31999 |
werkbanklade |
schot:
šǭs (Q121c Bleijerheide),
schublade:
šūplādǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De lade die soms onder het werkblad is aangebracht en onder meer voor het opbergen van (klein) gereedschap wordt gebruikt. [N 53, 208d]
II-12
|
31997 |
werkbankonderstel |
schraag:
šrāx (Q121c Bleijerheide)
|
Het dragende, op de vloer staande deel van werkbank waarop het werkbankblad rust. Zie ook afb. 113. [N 53, 208e]
II-12
|
21486 |
werkdag |
werkeldag:
werkeldaags klei-er (Q121c Bleijerheide)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-3-1
|
31952 |
werken met de hamer |
houwen:
hǫwǝ (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen werken met een hamer, bijvoorbeeld om een spie aan te drijven of om een spijker in te slaan. [N 53, 152b; N 53, 152e; monogr.]
II-12
|
27558 |
werken volgens een akkoord |
in akkoord werken:
en akōrt werkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.]
II-5
|
29932 |
werkjasje |
kieltje:
kēlšǝ (Q121c Bleijerheide),
stub:
štyp (Q121c Bleijerheide)
|
De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] || Jasje, vaak van blauw linnen of katoen, dat de timmerman als bescherming over zijn kleding aantrekt. [N 55, 183a-b]
II-12, II-9
|
27282 |
werkkleding |
manchesterboks:
manšɛstǝrboks (Q121c Bleijerheide)
|
In dit lemma zijn een aantal benamingen voor delen van de werkkleding van de smid en loodgieter bijeengeplaatst. Manchester in het woordtype manchesterboks verwijst naar het materiaal waarvan werkkleding vaak wordt gemaakt. Zie ook het lemma "ribfluweel, (koord)-manchester" in Wld ii.7, pag. 14. [N 33, 380; N 64, 163b]
II-11
|
27637 |
werknummer |
kuilnommer:
kulnomǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
schichtnommer:
šixnomǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.]
II-5
|
27685 |
werkplaats |
werkplaats:
werkplātš (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
werkstatt:
węrkštat (Q121c Bleijerheide),
węrǝkštat (Q121c Bleijerheide),
wɛrkštat (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
[N 95, 10]De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.] || Het lokaal of de plaats waar de schoenen gemaakt worden. [N 60, 219a]
II-10, II-12, II-5
|
18305 |
werkschoen |
koeschoen:
koeessjong (Q121c Bleijerheide),
werkschoen:
werksjong (Q121c Bleijerheide),
wirksjong (Q121c Bleijerheide)
|
Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|