22911 |
spanne add. |
spannen (ww.):
Als ge hem juist kunt spannen is de huuf voor dich.
spanə (L424p Meeswijk),
De eerste jongen wierp een knikker voor zich uit. Zijn tegenspeler trachtte dan met een eigen knikker die van zijn kameraadje te raken, of althans zo dicht mogelijk te benaderen, zodanig, dat hij de afstand tussen beide knikkers kon overbruggen met duim en pink van zijn uitgespreide hand. Men noemde dit sjpanne. [niet in woordenlijst]
sjpanne (L270p Tegelen),
uitspansel:
Vgl. Nl. de vingers uitspannen.
e.tspansel (Q002p Hasselt)
|
Spannen: 8. (Bij knikkerspel) afstand in "span"afmeten. || Sub Knikkerspelen. || Uitspansel: Resterende afstand tot de knikker nadat men één of meer spannen (spanwijdten) genomen had (om te zien wiens knikker het dichtst bij het kuiltje of een ander voorwerp lag).
III-3-2
|
17830 |
spannen |
aanspannen:
ǭnspanǝ (Q083p Bilzen),
klemmen:
klɛmǝ (L387p Posterholt),
met de pekdraad spannen:
met dǝ pę̄qdrǭt španǝ (L293p Roggel),
spannen:
schpanne (Q029p Bingelrade, ...
Q198p Eijsden,
Q207p Epen,
Q016p Lutterade,
Q196p Mheer,
Q033p Oirsbeek,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert),
schpannə (L331p Swalmen),
schpānne (Q105p Heer),
shpanne (Q196p Mheer),
sjpanne (L333p Asenray/Maalbroek, ...
L327p Beegden,
L297p Belfeld,
Q103p Berg-en-Terblijt,
L426p Buchten,
L323p Buggenum,
Q027p Doenrade,
L430p Einighausen,
Q202p Eys,
Q203p Gulpen,
L429p Guttecoven,
Q110p Heek,
L291p Helden/Everlo,
L330p Herten (bij Roermond),
L298p Kessel,
Q111p Klimmen,
Q104a Limmel,
Q204a Mechelen,
Q099p Meerssen,
Q022p Munstergeleen,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L299p Reuver,
Q032p Schinnen,
Q030p Schinveld,
Q116p Simpelveld,
Q020p Sittard,
L432p Susteren,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
Q208p Vijlen),
sjpānne (L296p Steyl),
spanne (L191p Afferden, ...
L250p Arcen,
L295p Baarlo,
L300p Beesel,
L215p Blitterswijck,
Q096a Borgharen,
L434a Broeksittard,
L425p Grevenbicht/Papenhoven,
L249p Grubbenvorst,
L328p Heel,
L325p Horn,
L246p Horst,
L320p Hunsel,
L379p Laak,
L211p Leunen,
L248p Lottum,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L245p Meterik,
L382p Montfort,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L427p Obbicht,
Q117b Rimburg,
L266p Sevenum,
Q187p Sint-Pieter,
L374p Thorn,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L289p Weert,
L215a Wellerlooi),
spannen (L269p Blerick, ...
L431p Dieteren,
L421p Dilsen,
L381p Echt/Gebroek,
L165p Heijen,
L216p Oirlo,
L385p Sint-Odiliënberg),
spanǝ (L265p Meijel),
spānne (L164p Gennep, ...
L378p Stevensweert,
L246a Swolgen,
L213p Well),
španne (Q035p Brunssum),
španǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q112a Heerlerheide),
tegeninnaaien:
tegǝnennɛ̄jǝ (L163a Milsbeek),
twee stukken leer opeenbrengen:
twę̄j štøkǝ lę̄r obę̄breŋǝ (Q253p Montzen)
|
spannen [SGV (1914)] || Twee stukken leer aan elkaar bevestigen met behulp van spanriem en spanblok. [N 60, 54b]
II-10, III-1-2
|
29164 |
spanplank |
voorstuk:
vø̄rstøk (L318p Stramproy)
|
Stevige lat die de naar achter stekende delen van de bovenstukken verbindt. Deze wordt vaak weggelaten, omdat het getouw zonder deze lat ook stevig genoeg is. [N 39, 9]
II-7
|
31763 |
spanregel van de spanzaag |
afstandslat:
āfštantslat (Q204a Mechelen),
boom:
buwǝm (K353p Tessenderlo),
būǝm (K317p Leopoldsburg),
brug:
brøk (Q121c Bleijerheide, ...
Q119p Eygelshoven,
Q018p Geulle),
brø̜k (L330p Herten, ...
Q111p Klimmen,
L382p Montfort,
Q098p Schimmert,
Q015p Stein,
L271p Venlo,
L289p Weert),
lat:
lat (L330p Herten),
middenbrug:
medǝbrø̜k (Q111p Klimmen),
middenste lat:
medǝstǝ lat (Q083p Bilzen),
middenste stuk:
medǝstǝ stęk (Q083p Bilzen),
middenstuk:
medǝstęk (Q083p Bilzen),
medǝštø̜k (Q020p Sittard),
schei:
šęj (L385p Sint Odilienberg),
spanbalk:
spanbalǝk (L326p Grathem),
španbalǝk (L434p Limbricht),
spanhout:
španhǫwt (L330p Herten),
spanlat:
španlat (L328p Heel, ...
L330p Herten),
zeegbrug:
zē̜x˱brø̜k (L421p Dilsen),
zegenbalk:
zē̜gǝbalǝk (Q187a Heugem)
|
De houten lat die de twee spanzaagarmen in het midden met elkaar verbindt. Achter de spanregel wordt de spanlat vastgezet die ervoor zorgt dat het zaagblad op spanning blijft. Zie ook afb. 18. [N 53, 8f; N I, 1, add.]
II-12
|
30912 |
spanriem |
aanspanriem:
aanspanriem (K278p Lommel),
spanriem:
spanriem (Q083p Bilzen, ...
Q071p Diepenbeek),
spanrę̄m (L421p Dilsen, ...
L267p Maasbree),
spanrīm (L265p Meijel, ...
L163a Milsbeek),
španrę̄m (Q027p Doenrade, ...
Q112a Heerlerheide,
Q253p Montzen,
L387p Posterholt,
L293p Roggel)
|
De leren riem waarmee men de te bewerken schoen of het schoenonderdeel vastklemt op de knie door middel van de voet. [N 60, 57]
II-10
|
26434 |
spanrol |
riemspanner:
rē.mspanǝr (L372p Maaseik),
rol:
rǫl (P187p Berlingen),
spanner:
spanǝr (Q077p Hoeselt, ...
Q188p Kanne,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal,
P177a Ordingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
Q181p Sluizen,
Q162p Tongeren),
spanrol:
spanrǫl (L362p Opitter, ...
P176p Sint-Truiden),
španro.l (Q095p Maastricht)
|
Spanner, in de vorm van een wieltje, die men met behulp van een aan een hefboom bevestigd koord vooruit kan zetten. Op deze wijze wordt een riem tussen twee poulies gespannen waardoor de bovenste van de twee poulies gaat draaien en het luikoord of de luiketting opgerold wordt. Zie ook afb. 76. [Jan 234; Coe 211; Grof 238]
II-3
|
32121 |
spanstoel |
spanstoel:
spanstōl (L271p Venlo),
španštōl (L328p Heel, ...
L330p Herten),
stoelklammer:
štōǝlklamǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Werktuig waarmee men een ineengezette stoel in zijn geheel in kan zetten om hem te spannen. [N 53, 220a]
II-12
|
33743 |
spanstokje |
aansluiter:
ānslø̜̄tǝr (K359p Koersel),
aantrekker:
aantrekker (L289a Hushoven),
ǫai̯ntrękǝr (Q156p Borgloon),
draadspanner:
drǭtspanǝr (Q018p Geulle, ...
L289b Leuken,
L159a Middelaar),
draaier:
dręjǝr (Q009p Maasmechelen),
draaikluppel:
drē̜jkløpǝl (L332p Maasniel),
draaiknuppel:
drɛjknøpǝl (L268p Velden),
draaipaal:
drē̜pāl (P176p Sint-Truiden),
dręi̯pǭl (L321p Neeritter),
drɛ̄jpǭl (L244c America, ...
L265p Meijel),
draaipaaltje:
drē̜pē̜lkǝ (P022p Tremelo),
dręjpø̜̄lkǝ (L371p Ophoven),
dręjpø̜lkǝ (L371a Geistingen),
dręjpōlkǝ (L318b Tungelroy),
dręjpǭlkǝ (L295p Baarlo),
drīpø̜̄lkǝ (Q117a Waubach),
drɛjpǭlkǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
katrol:
katrǫl (K316p Heppen),
klauw:
klǫu̯w (Q101p Valkenburg),
kluppeltje:
kløpǝlkǝ (L288a Ospel),
knebel:
knibǝl (Q095p Maastricht),
knevel:
knēvǝl (Q002p Hasselt, ...
Q002b Kiewit),
koevoet:
kōvōt (Q022p Munstergeleen),
kram:
krām (L423p Stokkem),
krammer:
kręmǝr (L420p Rotem),
krɛmǝr (Q014p Urmond),
kreng:
krē̜ŋ (K358p Beringen),
ringhout:
reŋhōt (Q203p Gulpen),
schamper:
šɛmpǝr (L387p Posterholt),
schraagpaal:
šxrāxpǭl (L270p Tegelen),
spanhout:
spanhǭlt (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
spanhoutje:
spanhøltjǝ (Q098p Schimmert),
spanner:
spandǝr (K278p Lommel),
spanǝr (P176a Melveren, ...
L314p Overpelt),
španǝr (L426z Holtum, ...
Q100p Houthem,
L290p Panningen),
spanpaal:
spanpø̜l (L355p Peer),
spanpǭl (L382p Montfort),
spanpaaltje:
spanpø̜̄lkǝ (L268p Velden),
spanpē̜lkǝ (L355p Peer),
spanstek:
spanstęk (L369p Kinrooi, ...
L416p Opglabbeek,
Q078p Wellen),
spānstē̜k (Q071p Diepenbeek),
streef:
strē̜f (L366p Gruitrode),
streefpaal:
strē̜fpǭl (L429a Berg, ...
Q198b Oost-Maarland),
stukje hout:
støkskǝ hǭlt (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163p Ottersum),
takel:
tākǝl (L286p Hamont),
trekhout:
trękhǭt (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok,
Q197a Terlinden),
trekijzer:
trękīzǝr (Q204a Mechelen, ...
Q098p Schimmert,
L271p Venlo),
trekker:
trękǝr (P222p Opheers),
treklepper:
tręklɛpǝr (Q009p Maasmechelen),
trekpaal:
trēkpu̯ǫl (Q077p Hoeselt),
trękpōl (Q004p Gelieren Bret),
trękpǫǝl (L360p Bree, ...
L314p Overpelt),
trękpǭl (L215p Blitterswijck, ...
Q193p Gronsveld,
L370p Kessenich,
Q111p Klimmen,
Q088p Lanaken,
L211p Leunen,
Q204a Mechelen,
L265p Meijel,
Q018a Moorveld,
Q198b Oost-Maarland,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
Q096d Smeermaas,
Q097p Ulestraten,
L214p Wanssum),
trękpǭǝl (L312p Neerpelt),
trɛkpūl (P048p Halen),
trɛkpǭl (L295p Baarlo, ...
L269p Blerick,
L429p Guttecoven,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L321a Ittervoort,
K314p Kwaadmechelen,
L322a Nunhem,
Q099q Rothem,
L266p Sevenum,
Q112z Ten Esschen,
Q097p Ulestraten,
L271p Venlo,
L289p Weert,
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
trekpaaltje:
trękpølkǝ (L282p Achel),
trękpø̜̄lkǝ (L270p Tegelen),
trękpǫalkǝ (Q156p Borgloon),
trɛkpø̜lkǝ (Q020p Sittard),
trekstaak:
trękstāk (K357p Paal),
vlegelknuppel:
vlēgǝlknępǝl (Q002p Hasselt),
vreel:
vrē̜ǝl (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
vreelhout:
vręjǝlhǫu̯t (L326p Grathem, ...
L432p Susteren),
vreelstek:
vrē̜lstęk (P107a Rummen),
vregel:
vrēgǝl (Q211p Bocholtz, ...
Q113p Heerlen),
vregelhoutje:
vręi̯gǝlhø̜ltjǝ (L270p Tegelen),
vregelkluppel:
vręi̯gǝlklø̜pǝl (L291p Helden),
wringer:
vreŋǝr (L372p Maaseik),
wringhoutje:
vreŋhøtʔǝ (L282p Achel),
wringstek:
vreŋstęk (K318p Berverlo)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
30208 |
spantbeen |
gebontstijl:
gǝbonjtstīl (Q015p Stein),
gǝbonjtštīl (L385p Sint Odilienberg),
kapbeen:
kap˱bęjn (Q018p Geulle),
noordbeen:
nōrt˱bęjn (Q078p Wellen),
scheer:
šīr (L318b Tungelroy),
(mv)
sxē ̞rn (Q001p Zonhoven),
scheerbeen:
sxīǝrbęjn (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
scheerboog:
šē̜rbuǝx (Q083p Bilzen
[(meervoud: šē̜rbiǝx)]
),
šē̜rbōx (Q003p Genk),
scheerpoot:
sxęjǝrpuǝt (K353p Tessenderlo),
spant:
spa.ntj (L318b Tungelroy),
spant (L210p Venray),
spantbeen:
spant˱bęjn (Q018p Geulle),
spānt˱bēn (L163p Ottersum),
špantj˱bęjn (L387p Posterholt),
spruitstuk:
šprø̜jtštøk (Q204a Mechelen)
|
Elk van de twee schuin oplopende balken van een kapgebint die in de nok samenkomen en aan de onderzijde rusten op de muurbalk. Op de spantbenen worden de gordingen aangebracht. Zie ook afb. 49e. [N 54, 158; monogr.; div.]
II-9
|
31764 |
spantouw van de spanzaag |
draad:
drǭt (L163p Ottersum, ...
L385p Sint Odilienberg),
draaidraad:
drɛjdrǭt (L373p Roosteren),
draaitouw:
drɛjtǫw (L373p Roosteren),
koord:
koord (L327p Beegden),
kuǝt (Q083p Bilzen),
kūǝrt (L269p Blerick),
kǫart (Q035p Brunssum),
kǫǝt (P188p Hoepertingen),
kǭrt (Q071p Diepenbeek, ...
Q039p Hoensbroek,
L434p Limbricht,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
L386p Vlodrop),
pees:
pēs (L381p Echt
[(vroeger)]
),
snoer:
snōr (L320a Ell),
šnǭr (L325p Horn, ...
L432p Susteren),
spandraad:
spandrǭt (L267p Maasbree, ...
L321p Neeritter,
Q198b Oost-Maarland,
L318p Stramproy),
špandrǫat (Q121p Kerkrade),
špandrǭt (L328p Heel, ...
L330p Herten),
spankabel:
špankābǝl (Q121p Kerkrade),
spankoord:
spankuǝt (Q083p Bilzen),
spankǭrt (L381p Echt),
špankōat (Q118p Schaesberg, ...
Q117a Waubach),
špankōǝt (Q119p Eygelshoven, ...
Q121p Kerkrade),
špankǫat (Q121c Bleijerheide, ...
Q113p Heerlen,
Q204a Mechelen),
špankǭat (Q117p Nieuwenhagen),
špankǭrt (Q035p Brunssum, ...
L330p Herten,
Q097p Ulestraten),
špankǭǝt (Q204a Mechelen),
spanner:
španǝr (Q121p Kerkrade),
spanning:
španeŋ (L426z Holtum),
spantouw:
spantōw (L246p Horst),
spantǫw (L269p Blerick, ...
L215p Blitterswijck,
L381p Echt,
Q018p Geulle,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
L321a Ittervoort,
L211p Leunen,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
L159a Middelaar,
L321p Neeritter,
L427p Obbicht,
L163p Ottersum,
Q015p Stein,
L378p Stevensweert,
L432p Susteren,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L289p Weert,
L213p Well),
špantow (Q192p Margraten),
špantǫw (L295p Baarlo, ...
L324p Baexem,
L426p Buchten,
L290a Egchel,
Q198p Eijsden,
L430p Einighausen,
Q193p Gronsveld,
L328p Heel,
L330p Herten,
Q039p Hoensbroek,
L426z Holtum,
Q028p Jabeek,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
L427p Obbicht,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
L385p Sint Odilienberg,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen,
Q101p Valkenburg),
špāntow (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
spanzeil:
španzęjl (Q112a Heerlerheide),
touw:
tow (Q198a Mesch),
tǫw (L269p Blerick, ...
L269b Boekend,
L289h Boshoven,
L322p Haelen,
L384p Herkenbosch,
L289a Hushoven,
Q111p Klimmen,
Q016p Lutterade,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q020p Sittard,
L271p Venlo,
L289p Weert),
trektouw:
tręktǫw (L378p Stevensweert),
vregeltouw:
vrē̜gǝltǫw (Q039p Hoensbroek),
zagentouw:
zāgǝtǫw (L210p Venray),
zeegkoord:
zē̜xkōrt (L289p Weert),
zegentouw:
zē̜gǝtǫw (Q015p Stein)
|
Het touw aan de bovenzijde van het spanzaagraam waarmee de spanzaagarmen en het zaagblad worden opgespannen. Zie ook afb. 18. [N 53, 8a; N I, 1a; monogr.]
II-12
|