e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schupje zonder handvat beschuitmes:   schøpkǝ zondǝr hantvat (Kwaadmechelen) II-1
schupjesels binnennaaiels:   šøpkǝsɛls (Stein) II-10
schuplepel schepemmer:   sxøplēpǝl (Ospel) II-4
schupnet restant vissen:   sjöpnët (Sittard) III-4-2
schuppan graanschep:   šø̜ppan (Tongeren), strooplepel:   sxøppan (Wellen) I-4, II-2
schuppe menggereedschap:   šɛpǝ (Genk), trekharmonica: NB sjuppe zowel in Heerlen Wb. (Q 113, pag. 424) als in Kerkrade Wb. (Q 121, pag. 241) = scheppen; sjup = schep; schop, spade.  sjuppe (Eygelshoven) II-1, III-3-2
schuppen met een voor spitten:   [schuppen] (Eygelshoven), scheppen:   šøpǝ (Kelmis), schoepen van het onderslagrad:   šø̜pǝ (Kanne), šępǝ (Neeroeteren), spitten:   sxøpǝ (Tessenderlo), šø.pǝ (Eupen, ... ), šøpǝ (Eygelshoven), vooruittrappen:   sxøpǝ (Bergen, ... ), sxøpǝn (Achel), sxø̜pǝ (Afferden, ... ), šøpǝ (Baarlo, ... ), šø̜pǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ) I-1, I-9, II-3, II-4
schuppen met tanden en drijvers snijarmen en drijfarmen in de voormaler:   sxøpǝ met tāndǝ ɛn drivǝrs (Milsbeek) II-8
schuppenrek schepring:   sxø̜pǝrɛk (Weert) II-3
schuppenzot hansworst:   schuppezot (Eksel) III-1-4