e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
nok nok:   nok (Echt), nǫk (Geulle, ... ), nok van de kleine spil:   nǫk (Helden), schaduw, lommer:   nòk (Gulpen), speelman, klapspaan:   nǫk (Kaulille, ... ), standerdnok:   nǫk (Lummen, ... ), tepel:   noek (Waubach), tepel, tet:   nuk (Gulpen, ... ), veiligheidspal van de stijlentrekker:   nǫk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) I-12, II-3, II-5, II-9, III-1-1, III-4-4
nokgording nok:   nǫk˲gǫrdeŋ (Posterholt) II-9
nokkebalk ijzerbalk:   nǫkǝbalǝk (Linkhout  [(standerdmolen)]  ) II-3
nokkel speen:   noekel (Heerlerbaan/Kaumer), nŏĕGGəl (Heerlen), nŏĕkel (Heerlen), speen van de koe:   nukǝl (Montzen), tepel:   noekel (Vijlen), tepel, tet:   nukǝl (Vijlen), zuigfles: cf. VD D-.N. s.v. "Nuckel"0.1 fopspeen; 0.2. tepel; cf. Verdam s.v. "nocken"2. zwalpen. op en neer gaan, van eene vloeistof in de keel; vgl. Kerkrade Wb. p. 205 s.v. noekkele = zuigen en een noekkel is een zuigfles. Zie ook De Vries s.v. "nokken 1. schokken, stoten, schudden"De beweging van het zuigen?  noekkel (Heerlen) I-11, I-12, III-1-1, III-2-2
nokkelen borsten:   noekkele (Kerkrade) III-1-1
nokken aan de borst zijn: cf. Verdam s.v. "nocken"2. zwalpen. op en neer gaan, van eene vloeistof in de keel; vgl. Kerkrade Wb. p. 205 s.v. noekkele = zuigen en een noekkkel is een zuigfles. Zie ook De Vries s.v. "nokken 1. schokken, stoten, schudden"De beweging van het zuigen?  noeke (Klimmen), borsten:   noeke (Bocholtz), noekke (Waubach), nuke (Klimmen), Meestal in ev noek gebruikt.  noeke (Waubach), knikkertermen:   noekke (Heerlen, ... ) III-1-1, III-2-2, III-3-2
nokkenhouder bustehouder: spotnamen: vgl. trefwoord nokken in lm. borsten, WLD III: afl. 1.1.  noekehouwer (Bocholtz) III-1-3
nokkenhout vorsthout:   nǫkǝhōt (Lummen) II-3
nokkot nokgat:   nǫkkǫt (Lummen, ... ) II-3
nokpan vorstpan:   nǫkpan (Haelen, ... ) II-8