e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
toepressen dichtgroeien:   towprɛsǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) II-5
toer dutje:   toer (Meerlo), dwaze streek:   enne toer (Hoeselt), toer (Meeuwen), toere (Jeuk), gril: ook materiaal znd 29, 16  toeren (Borlo, ... ), toerë (Lanklaar), tø͂ͅrə (Duras), halssnoer:   toer (Venlo), tōēr (Venlo), lange tijd:   doer (Bleijerheide, ... ), enen toer (Geleen), n toer (Montfort), toer (Amby, ... ), toēr (Ten-Esschen/Weustenrade), toor (Wijlre), toër (Hoensbroek), tōēr (As, ... ), tūr (Houthalen), ty.r (Meeuwen), tôêr (Schimmert), (bij slapen).  toer (Venray), m.  tu.ər (Eys), manier:   toer (Beverlo), pijl van een boog:   tuǝr (Meijel), tūr (Ell, ... ), ronde:   tūr (Diepenbeek), schudgotentoer:   toer (Lanklaar  [(Eisden)]   [Emma]), sprong:   tūr (Genk), stronk van een struik:   toe-r (Nunhem), toer:   tūr (Blitterswijck, ... ), witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen:   toer (Hout-Blerick, ... ), witte muts met linten:   toer (Oirlo), toêr (Boekend), witte muts met sierkrans en afhangende linten:   toe`r (Baarlo), toehr (Meijel), toer (Meijel, ... ), toor (Egchel, ... ), (speciaal voor feestdagen)  toêr (Boekend), Toer en knipmuts hoorden bij elkaar. De muts was een zwart kapje dat bij het werken gedragen werd. Ze werd onder het achterhoofd met een snoertje vastgeknoopt. Zie ook afb. p. 291 (Vrouw mit toer, golde kettin mit krüs en slot).  toer (Meerlo, ... ), Zie afb. 48 (p.72).  toe:r (Meijel) III-3-1, II-5, II-6, II-7, II-9, III-1-2, III-1-3, III-1-4, III-4-3, III-4-4
toer (<fr.) rit:   toer (Blitterswijck, ... ), tour (Schinnen), tōēr (Heerlen, ... ), tōēër (Nieuwenhagen)
toerdraad porringdraad:   tūrdrǭt (Tungelroy) II-9
toerebloemen sierbloemen:   turǝblumǝ (Meijel) II-7
toereliesje fruitworm: idiosyncr.  toereliske (Grathem) III-4-2
toeren bewerken van het deeg op de werktafel:   tūrǝ (Ulestraten), rondreizen, pendelen:   toere (Maasniel, ... ), toerə (Maastricht, ... ), tōēre (Klimmen), tōērə (Epen), uitzagen:   tūrǝ (Tessenderlo), vliegen, weven van een vlieg: brommend vliegen  toerre (Klimmen), eigen spellingsysteem  toere (Meerlo) II-1, II-12, III-3-1, III-4-2
toerenmaakster mutsenmaakster:   tūrǝmākstǝr (Venray) II-7
toerhoogte pijl van een boog:   tūrhø̄x˱djǝ (Tungelroy) II-9
toerit toegangsweg naar het erf:   turet (Leopoldsburg, ... ) I-8