e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
toffelen een pak slaag geven:   toeffele (Klimmen), zə innə toefələ (Nieuwenhagen), hotsen:   tjoefele (Jeuk), knutselen: (prutsen, rommelen, eerder pej.)  toeffele (Bilzen), moeilijk vooruitkomen:   tjoeffele (Vorsen), toefele (Heerlen, ... ), 1:strompelen, inhet donker tastend lopen  toeffele (Klimmen), B.v. de ôwe toefelt nog good.  toefele (Hoensbroek), B.v. en zoa móste wè mer aan toefele (sukkelen).  toefele (Horn), moeizaam voortbewegen  toefele (Heerlen), op een sukkeldrafje lopen:   tjoeffele (Vorsen), schielijk vallen:   tôffele (Geleen), slenteren:   toefele (Mheer, ... ), toefələ (Heerlerheide), (tjoefelen)  tjufələ (Gingelom), drentelen  toefele (Heerlerheide), Van ouderen.  tôffele (Neerbeek), strompelend lopen bij het aantrekken:   tufǝlǝ (Schimmert), tōǝfǝlǝ (Puth  [(tastend zijn weg zoeken)]  ), vooroverduikelen:   toefele (Voerendaal), tóffele (Geleen), waggelen:   toefele (Puth, ... ) I-9, III-1-2, III-3-2
toffelig onvast ter been (zijn):   toefelig (Hoensbroek) III-1-2
toffelzaag kapzaag, toffelzaag:   tufǝlzāx (Venlo), tūfǝlzāx (Ottersum) II-12
toffelzeeg kapzaag, toffelzaag:   tofǝlzē̜x (Sittard), tǫfǝlzē̜x (Herten  [(ook de benaming voor een kapzaag met beitelhandgreep)]  , ... ) II-12
toffelzeegje kapzaag, toffelzaag:   tǫfǝlzē̜xskǝ (Reuver  [(kapzaag met beitelhandgreep)]  , ... ) II-12
toffen strooisel in de potstal:   tofǝ (Kuringen) I-11
tofferzeeg kapzaag, toffelzaag:   tǫfǝrzē̜x (Dilsen) II-12
tog tocht, zuiging van lucht:   sòg (Waubach), tsoch (Simpelveld), tsóg (Kerkrade), trein kipkarren:   tsox (Spekholzerheide), tsǫx (Sittard), trek:   tsox (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) II-5, II-8, III-4-4
togbegeleider treingeleider:   tsoxbǝjlajtǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]) II-5
togen togen:   tsǭrǝ (Bleijerheide), tōgǝ (Geulle, ... ), tǭgǝ (Ottersum, ... ), tonen:   togen (Stein), voortogen:   tø̄gǝ (Mechelen) II-12, III-1-1