e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
uitrefelen rafelen:   owtrē̜fǝlǝ (As), ūtręjfǝlǝ (Beesel, ... ), stroppen, gezegd van de draad:   øtjręjfǝlǝ (Meijel) II-7
uitreffelen rafelen:   awtrɛfǝlǝ (Tongeren), owtręfǝlǝ (Bilzen) II-7
uitreiken communie-uitdeling:   oetreike (Maastricht, ... ) III-3-3
uitreken afkammen:   uitreken (Eisden), utrɛ̄kǝ (Maasniel, ... ), heukelingen spreiden:   utrɛ̄kǝ (Sittard) I-3, I-4
uitrekenaar man die de uitslag bepaalt:   de oetrèkeneer (Doenrade), oetrekener (Eys), (m.).  ū.treͅ.akən‧ēͅər (Eys) III-3-2
uitrekken de binnenwand gladschaven:   ū.ttrękǝ (Panningen), dresseren:   ūtrękǝ (Geleen), ǫwtrękǝ (Bilzen), drijven:   ūtrękǝ (Roermond), uitdraaien, oprekken:   øtjrękǝ (Meijel), øtrɛkǝ (Tessenderlo), ūtrękǝ (Geleen, ... ) II-10, II-11, II-12, II-7
uitrekker uitzetter:   ūtrękǝr (Neeritter) II-10
uitrengelen aftrekken, uitwinnen:   ø̜̄tręŋǝlǝ (Hasselt), ǭǝ.trę.ŋǝlǝ (Godschei) I-4
uitrennelen aftrekken, uitwinnen:   ǭ.tręnǝlǝ (Diepenbeek) I-4
uitrettel rafel: #NAME?  outrɛddəl (Genk) III-1-3