e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steengal bleinen: blęi̯nǝ (Lanaken), eksteroog: ēkstrou̯f (Eijsden, ... ), gal: gal (Ell, ... ), kankerpoot: kaŋkǝrpuǫt (Maasmechelen), steengal: stęi̯ngal (Blerick, ... ), štēgal (Eys, ... ), štęi̯ngal (Swalmen) Een bloeduitstorting in de hoeflederhuid onder de hoefhoorn. Het is één van de meest voorkomende hoefgebreken. De ontsteking kan zich naar boven uitbreiden en een ernstige vorm van bloedvergiftiging aannemen, wat namen als kankerpoot en rotstraal verklaart. Zie de lemmata ''rotstraal'' (7.19) en ''straalkanker'' (7.31).' [A 48A, 16; N 52, 32e] I-9
steengalerij bouveau chassage: buvō šasāžǝ (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), richtstrek: rixtštrɛk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), rixštręk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Een steengang die de hoofdsteengang met de afdelingssteengangen verbindt; zij loopt volgens de strekking van de lagen. [N 95, 943 add.; N 95, 180; monogr.] II-5
steengang bouveau: bouveau (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Eisden]  [Zolder]), buvō (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Zwartberg]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Eisden] [Zolder]  [Zwartberg, Waterschei]  [Winterslag, Waterschei]), bǝvō (Hamont  [(Eisden)]  , ... [Eisden] [Maurits]  [Eisden]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), dwarsgang: dwarsgaŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), gang: gaŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), gaŋk (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Laura, Julia]  [Winterslag, Waterschei]), querslag: kwēršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Domaniale]  [Laura, Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV, Emma]  [Julia]  [Domaniale]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Laura, Julia]), kwēǝršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), kwęǝršlax (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kwę̄.ǝršlā.x (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kwę̄rslāx (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), kwę̄ršlāx (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), steengang: stēngaŋ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), stęjngaŋk (Stein  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), stęngaŋ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), štē.ga.ŋk (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]), štēgaŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēgaŋk (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Laura, Julia]  [Emma]  [Domaniale]), štējaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Domaniale]), štēngaŋk (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma, Maurits]), štęjgaŋk (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štęjngaŋk (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), travers-banc: travę̄rbã (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg, Eisden]) De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791] II-5
steengang met betonnen ondersteuning blokkenbouveau: blokkenbouveau (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]), blǫkǝbuvō (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), blǫkǝbǝvō (Hamont  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), blǫkǝnbǝvō (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) Steengang met een ondersteuning vervaardigd uit betonblokken. [N 95, 342; N 95, 794; N 95, 289; Vwo 142] II-5
steengang met houten of ijzeren ondersteuning kaderbouveau: kādǝrbuvō (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), kadersbouveau: kādǝrsbǝvō (Lanklaar  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Steengang die met houten of ijzeren steunelementen wordt ondersteund. [Vwo 403; N 95, 289] II-5
steenganghouwer bacneur: baknø̜̄r (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), bouveleur: buvlø̄r (Lanklaar  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), buvlø̜̄r (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]), buvǝlø̄r (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden]), houwer in het steenwerk: hø̜jǝr en ǝt štēwɛrk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), querslager: kwę̄ršlę̄gǝr (Stein  [(Maurits)]   [Emma, Maurits]), steenganghouwer: stēngaŋhǭwǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen]), steenhouwer: steenhouwer (Zie mijnen  [(Beringen)]  ), štēhø̜jǝr (Kerkrade  [(Wilhelmina / Domaniale)]   [Domaniale]), štēhǫjǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Wilhelmina, Domaniale]  [Domaniale]), štęjnhø̜jǝr (Klimmen [Domaniale]), steenouvrier: steenouvrier (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Eisden]), stinuvri (Zolder  [(Zolder)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), stēnuvri (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Zolder]) Houwer die in het gesteente werkzaam is. Hij drijft daar niet alleen de steengangen, maar bijvoorbeeld ook pompenkamers en laadplaatsen. [N 95, 793; N 95, 927; Vwo 73; Vwo 183; Vwo 736; Vwo 740; monogr.] II-5
steengruis as: as (Grote-Brogel), assen: asǝ (Hechtel, ... ), ãsǝ (Hasselt), āsn (Zonhoven), brikken: briqn (ɛ'S-Herenelderen'), brikkendrek: brekǝndrɛk (Rosmeer), brikkenschrot: brekǝšrǫt (Klimmen), brokkeljon: bǫkǝljǫn (Neerpelt), fijne kiezel: fijne kiezel (Heusden, ... ), finǝ kēzǝl (Rekem), fīnǝ kizǝl (Eisden), fīnǝ kēzǝl (Boorsem, ... ), fijne steen: fijne steen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale, Wilhelmina]), fijne steentjes: fīn stinkǝs (Grote-Brogel), fīn stęi̯nkǝs (Grote-Brogel), fijns: fiŋs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zwartberg, Waterschei]  [Domaniale]), gekapte kiezel: gǝkaptjǝ kēzǝl (Molenbeersel), gravi: gravi (Jeuk, ... ), gravē (Kuringen), griezel: grizǝl (Eigenbilzen), grind: grent (Bilzen, ... ), griŋt (Neeroeteren), grēnjtj (Neeroeteren), grēnt (Hamont, ... ), gręi̯njtj (Meeswijk), gruis: gruis (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), grȳs (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]  [Eisden]), grø̜i̯ǝs (Wellen), keien: keien (Zolder), keitjes: kęi̯kǝs (Sint-Truiden), kęi̯tjǝs (Opgrimbie), kękǝs (Schulen), kiezel: kezǝl (Sint-Martens-Voeren, ... ), kisǝl (Meeuwen), kizkǝl (Hoeselt), kizǝl (Achel, ... ), kišǝ (Meeuwen), kēzǝl (Boorsem, ... ), kīzęl (Oostham), kīzǝl (Diepenbeek, ... ), kīǝzǝl (Neerglabbeek), kiezelsteentjes: kizǝlstenkǝs (Koersel), kleine steentjes: klęi̯n stēntjǝs (Boorsem), klęi̯n stęi̯nkǝs (Kessenich), klęi̯n stęi̯ntjǝs (Boorsem), koolassen: koolassen (Hechtel), kreien: kręjǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), kriezel: krizǝl (Heers, ... ), krīzǝl (Aalst), kriezelsteen: krī.zǝlstęi̯n (Borgloon), krīǝzǝlstęi̯n (Gutschoven), mul: møl (ɛ'S-Herenelderen'), pof: puf (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Julia]), recoupe: rǝkup (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), schermoelie: sxɛrmuljǝ (Loksbergen), sintelen: zentǝlǝn (Sint Huibrechts Lille), steengries: štēgres (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štējres (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]), steengruis: steengruis (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), stingrø̜i̯s (Hasselt, ... ), stiǝngrys (Kleine-Brogel), stęi̯ngrø̜i̯ǝs (Wellen), stęngrø̜i̯s (Kwaadmechelen), štē.grȳ.s (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), štēgrȳs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēngrȳs (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štęjngrȳs (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Eisden]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), steenkatselen: stē̜i̯katsǝlǝ (Stokkem), steenslag: štęi̯šlāx (Klimmen), steentjes: stenkǝs (Gelieren Bret), vliezen: vlēzǝ (Zichen-Zussen-Bolder), wasberger: wašbɛrgǝr (Chevremont  [(Julia)]   [Zolder]) Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.] || Steen in verbrijzelde, verbrokkelde toestand. [N 95, 549; N 95, 795] I-8, II-5
steenhelling bouveau descenseur: bouveau descenseur (Zie mijnen  [(Winterslag)]  [Zolder]), bouveau montant: bouveau montant (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), buvō mǫ̃tã (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Houthalen, Zwartberg, Waterschei, Eisden]), bǝvō montǫ̃ (Zie mijnen  [(Beringen / Houthalen / Zwartberg / Waterschei / Eisden)]  [Winterslag]), stijgende querslag: štigǝndǝ kwēršlāx (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), štījǝndǝ kwēršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), èmontemint: montmę̃ (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Stijgende gang in het gesteente, aangelegd om steenkoollagen boven het niveau van een verdieping te ontsluiten. [monogr.; Vwo 181; N 95, 517] II-5
steenkalk belgische leskalk: bɛlgišǝ lɛskalǝk (Rumpen), bluskalk: bløskalǝk (Kleine-Brogel, ... ), bløskālk (Mesch), bløškalǝk (Heerlen), blø̜skalǝk (Weert), blø̜škalǝk (Kerkrade), doornikse kalk: dȳrneksǝ kalǝk (Meeuwen), dōrneksǝ kalǝk (Dieteren, ... ), gebrande kalk: gǝbrandjǝ ~ (Montfort), gǝbrāndǝ kalǝk (Noorbeek, ... ), gekraakte kalk: gǝkraktǝ kalǝk (Lommel), gemalen kalk: gǝmālǝ kalǝk (Tungelroy), gewone kalk: gǝwōnǝ kalǝk (Klimmen), gewone kalksteen: gǝwuwǝnǝ kalǝkstijǝn (Tessenderlo), hydraulische kalk: hi`dōmišǝ kalǝk (Vaals), kalk: kalk (Bilzen), kalǝk (Boorsem, ... ), kalksteenkalk: kalǝkstęjnkalǝk (Neeritter), kalkstenen kalk: kalǝkstīǝnǝ kalǝk (Sint-Truiden), klotkalk: klǫtkalǝk (Leuken, ... ), klottenkalk: klǫtǝkalǝk (Bevingen), kluitkalk: klȳtkalǝk (Rothem, ... ), klūtkalǝk (Blerick, ... ), landbouwkalk: lant˱bǫwkalǝk (Wellen), leskalk: løskalǝk (Genk), lø̜skalǝk (Venray), lęskalǝk (Ell, ... ), lęškalǝk (Gronsveld), lɛskalǝk (Maastricht, ... ), lɛškalǝk (Klimmen, ... ), metselkalk: mɛtsǝlkalǝk (Geulle), poederkalk: pujǝrkalǝk (Tungelroy), steenkalk: stējǝnkalǝk (Genk), štęjnkalǝk (Klimmen), stofkalk: stofkal(ǝ)k (Sint-Truiden), vetkalk: vɛtkalǝk (Ottersum), witkalk: wetkalǝk (Sittard), zakje kalk: zɛkskǝ kalǝk (Sint-Truiden), zakjeskalk: zɛkskǝskalǝk (Lommel) Kalksoort die wordt verkregen door kalksteen, een voornamelijk uit koolzure kalk bestaand gesteente, in een kalkoven te branden. Steenkalk wordt meestal in ongebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. Volgens de invuller uit Q 98 werd de steenkalk vervaardigd uit 'gebrande kunderse steen' ('gǝbrandǝ køndǝrsǝ štęjn'). 'Kunder' ('køndǝr') is de locale benaming voor het plaatsje Kunrade bij Heerlen. Ruwe, nog niet bewerkte kalk werd in Q 121 'kalksteen' ('kalǝkštē') genoemd. [N 30, 28b; monogr.] II-9
steenkar bakwagen: bakwǭgǝ (Milsbeek  [(met burrie en kroon)]  ), brikkenkruiwagel: brekǝkrawǭgǝl (Bilzen), kruikar: kruwkar (Maaseik), krykǝr (Panningen), kruiwagel: krawǝl (Bilzen), krawǭgǝl (Bilzen), krø̜̜̄̄wāgǝl (Loksbergen), kruiwagen: krø̄̄jwǭgǝ (Milsbeek  [(met burrie en kroon)]  ), lorrie: lǫri (Milsbeek), schurgkar: šø̜rǝxkar (Sittard), schurgskar: šørǝxskar (Nunhem), šørǝxskā.r (Elsloo), šø̜rǝxskar (Klimmen), steenkar: štęjnkar (Klimmen), štɛ̄kār (Spekholzerheide), wagonnetje: wagǫŋskǝ (Sint-Truiden  [(werd over spoor verplaatst)]  ) Kar of wagen waarmee de vormelingen naar de oven vervoerd werden en de gebakken stenen na het bakproces van de oven naar het tasveld gekruid werden. [N 98, 120; monogr.] II-8