e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkleren winterkleren: winkter kleier (Bleijerheide) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterwortelen rode moren: rūǝ mūrǝ (Bleijerheide) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wipzaag pendelzeeg: pɛndǝlzē̜ǝx (Bleijerheide) Machinale zaag die door middel van een voetpedaal wordt aangedreven en waarvan het smalle zaagblad een op- en neergaande beweging maakt. De wipzaag is de voorloper van de decoupeerzaagmachine (zie het volgende lemma). [N 53, 19] II-12
wisseldorpel afdekdorpel: āf˱dęk˱dølǝpǝr (Bleijerheide), slietdorpel: šles˱dølǝpǝr (Bleijerheide) De beide horizontale balkjes die de onderdorpel van het bovenraam en de bovenregel van het onderraam vormen. Bij gesloten stand van het schuifraam liggen de wisseldorpels van beide raamdelen gedeeltelijk achter elkaar. [N 55, 49a-b] II-9
wisselen van de tanden breken: brē̜xǝ (Bleijerheide) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: ⁄t wäer weest nit wat et wilt (Bleijerheide) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Bleijerheide) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
witte kaas, wrongel klatskaas: klatsj’kieës (Bleijerheide, ... ), kletskaas: kletsjkieës (Bleijerheide), makei: makai (Bleijerheide), makeikaas: makaikieës (Bleijerheide), makei-kiës (Bleijerheide), witte kaas: wiesse kiës (Bleijerheide) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] || witte kaas || wrongel || wrongel, kwark III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: štē[klee] (Bleijerheide) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool wit gemeus: wies jemus (Bleijerheide), witte kappes: wies kappes (Bleijerheide) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3