e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitharken afkammen:   uthɛrkǝ (Velden), ūthɛ̄rǝkǝ (America) I-4
uitheffen de cultivator inzetten en uitzetten:   ūthø̜fǝ (Heythuysen), wortels rooien:   yi̯thøfǝ (Bree), ūthø̜fǝ (Ell) I-2, I-8
uithengelen uithoren:   oethungele (Helden/Everlo, ... ), ōēthungele (Panningen), utjhungələ (Meijel) III-3-1
uithessen uitschelden: vgl. Tongeren Wb. (pag. 24): authèisë, door woorden uitdagen of ophitsen.  outhèsen (Mal), vgl. WNT sub hessen: gelijkbet. met hitsen, ss. Uithessen.  ōēthèèsje (Mheer) III-3-1
uitheten schelden, schimpen:   ōēt heesje (Mheer), uitschelden: plat  jōͅmant ōthāite (Mettekoven) III-1-4, III-3-1
uitheulen boren:   uitheulen (Hamont), breed scherpen:   ǭthø̄lǝ (Lummen), de kleiwand uithollen:   ø̜̜̄̄thø̜jlǝ (Loksbergen), ūthø̄̄lǝ (Belfeld, ... ), ūthø̜̜̄̄lǝ (Klimmen), heulen:   ythø̜̄lǝ (Heijen), ūthø̄lǝ (Panningen), uithoren:   oedheule (Nederweert), oetheule (Ittervoort, ... ), ŭŭtheule (Venray) II-12, II-3, II-8, III-3-1
uitheven de ploeg uit de voor laten komen:   ūthę̄vǝ (Schaesberg) I-1
uithijsen iemand uitschelden:   outhèsen (Mal) III-1-4
uithobelen met de grondhobel nesten uitschaven:   ūshobǝlǝ met ˲dǝr jroŋkhubǝl (Bleijerheide) II-9
uithobeler schaver:   ūshubǝlǝr (Bleijerheide) II-12