), štēmanǝ (Jabeek), stenenschurger: štęjnšø̜rǝgǝr (Sittard, ... ), stenesdrager: štęŋs˱drē̜jǝr (Kerkrade) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9