e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitvriezen uitvriezen van het water uit het grauwveen:   øtjvrēžǝ (Meijel) II-4
uitvundelen uithoren:   ōētfungele (Grubbenvorst) III-3-1
uitvunderen uithoren:   oetvungere (Velden), vgl. Gennep Wb. (pag. 64-65): fundere, napluizen, uitzoeken.  ŭŭtfŭndere (Gennep), ütvönderen (Heijen), vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 300): ütvundere, nauwkeurig uitzoeken, uitvissen, uitpluizen.  ōētvundere (Horst), uut-vun-de-re (Blitterswijck), uutvundere (Leunen), uutvŭndere (Well), ŭŭtvundere (Wellerlooi) III-3-1
uitwaarts gaan maaivoeten:   bij de vuut outjats goan (Ulbeek), bɛ de vəut aatwiats goan (Gutshoven), met de veut outwjats goan (Wellen), met de vut outwiats goun (Ulbeek), Voor een paard: t franst  outwjats goeën (Stevoort) III-1-2
uitwaarts lopen maaivoeten:   oɛtjats loupə (Heers) III-1-2
uitwaarts varen uiteenploegen:   ǭǝ.tjats ˲vǭ.rǝ (Heers) I-1
uitwagen deeg afwegen:   ūtwǫagǝ (Beek), ūtwǭgǝ (Gronsveld) II-1
uitwanden uitzeven van de zemelen:   ūtwandǝn (Neerpelt) II-1
uitwannen wannen met de wan:   au̯.twanǝ (Hoeselt, ... ), utwanǝ (Klimmen) I-4
uitwarren uithoren:   oetwêrre (Stein) III-3-1