e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
ringbouwwerk ringondersteuning:   reŋkbō.wwɛrk (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) II-5
ringdoppen met een priktol spelen in een cirkel: de priktol wordt in een ring draaiend neer geworpen; indien hij niet buiten loopt vinden de medespelers er genoegen in dezen priktol eenige stukken af te kappen. Geraakt de priktol meer uit den ring, zoomag de eigenaar opnieuw verderspelen.  ringdoppen (Kuringen), Men maakt een ring van 1 a 1,50 meter doorsnede. Daarna bevind ieder zijn tol, werpt hem in den ring en moet hem laten draaien tot het einde. Loopt de priktol uit den ring dan mag men herbeginnen, doch blijft hij in den cirkel, dan moet men hem laten liggen, tot hij er uit geslagen wordt. Zoodra er eene in den ring ligt, zijn de medespleres dadelijk gereed om er met den hunnen op te kappen. (Niet) zelden komt de tol geheel gehavend en zelfs in stukken uit het strijdperk.  ringdoppen (Molenbeersel), priktol wordt in midden van kring geplaatst en anderen kappen er op al doppend totdat de geplaatste dop uit cirkel vliegt. Wiens bol daarbij blijft liggen in den kring wordt prooi van de verdere aanvallen.  ringdobbe (Houthalen) III-3-2
ringdrijven hoepelen: (Hees)  rink drieve (Hees) III-3-2
ringduif houtduif:   rangdoef (Stein), rijnkdoef (Oirsbeek), ringduif (Meeswijk), Een ringduif heeft ene ring om den nek.  rèŋduf (Meeswijk), Frings  reͅŋkdoͅu̯f (Diepenbeek), IPA, omgesp.  reŋkduf (Rekem), IPA; omgesp.  reiŋkduf (Meeswijk), omdat ze een witte ring van veren om de hals heeft  rĕinkdoef (Oirsbeek), tortelduif:   ringdoef (Afferden) III-3-2, III-4-1
ringduifje holenduif:   réngk duufke (Kelmis) III-4-1
ringel hoepel:   ringel (Sint-Geertruid, ... ), rinkel (Eigenbilzen) III-3-2
ringel[eg] andere eggen:   reŋǝl[eg] (Lottum) I-2
ringelen draden of randen van peulvruchten:   reͅŋələn (Houthalen), hoepelen:   `reŋələ (Gemmenich), ringele (Lontzen, ... ), rinkelen (Eigenbilzen), kiskassen: niet zeker?  reiŋkele (Opglabbeek), ravotten:   riengele (Kerkrade, ... ), ringele (Eys), slepen:   reŋǝlǝ (Bocholtz), sorteren met de machine:   ringelen (Kerkrade), worstelen:   riengele (Kerkrade), riengele, ziech (Kerkrade), ringele (Schinnen) I-2, I-5, I-7, III-3-2
ringeliesje ringrups:   ringel lièke (Stevensweert) III-4-2
ringelklut ringmus:   ringelklöt (Gennep, ... ) III-4-1