e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitpassen een huis uitzetten:   ǫtpasǝ (Paal), een muur waterpassen:   utpásǝ (Lozen) II-9
uitpegelen slecht bemesten:   ūtpēgǝlǝ (Nederweert) I-1
uitpellen peulen, doppen (ww.):   utpələn (Neerpelt) I-7
uitpennen de banden uitsmeden:   ø̜̄tpɛnǝ (Hasselt) II-12
uitpersen hop uitpersen:   uitpersen (Maastricht), persen:   utpǫrsǝ (Baarlo), ūtpēsǝ (Laak), ǫjtpáǝsǝ (Wellen) II-2
uitpersen met de aderen mee pompen:   utpjasǝ mǝt tǝ ǭjǝrǝ mɛt (Riemst) II-1
uitpesteren uitdenken: Goede betekenis?; cf. Schuermans s.v. "peisteren, pesteren"; cf. WNTXII-1 kol. 1387 s.v. "pesteren"zie Peisteren en kol. 974 s.v. "peisteren  aatpèstere (Sint-Truiden) III-1-4
uitpeulen peulvruchten afhalen:   oetpoolen (Eksel), peulvruchten doppen:   utpoələn (Neerpelt), ringen, randen verwijderen van peulvruchten:   oetpoolen (Eksel) I-7, III-2-3
uitpiekeren uitdenken:   oetpiekere (Tungelroy) III-1-4
uitpiketten een huis uitzetten:   oǝtpekɛtǝ (Alken), ǭtpekɛtǝ (Kuringen) II-9