22722 |
woonwagen |
woonwagen:
woonwaage (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] || Woonwagen.
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woord (Q020p Sittard),
woərt (Q020p Sittard)
|
woord [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
33601 |
wormsteek |
wormsteek:
wórmsjteek (Q020p Sittard)
|
wormsteek
I-7
|
21014 |
wormstekig |
wormstekens:
ideosyncr.
wormsjtaekes (Q020p Sittard),
wormstekes:
ideosyncr.
wormsjtaekes (Q020p Sittard),
wormstekig:
ideosyncr.
wormstaekig (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
saucijs:
sesies (Q020p Sittard),
worst:
woosj (Q020p Sittard),
wōš (Q020p Sittard),
mv. weusj
wōš (Q020p Sittard)
|
saucijs || worst
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wōš mākǝ (Q020p Sittard)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
ringen:
ringe (Q020p Sittard),
worstelen:
worstele (Q020p Sittard),
worstelen (Q020p Sittard)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] || Worstelen, strijden.
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
kerstbroodje:
krisbreudje (Q020p Sittard),
krisbroodje:
krisbreutje (Q020p Sittard),
saucijzenbroodje:
sauciesebreudje (Q020p Sittard),
sesiezebreutje (Q020p Sittard),
soziezebreudje (Q020p Sittard),
sòziezebreudje (Q020p Sittard),
worstenbroodje:
woosjtebreutje (Q020p Sittard)
|
saucijzebroodje || worstebroodje || Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
hakken:
hakǝ (Q020p Sittard)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
25766 |
wort |
brouwsel:
brušǝl (Q020p Sittard),
wort:
wort (Q020p Sittard)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|