e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonneblinden, jaloezie jaloezieën: šaluzęjǝ (Bleijerheide) Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.] II-9
zool zool: zoal (Bleijerheide), zǭl (Bleijerheide) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] || Ondervlak van schoeisel, dat deel waarop men loopt. [N 60, 76; N 60, 233a] I-9, II-10
zool van een schoen zool: zoal (Bleijerheide) Hoe noemt men in het algemeen alle onderdelen van de schoen die evenwijdig lopen aan de onderkant van de voet? (zool?) Vgl. tek. 3 [N 60 (1973)] III-1-3
zoolleer zoolleer: zoǝllę̄r (Bleijerheide) Dik, stevig leer voor zolen van schoenen. Volgens de informant van L 163a gaat het hier om kuipgelooid leer, d.w.z. leer dat lange tijd met gemalen eikeschors, de run, in een kuip heeft gelegen. Croupon is het deel van de huid, de rug, dat het sterkste en dikste leer levert en dat zeer geschikt is als zoolleer. [N 60, 2a; N 60, 247] II-10
zoom zoom: zōm (Bleijerheide) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zoon (Bleijerheide) 01; zoon III-2-2
zout zout: soats (Bleijerheide) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutvat zoutsduppen: zōͅts˂døpə (Bleijerheide) stenen zoutpot III-2-1
zoutzuurpotje zoutzuurpotje: zaltssø̜jǝrpø̜tšǝ (Bleijerheide) Het potje met vloeimiddel. Volgens de invuller uit Q 121c was dit altijd van lood, aangezien andere metalen door zoutzuur zouden worden opgelost. [N 64, 27c] II-11
zuigbuis aanzuigreur: āzūxrø̄r (Bleijerheide) De buis aan de onderzijde van het pomphuis die in de op te pompen vloeistof wordt geplaatst. Zie ook afb. 236a. Met de term pomp(en)buisje werd in L 423 het roodkoperen buisje aangeduid dat de verbinding vormde tussen het slotstuk en de zuigbuis. Het was aan de onderzijde voorzien van een sierbandje. Men noemde dit de knoop (knqp). [N 64, 133f; N 66, 49f] II-11