e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zetbeitel stembeitel: štɛmbēsǝl (Bleijerheide) Nadat het strikkoord met behulp van de strikbeitel in de sokken van buizen is aangebracht, wordt de verbinding met lood volgegoten. Vgl. het vorige lemma. Het geheel wordt vervolgens nog eens met behulp van de zetbeitel aangeslagen. Zie ook afb. 250. [N 64, 68b] II-11
zetlat aanstijglats: āštīxlats (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), lats: lats (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Een gerende lat die bij de aanleg van steengangen of galerijen op het bestaande gedeelte van het spoor wordt gelegd om op deze wijze te bepalen of men niet van het hellingspercentage afwijkt. Volgens een invuller uit Q 121 had de zetlat een lengte van 3.00 m. Hij werd reeds vooraf in de timmerwerkplaats gemaakt. Nadat de moetlijn was ingevoerd, gebruikte men de zetlat nog maar weinig. [N 95, 706] II-5
zetspie hering: herk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), (mv)  heraqǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), konische kijl: kōnisǝ kil (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Spiekrik waarmee een metalen stijl, bijvoorbeeld een Gutehoffnungshüttestijl, tussen dak en vloer vastgeklemd kan worden. De woordtypen die verwijzen naar een vis zijn terug te voeren op het feit dat de spie een visvormig uiterlijk heeft (Lochtman pag. 83). [N 95, 345; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, add.] II-5
zeug met biggen zeug: zȳx (Bleijerheide) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeven sieben (d.): zībə (Bleijerheide), zeven: zēvə (Bleijerheide), ziften: zeftə (Bleijerheide), zijen: zeͅi̯ə (Bleijerheide) zeven III-2-1
zeveren zeveren: zevere (Bleijerheide) zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)] III-1-1
zeverij separation: sepǝratsiuǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), zēparatsiuǝn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zeverij: z˙ēvǝręj (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Plaats waar de kolen gezeefd worden. [N 95, 14; monogr.] II-5
zich gedragen zich benehmen (< du.): ziech beneëme (Bleijerheide), zich gedragen: jedra’ge, ziech (Bleijerheide), zich opvoeren: ópveure, ziech (Bleijerheide), zich verhouden: verhaode, ziech (Bleijerheide) zich gedragen III-1-4
zich inbeelden zich inbeelden: i’bilde, ziech (Bleijerheide) zich verbeelden, zich inbeelden III-1-4
zich over de rug wentelen (zich) schullen: šølǝ (Bleijerheide) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9