e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speerhaak klopijzer: klǫp˱īzǝr (Stokkem), korte ezel: kǫrtǝ ē̜zǝl (Roermond), kromme staak: kromǝ štāk (Roermond), speerhaak: spērhǭk (Blerick, ... ), spē̜rhǭk (Montfort), spęrhǭk (Horst, ... ), spīrǭk (Stokkem), spɛrhǭk (Gennep, ... ), špērhǭk (Bleijerheide  [(mv špē̜rhø̜̄ǝk)]  , ... ), špē̜rhǭk (Herten, ... ), speerhoek: spērhōk (Neeritter  [(om plat en rond te smeden)]  , ... ), varkensrug: vɛrkǝnsrøk (Nieuwenhagen, ... ), zweefstok: zwē̜fstǫk (Venray) Een klein soort aambeeld dat uitloopt in twee puntige uitsteeksels en gebruikt wordt bij het uitsmeden van de banden. Zie ook het lemma ɛspeerhaakɛ in wld II.11, pag. 26.' [N E, 44; monogr.] || Een klein soort aambeeld met twee spitse hoorns dat door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het smeden van kleine voorwerpen, het buigen van kleine ringen en het haaks omzetten van stroken plaatijzer. Doorgaans is één hoorn rond en de andere vierkant. De speerhaak wordt met zijn staart, het aangepunte uiteinde aan de onderzijde van het werktuig, in een houten blok of in de bankschroef vastgezet. Zie ook afb. 18 en 19. De woordtypen varkensrug (Q 117, Q 118), korte ezel (L 329) en klopijzer (L 423) zijn benamingen voor een kleine speerhaak waarvan het werkvlak een lichte bolling vertoont. Het werktuig wordt door Van Houcke (pag. 98) ɛketelmakersbegorieɛ genoemd. Het woordtype kromme staak (L 329) is de benaming voor een L-vormige speerhaak. Dit gereedschap wordt door Van Houcke (pag. 97) ɛplaatwerkersbegorieɛ genoemd.' [N 33, 43; N 64, 34a-c; N 66, 14a-c] II-11, II-12
spek spek: schpek (Bingelrade, ... ), schpĕk (Heer), sjpek (Asenray/Maalbroek, ... ), sjpēk (Meerssen), sjpĕk (Berg-en-Terblijt, ... ), sjpèk (Schinveld), speck (Rimburg), speek (Weert), spek (Afferden, ... ), spĕk (Gennep, ... ), speͅk (Koninksem, ... ), späk (Lommel), spèk (Opglabbeek, ... ), spɛ.k (Neerpelt, ... ), spɛk (Achel, ... ), spɛ̄.k (Hasselt, ... ), spɛ̄k (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), spɛ̝k (Broekom, ... ), špɛk (Eupen, ... ), (geel spel).  spek (Schimmert), bij varken  spèk (As), Iech ès jeer sjpek en ai  sjpek (Bleijerheide, ... ), n Zie sjpek mager sjpek n Pan sjpek mit eijer Mit sjpek sjete  sjpek (Roermond), Spek mèt eijer Get spek van ¯t verreke  spek (Maastricht), varken  spèk (Gruitrode), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spāēr (Rosmeer), speek (Lontzen), spek (Achel, ... ), spetz (Beringen), spĕk (Aalst-bij-St.-Truiden), spe̞k (Stokkem), speͅk (Bilzen, ... ), spèk (Zonhoven), spək (Neerglabbeek), spɛk (Beringen, ... ), Vèt spèk: vet spek Mao.ger spék: mager spek Doorree.ge spék: doorregen spek  spék (Zonhoven), vlees: vlē.s (Gellik, ... ), vleͅis (Gutshoven, ... ), vleͅəs (Rukkelingen-Loon, ... ), vlīəs (Brustem, ... ), vlīəṣ (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ) het vaste vet tussen vlees en huid van de varkens [Goossens 1a (1955)] || laag onderhuids vet || laag vet tussen huid en vlees bij dieren || lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] || spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] || spek [garstig~] [SGV (1914)] || varkensvlees || varkensvlees, spek III-2-3
spekhaak haak: gjęjk (Mal), hyǝk (Zepperen), højk (Heugem), hø̜ak (Kerkrade), hø̜k (Riemst), hǭk (Kerkrade), wjøk (Tongeren), ōk (Sint-Truiden), %%meervoud%%  høǝk (Nuth), ring: reŋ (Bilzen), %%meervoud%%  reŋǝ (Waasmont), schinkehaak: %%meervoud%%  šeŋkǝhø̄k (Mechelen), smeedhaak: %%meervoud%%  smęjhø̄jǝk (Wellen), spekhaak: spɛkhowǝk (Neerpelt), spɛkhø̜̄k (Ell, ... ), spɛkhōk (Kaulille), spɛkhōǝkǝ (Beringen, ... ), spɛkhǫǝk (Neerpelt), spɛkhǭk (Diepenbeek), spɛkhǭkǝ (Berverlo), spɛkhɛjǝk (Beverst), sxpɛkhowak (Helchteren), %%meervoud%%  spɛkhāʔǝ (Lommel), teen: tēŋ (Tungelroy), varkenshaak: vɛrkǝshǭk (Buchten), vleeshaak: vleeshaak (Alken), vleǝshǭk (Grazen), vlishø̜̄k (Sint-Truiden), vlishōk (Herk-de-Stad, ... ), vlishōkǝ (Rummen), vlējshø̄k (Mechelen, ... ), vlējshǭk (Opglabbeek), vlēlhø̜k (Kerkrade), vlēshyø̄k (Riksingen), vlēshyǝk (Vliermaal), vlēshø̄k (Noorbeek), vlēshø̜̄k (Weert), vlēshēk (Veldwezelt), vlēšhø̄k (Eys, ... ), vlēšhø̄ǝk (Heerlen), vlēšhø̜ǝk (Bleijerheide), vlēšhōk (Oirsbeek), vlēšhǭk (Terwinselen), vlē̜jšhǭk (Rekem), vlē̜shǭk (Heesveld-Eik), vlęjshøk (Kotem), vlęjshø̄k (Helden, ... ), vlęjshø̄kǝn (Hoensbroek), vlęjshø̄ǝk (Borgloon), vlęjshø̜̄k (Blerick, ... ), vlęjshø̜k (Maastricht, ... ), vlęjshø̜ǝk (Herten), vlęjshē̜k (Gruitrode), vlęjshǭk (Heythuysen, ... ), vlęjšhø̄k (Mesch), vlęjšhø̜̄k (Berg / Terblijt, ... ), vlęjšhø̜jk (Hoensbroek), vlęshø̜̄k (Meijel), vlīshø̄k (Sint-Truiden), vlīshōk (Diepenbeek, ... ), vlīshōǝkǝ (Beringen), vlɛjshø̜̄k (Panningen), vlɛjshǭk (Maaseik), vlɛjšhøk (Neerharen), vlɛshø̜k (Mal), vlɛšhoɛk (Gulpen), vlɛǝshōk (Kaulille), %%meervoud%%  vlęjshǭkǝ (Neeritter), wis: %%meervoud%%  wesǝ (Helchteren, ... ) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spekkoek spekkoek: spɛkkōk (Nederweert, ... ), spɛkkūk (Griendtsveen, ... ) Spekkoek zit onder andere in de etenszak. [II, 2c] II-4
speklaag band: ba.nt (Weert), bānt (Meeuwen), druklaag: drø̜klǭx (Leuken, ... ), lijst: li.st (Weert), natuursteenlaag: natȳrstęjnlǭx (Maastricht), sierlaag: sērlǭx (Rothem, ... ), sīrlǭx (Leuken, ... ), sierstuk: sērštøk (Jabeek), speklaag: spɛklǭx (Maastricht, ... ), špɛklǫax (Kerkrade), špɛklǭx (Eys, ... ), stroomlaag: štrǫwmlǭx (Tegelen), versiering: vǝrsijǝreŋ (Lommel) Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.] II-9
spekpannenkoek boekweitse koek met spek: boggessekook met spék (Neeroeteren), boekweitskoek: bôg’keskook (Tegelen), Syst. Frings  bukiskuk (Heppen), Syst. WBD  bógkeskoo:k (Panningen), boekweitskoek met spek: bookeskook mèt spek (Thorn), herstenkoek: herstekook (Tungelroy), Syst. WBD  herstekook (Tungelroy), knik: knik (Castenray, ... ), koek met spek: Syst. Frings  kōk meͅt spɛk (Maaseik), pannenkoek: schj=ch van chocolade  pannekook (Heerlerheide), pannenkoek met spek: pannekik mèt spêk (Bilzen), pannekook mit spek (Roosteren), Syst. WBD  pannekook mit sjpèk (Geleen), spekbraai: spɛkbroͅi̯ (Tongeren), n sneij roggebroed mèt n spekbraoj De spekbraoj smörreges vreug moot dene veur e fóndemint te gete  spekbraoj (Maastricht), Syst. Grootaers  spoͅk˂broͅu̯i̯ (Lommel), spekkoek: schpekkaok (Sittard), schpekkook (Heerlen), sjpek-kook (Vlodrop), sjpekkog (Kerkrade), sjpekkoo.k (Puth), sjpekkook (Baarlo, ... ), sjpekkouk (Sittard, ... ), spekkoek (Achel, ... ), spekkoēk (Castenray, ... ), spekkook (Bocholt, ... ), spekkōēk (Middelaar, ... ), speͅkōk (Maaseik), spèkkook (Guttecoven), spɛkkok (Helchteren, ... ), spɛkkōk (Lanklaar, ... ), spɛkkuk (Neerpelt, ... ), spɛkkūk (Blitterswijck, ... ), #NAME?  schpekkook (Susteren), beslag van boekweit met spek in  spekkook (Opoeteren), blokjes spek erin gemengd  spekkoek (Hasselt), Eigen syst.  sjpekkok (Heerlen), gebakken met spek  spekkoek (Hechtel), koek met een stuk spek in gebraden  spɛkkuk (Neerpelt), koek met spek in  spekkook (Neeroeteren), koek met stuk spek in  spɛkkuk (Neerpelt), met boekweitmeel en spek  spekkoek (Hamont), met een stuk spek bij gebakken  spekkoek (Koersel), met spek  spekkok (Peer), spɛkkuk (Overpelt), met spek gebakken  spekkoek (Hechtel), Nieuwe [spelling]  spekkook (Reuver), pannekoek met spek in het midden  spekkoek (Achel), sjpekkouk sjmaak gout, Woo? Hie dao: spekpannekoek smaakt goed, waar? Hier(wijzen op de mond) dao(wijzen op de maagstreek)  špɛkkou̯.k (Sittard), spekkoek  spēkkōk (Opgrimbie), spɛkkōk (Opglabbeek, ... ), Syst. Eijkman  spɛkkūk (Gennep), Syst. Eykman  spɛkkōk (America), Syst. Frings  speͅkkuk (Beringen, ... ), spɛkkok (Peer), spɛkkōk (Bocholt, ... ), spɛkkuk (Achel, ... ), Syst. Frings (?)  spɛkkōu̯k (Kinrooi), Syst. Frings mnl.  spɛkkōk (Bree), Syst. Veldeke  sjpekkook (Tegelen), spekkook (Kinrooi), Syst. WBD  sjpekkook (Baarlo, ... ), sjpekkook’ (Boukoul), sjpekkouk (Limbricht), sjpekkòk (Tegelen), sjpèkkoo:k (Maasniel), sjpékkook (Neerbeek), spekkok (Velden), spekkook (Blerick, ... ), spekkoòk (Venlo), spekkōēk (Meijel, ... ), Syst. WBD Klemtoon op laatste lettergreep  sjpekkoo:k (Panningen), vooral boekweit met spek  spekkoek (Neerpelt), vooral ter gelegenheid van Vastenavond gebakken  špɛ’kōk (s-Gravenvoeren, ... ), waar spek in is  spekkook (Neeroeteren), spekoek: spekkook (Haelen), spekpannenkoek: schpekpannekook (Mechelen), sjpekpannekaok (Mechelen), sjpekpannekoch (Bleijerheide), sjpekpannekoo.k (Waubach), sjpekpannekook (Margraten, ... ), spekpannekeuk (Stein), spekpannekook (Belfeld, ... ), spɛkpanəkōk (Stokkem), Eigen phonetische  schpekpannəkook (Valkenburg), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  spekpannekook (Berg-aan-de-Maas), Syst. Frings  speͅkpanəkuk (Heppen), spɛkpanəkōk (Mechelen-aan-de-Maas), Syst. IPA  speͅkpánəko̞k (Kwaadmechelen), Syst. Veldeke  sjpekpannekoch (Bocholtz), sjpekpannekook (Roermond, ... ), Syst. WBD  sjpekpannekook (Buchten, ... ), spèkpannekook (Neer), Syst. WBD Enkelvoud: -kook  sjpekpannekeu‧k (Tegelen), Syst. Wbk. van Bree  spekpannekook (Bree), struif: sjtreuf (Ulestraten) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] || Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] || pannenkoek [ZND 40 (1942)] || pannenkoek ( - met spek) || spekkoek || spekpannekoek || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] || spekpannekoek, geknoopt in een handdoek of knapzak || spekpannenkoek [N 16 (1962)] || spekpannenkoek (?) || spekpannenkoek van boekweitmeel III-2-3
spekpot herstenpot: spekpot  estepot (Kinrooi) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
spekraat honingraat: hōneŋrǭt (Herkenbosch, ... ), (mv)  hu.neŋrǭtǝ (Weert), honingschol: honingschol (Opglabbeek), hǫǝnǝŋšol (Montzen), (mv)  hōneŋšolǝ (Geistingen), honingschuit: hūǝneŋsxǫwt (Genk), hūǝneŋšǫwt (Genk), spekraam: spɛkrām (Maaseik), (mv)  špɛkrāmǝ (Beek), spekraat: spekraat (Maasmechelen), spɛkrǭt (Venlo), (mv)  spɛkroatǝ (Diepenbeek), spɛkrǭtǝ (Horst), spɛkrǭtǝn (Venray), špɛkrǭtǝ (Asenray / Maalbroek, ... ) Nieuwe raat waarin veel honing zit. De normale afstand tussen de raten is 35-40 mm hart op hart. De bijen kunnen de bovenste cellenreeksen zo ver uittrekken dat de raten elkaar bijna en op enige punten zelfs geheel raken. Deze cellen zijn doorgaans ongeschikt om erin te broeden maar voor het opbergen van honing zijn ze ideaal. Volgens de informant van L 215a is deze honing wel moeilijk te slingeren. [N 63, 13g] II-6
spekzool spekzool: spɛkzǭl (Milsbeek, ... ) Zool van licht, buigzaam rubber. [N 60, 233a] II-10
spel spel: e speel (Kanne), e spiël (Bilzen), sjpeel (Herten (bij Roermond)), sjpel (Reuver), sjpil (Heerlen), speel (Widooie), speul (Venlo), t spel (Lommel) het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)] || Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] || Spel. III-3-2