24628 |
wilgensoorten |
treurwijde:
troer’wie (Q121c Bleijerheide)
|
treurwilg
III-4-3
|
17596 |
wimper |
plimp:
plimp (Q121c Bleijerheide),
plìmp (Q121c Bleijerheide)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
poep:
poep (Q121c Bleijerheide),
vots:
vóts (Q121c Bleijerheide),
wind:
wink (Q121c Bleijerheide)
|
wind
III-4-4
|
29877 |
winddroog |
winddroog:
weŋkdryx (Q121c Bleijerheide),
weŋk˱dryǝx (Q121c Bleijerheide)
|
De toestand waarin het leer geklopt moet worden, niet te nat, niet te droog. [N 60, 99a] || Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-10, II-9
|
25160 |
winderig weer |
windig (weer):
wingig wäer (Q121c Bleijerheide),
windisch (du.):
win⁄giesj (Q121c Bleijerheide)
|
koud, nat en winderig || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30333 |
windwervels |
vensterslagenhälter:
venstǝršlē̜ǝxhɛltǝr (Q121c Bleijerheide)
|
IJzeren bevestigingsmiddel waarmee vensterluiken aan de buitenzijde van het huis in geopende stand tegen de muur vastgezet kunnen worden. Zie afb. 59. [N 55, 71; monogr.]
II-9
|
33832 |
windzuiger |
windsnapper:
weŋkšnɛpǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
schoestergeschäft:
šustǝrjǝšɛf (Q121c Bleijerheide)
|
Het kantoor en het magazijn waar men het leer uitgaf; soms tevens ook de werkplaats. [N 60, 219b]
II-10
|
18434 |
winkelhaak |
fnf (du.):
Latijnse V. [cfr. WLD II.7, p. 95 vijf/fünf] [Vgl. Valkenburg Wb. (p. 191): vijf, scheur in den vorm eener romeinschen V.] Kerkrade Wb. (p. 302): vunnef, vijf; winkelhaak.
vönnef (Q121c Bleijerheide),
vijf/fünf:
vø̜nǝf (Q121c Bleijerheide),
winkelhaak:
weŋkelhoak (Q121c Bleijerheide),
weŋkelhǭk (Q121c Bleijerheide),
weŋkǝlhǫak (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide
[(mv weŋkǝlhø̜ǝk)]
,
Q121c Bleijerheide),
weŋkǝlhǭǝk (Q121c Bleijerheide),
winkelhoek (Q121c Bleijerheide)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.]
II-11, II-12, II-7, II-9, III-1-3
|
27977 |
winning |
vorderung:
vø̜ǝdǝruŋ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864]
II-5
|