e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
toestoten aflaten, afdraaien:   tu.stūǝ.tǝ (Maaseik) II-3
toestrijken pannen voegen:   tuštrī.kǝ (Tegelen) II-9
toestroppen een zak aanstroppen:   tustrępǝ (Ophoven), tystrø̜pǝ (As), tǫwstrǫpǝ (Tongeren), toebinden:   tø̜̜̜̜wstrǫpǝ (Groot-Gelmen) II-3
toet achternaafband:   tūt (Panningen), gezicht (spotnamen):   toet (Heel), haarwrong:   toete (Oost-Maarland), tut (Neeroeteren), hoorn:   toet ? (Genk), tōēt (Tongeren), tūət (Niel-bij-St.-Truiden), ɛn toêt (Bilzen), Deè koi-jóng zit op zen toet te blozen.  toet (Uikhoven), Ook het van een essembast zelfgemaakte instrument was: een "toet".  tōēt (Meerlo, ... ), Zie ook: träöt.  toet (Sittard), kinderfluitje:   toe:t (Bocholt), toet (Echt/Gebroek, ... ), tōē.ët (Zonhoven), (Lange oe.) Zie trùt.  toet (Heerlen), S. toet (Hasselt): Rijnl. Tute, 1a. Blasshorn.  touë.t (Hasselt), Z.o. klotstoet - flotstoet.  toet (Kortessem), kletswijf:   toet (Herten (bij Roermond)), tōēt (Arcen, ... ), tóet (Tegelen), vgl. Tegelen Wb. (pag.123 ): tóet, 2. kletskous, praatziek vrouwspersoon.  ⁄n tōēt (Venlo), kwaadspreekster:   toet (Beverlo, ... ), toèt (Venlo), tōēt (Arcen, ... ), tŏĕwt (Lommel), ⁄n tōēt (Venlo), lange neus:   tŏĕt (Loksbergen), mond (spotnamen):   groeëten toot (Lommel), taot (Neeritter), toot (Stevensweert), muilband:   tūt (Boukoul, ... ), neus (spotnamen):   toe:t (Weert), onnozel persoon:   toet (Kortessem), opschepper:   toet (Beverlo), pijpenkrul:   toeten (Munsterbilzen), [het haar in tuut].  tuut (Vlijtingen), WNT: toet (I), C) - 6) Van het hoofdhaar. Wrong, dot, knoedel, knoetje.  toe.t (Gors-Opleeuw), toete (Hoeselt), toewet (Wellen), proppenschieter:   toe.t (Blerick), tōēt (Sevenum), sein voor begin en einde van de schaft:   tȳt (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale]), tūt (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), slijpbus, hoorn:   tū.t ('S-Herenelderen, ... ), tūt (Hoeselt, ... ), tromp?:   tuut (Bocholtz, ... ), tū.t (Meeswijk), tóet (Herten (bij Roermond)), trompet:   toeet (Weert), toet (Schinnen, ... ), toewt (Jeuk), toët (Maasbree), tōēt (Roermond), tūt (Roermond, ... ), tūət (Blerick, ... ), denigrerend  toet (Haelen), n - koupe oppe kirmes.  toet (Swalmen), voor alle kleine koperen blaasinstrumenten  tūt (Tienray), waldhoorn:   tūt (Blerick, ... ) I-3, II-11, II-5, III-1-1, III-1-4, III-3-1, III-3-2
toetas zak met klep:   ən toͅu tɛs (Zolder) III-1-3
toetekruid dolle kervel:   tȳtǝkrūt (Membach) I-5
toetel pijpenkrul:   toetelen (Grote-Spouwen) III-1-1
toetelaar vlier: gecombineerd met ZND 8 055, idem  toetelar (Rijkhoven), toetelerren (Hoeselt), tūteler (Bilzen), tūtəlar (Martenslinde) III-4-3
toetelarenhout vlier: gecombineerd met ZND 8 055, idem  toetelerrenhōt (Beverst), tūtelerehot (Waltwilder) III-4-3
toetelarenstruik vlier: gecombineerd met ZND 8 055, idem  tutəleͅrrəstruk (Schalkhoven) III-4-3