e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkbanklade schot: šǭs (Bleijerheide), schublade: šūplādǝ (Bleijerheide) De lade die soms onder het werkblad is aangebracht en onder meer voor het opbergen van (klein) gereedschap wordt gebruikt. [N 53, 208d] II-12
werkbankonderstel schraag: šrāx (Bleijerheide) Het dragende, op de vloer staande deel van werkbank waarop het werkbankblad rust. Zie ook afb. 113. [N 53, 208e] II-12
werkdag werkeldag: werkeldaags klei-er (Bleijerheide) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-3-1
werken met de hamer houwen: hǫwǝ (Bleijerheide) In het algemeen werken met een hamer, bijvoorbeeld om een spie aan te drijven of om een spijker in te slaan. [N 53, 152b; N 53, 152e; monogr.] II-12
werken volgens een akkoord in akkoord werken: en akōrt werkǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.] II-5
werkjasje kieltje: kēlšǝ (Bleijerheide), stub: štyp (Bleijerheide) De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] || Jasje, vaak van blauw linnen of katoen, dat de timmerman als bescherming over zijn kleding aantrekt. [N 55, 183a-b] II-12, II-9
werkkleding manchesterboks: manšɛstǝrboks (Bleijerheide) In dit lemma zijn een aantal benamingen voor delen van de werkkleding van de smid en loodgieter bijeengeplaatst. Manchester in het woordtype manchesterboks verwijst naar het materiaal waarvan werkkleding vaak wordt gemaakt. Zie ook het lemma "ribfluweel, (koord)-manchester" in Wld ii.7, pag. 14. [N 33, 380; N 64, 163b] II-11
werknummer kuilnommer: kulnomǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schichtnommer: šixnomǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.] II-5
werkplaats werkplaats: werkplātš (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), werkstatt: węrkštat (Bleijerheide), węrǝkštat (Bleijerheide), wɛrkštat (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) [N 95, 10]De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.] || Het lokaal of de plaats waar de schoenen gemaakt worden. [N 60, 219a] II-10, II-12, II-5
werkschoen koeschoen: koeessjong (Bleijerheide), werkschoen: werksjong (Bleijerheide), wirksjong (Bleijerheide) Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3