e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
roetsjbies glijbies:   rutšbīs (Bleijerheide), glijbies [wld ii.10, p. 26]:   rutsjbies ? (Bleijerheide) II-10, III-1-3
roetsjboks broek met split:   rötsjboks (Stevensweert) III-1-3
roetsjbroek broek met split: de j is slecht leesbaar  rötsj-brook (Noorbeek) III-1-3
roetsjen baantje glijden op het ijs:   roetsje (Vijlen), ròètsje (Waubach), rótschen (Guttecoven), rôôtje (Stein), (ijsbaan = kèj).  rôtsjen (Stein), minder in gebruik  rutṣən (Rotem), Sub GLIJDEN.  roetsje (Posterholt), de plank missen:   roetsje (Meijel), glijden:   roetsche (Eys), roetschen (Reuver), roetse (Tegelen, ... ), roetsje (Bocholtz, ... ), roetsjə (Simpelveld), rootsjə (Grevenbicht/Papenhoven), rŏĕtsjə (Nieuwenhagen), rutschen (Schinnen), rótse (As), rótsje (Dieteren), rótsjə (Susteren), rôtsje (Geleen, ... ), rötse (Montzen), #NAME?  rótsje (Maastricht), [Paragraaf: regelmatige werkwoorden].  ròtsje (Boorsem), Duits rutschen.  ròtsen (Geistingen), Het vermaak bestond hierin, door zich op èèn klomp, vanaf een steile hoogte, naar beneden te laten glijden. Heel vaak ging dit ten koste van de "bôksebaom"(het achterstuk van de broek). Geliefde plaatsen voor het roetsje waren, evenals voor het tun-ke rôlle, de Peelberg en de bermen in "t Koppelsjträötje".  roetsje (Herten (bij Roermond)), NB roetsj: glijbaan; roetsjbaan: glijbaan.  roetsje (Bocholtz, ... ), Nhd. rutschen. B.v. Een rotsjbaan is voor het plezier van te rotsjen.  rotšə (Meeswijk), Van Dale: roetsjen (<Hd.), langs iets afglijden.  roetse (Venlo), vgl. roetsjbaan: glijbaan.  roetsje (Kerkrade), Zie: rótsj, rótsjbaan.  rótsje (Sittard), knikkertermen: Es de uve oet de vingere ròtsje, sjuts te neet gòòd!  ròtsje (Boorsem), van een glijbaan glijden: /  roetsche (Heerlen, ... ), roetsje (Echt/Gebroek, ... ), Roetsje (Montfort), roetsje (Roermond, ... ), róetsjen (Elsloo) III-3-2
roetsjgat zoldergat, opening in de koestalzolder:   rutš˲gāt (Montfort) I-6
roetsteen kalk gemengd met verbrijzelde stenen:   roodsjtee (Doenrade), roëd-stein (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  rôêt-stei.n (Grathem, ... ) III-3-2
roetzak schoorsteenstoel:   rōt˲zak (Beek, ... ) II-9
roevogel admiraalsvlinder:   roevogel (Maasbracht), citroenvlinder:   roevögel (Pey), koolwitje:   roevogel (Dieteren, ... ), langpootmug:   roevogel (Beegden), nachtvlinder: nachtvlinder  roevogel (Maasniel), vlinder:   roeivōgel (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), roevoegel (Herten (bij Roermond)), roevogel (Beegden, ... ), roevoogel (Putbroek), roevōgel (Linne, ... ), roevōgəl (Pey), roevōͅgəl (Wessem), roewoogel (Grathem), roewvogel (Grathem, ... ), roewvōgel (Putbroek), ruvo.gəl (Echt/Gebroek, ... ), oud  roevogel (Thorn) III-4-2
roezeboes sterke / ruwe kerel: zie WNT sub roezemoes (I): ook roezeboes, ruizebuis, 1. een onstuimig, ruw, woest en wild persoon, een robbedoes.  dazənənrāuzəbāus (Landen) III-3-1
roezeboezen roezemoezen: verbastering van Van Dale: roezemoezen, 1. leven, geraas, getier maken; -2. (gew.) een dof, gonzend geluid maken; -3. met bedrijvige drukte en stommelend geluid allerlei kleine bezigheden verrichten, rommelen, scharrelen.  roezeboeze (Buchten, ... ) III-3-1