e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schampscheut schandmei:   sjampsjeut (Schaesberg) III-3-2
schampschot afschamper:   sxampsxot (Helchteren), šampšot (Noorbeek), šampšus (Kerkrade), šampšyǝt (Eys), šampšø̄t (Beek, ... ) II-1
schampstenen beschermstenen of -palen:   sxampstiǝn (Blitterswijck, ... ), sxampstēn (Gennep), sxampstɛi̯n (Venlo, ... ), šampstēn (Genk), šampstē̜ ̞i̯n (Bocholt, ... ), šampstɛi̯n (Berg, ... ), šampštē. (Eys, ... ), šampštēn (Hoensbroek), šampštē̜ ̞i̯n (Stokkem), šampštɛi̯n (Baarlo, ... ), šā.mpstē̜ ̞. (s-Gravenvoeren, ... ), šāmpštɛi̯n (Schimmert), (mv)  šampštęin (Margraten), šā.mpst˙eŋ (s-Gravenvoeren, ... ) I-6
schand gemeen: ook materiaal znd 23, 79  schān (Beverst) III-1-4
schandaal galgenaas:   ə schandoal (Gutshoven), ⁄n schandaal (Beringen), houten sandaal: [sic]  sXandoͅəl (Hamont), ketelmuziek:   sjandaal (Kerkrade), kwaadspreekster:   schandaal (Weert, ... ), lawaai, herrie:   sjandaal (Simpelveld), sjèndaal (Geleen), o.  šənd‧āl (Eys), sandaal: [sic; wel een ander geschrift]  sjandaal (Brunssum), [sic]  sjendaal (Beek), sXandoͅəl (Hamont), slecht mens, slechte kerel:   ə schandoal (Gutshoven), ⁄n schandaal (Beringen), slons (slodder?):   sjàndaal (As), veel te grote schoen: [sic]  sXandoͅəl (Hamont) III-3-3, III-1-3, III-1-4, III-3-1, III-3-2, III-4-4
schandaal (<fr.) aanstoot:   sjendaol (Tongeren)
schandaal geven aanstoot geven:   sjĕndaol geve (Vlijtingen) III-1-4
schandaal maken brullen:   šǝndāl mākǝ (Maasmechelen), drukte maken:   sjendaal maache (Kerkrade), joelen:   sjəndààl máákə (Amstenrade), (het eerste woord is onzijdig).  šənd‧āl mā.kə (Eys), lawaai maken:   šənd‧āl mā.kə (Eys) I-11, III-1-4, III-3-1, III-4-4
schandalen iemand luidruchtig berispen:   den mem zal schandalen (Stokkem), sjendaale (Stokkem), joelen:   šənd‧ālə (Eys), krollen: ideosyncr.  sjandaalle (Vlodrop, ... ), lasteren:   schandale (Weert), sjandale (Ell, ... ), ook materiaal znd 30, 01  schandale (Weert), lawaai maken:   sjandale (Simpelveld), sjèndale (Geleen), opspelen:   sjendule (Stein), cf. WNT XIV kol. 257-258 s.v. "schandaliseeren"2. "in de zin van "uitmaken, uitschelden  sjandaale (Sittard) III-3-1, III-1-4, III-2-1, III-3-1, III-4-4
schandalen (mv.) ruzie:   sjandale (Schinnen)