e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
te strang gebroeid niet goed gebroeid:   tǝ straŋ gǝbrø̜jǝt (Mesch) II-1
te strang zijn te klein zijn: b.v. dat kleid ès mich te strang. [WNT: strang (II), 1. spannend, nauwsluitend, strak...]  strang (Uikhoven), B.v. De jas is me te strang.  straŋ (Meeuwen), B.v. van schoenen.  stra:ŋ (Meeswijk) III-1-3
te strang zitten te klein zijn:   te strang zitten (Neerpelt) III-1-3
te streng te eng:   tǝ štrɛŋ (Tegelen) II-7
te stukken vaneen aan flarden:   te stukker vanieën (Hechtel) III-1-3
te uwers thuis:   tūrəs (Borgloon, ... ), tyrəs (Hoepertingen, ... ) III-2-1
te uwerst thuis:   teͅløst (Tessenderlo), tūrəst (Lummen, ... ), tyləst (Zelem), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  te hurest (Beverlo), toerest (Beverlo) III-2-1
te vast ongeschikt:   tǝvas (Heers), uitgedroogd:   te vast (Tungelroy), tǝ vas (Waubach), vast:   tə vast (Meers) II-1, III-2-3
te veel bekostigen?:   dat is te veùl (Sittard) III-3-1
te veel betalen afzetten:   te veujl betaald (Schaesberg) III-3-1