29574 |
baar |
aarden pot:
bār (L429a Berg, ...
Q096a Borgharen,
L434a Broeksittard,
Q021p Geleen
[(hoge aarden pot)]
,
Q113p Heerlen
[(Keulse pot)]
,
Q121p Kerkrade
[(Keulse pot)]
,
Q088p Lanaken,
Q259p Lontzen,
Q016p Lutterade,
Q252p Moresnet,
L371p Ophoven,
Q012p Rekem,
Q098p Schimmert,
Q115p Schin op Geul,
Q032p Schinnen,
L270p Tegelen
[(met schenklip)]
,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg
[(hoge tonvormige aarden pot)]
),
afdak:
bâr (P186p Gelinden, ...
P186p Gelinden,
P186p Gelinden),
afwasteil, afwasbak:
baar (L371a Geistingen),
arm:
bār (P219p Jeuk),
baarspel:
baar (P176p Sint-Truiden),
baarspelen:
Haust (D.L.): djouwer as -. Het spel en daarmee de term is wschl. door de Wa. jongens, die in Kanne op school kwamen, binnengevoerd.
ba:r (Q188p Kanne),
bak om boter in te kneden:
bār (Q011p Boorsem, ...
L421p Dilsen,
Q007p Eisden,
L419p Elen,
Q017p Elsloo,
L370p Kessenich,
L369p Kinrooi,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
Q006p Leut,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
L424p Meeswijk,
Q010p Opgrimbie,
Q012p Rekem,
L373p Roosteren,
L420p Rotem,
Q015p Stein
[(platte aarden schotel)]
,
L423p Stokkem,
Q013p Uikhoven,
Q008p Vucht),
bārǝ (L371p Ophoven),
bāǝr (Q096c Neerharen),
bōr (Q171p Vlijtingen),
bǭr (Q087p Gellik, ...
Q094p Hees,
Q174p Herderen,
Q188p Kanne,
Q090p Mopertingen,
Q175p Riemst,
Q091p Veldwezelt,
Q172p Vroenhoven,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
bierstelling:
bār (Q032p Schinnen),
(mv.)
bø̜rǝ (Q020p Sittard),
billijk:
als in Herten-bij-Roermond Wb., det is baar geldj (dat is baar geld)?
bāār (L299p Reuver),
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer:
baar (Q072p Beverst),
bǭr (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
golf:
baar (L428p Born, ...
L360p Bree,
Q203p Gulpen,
L371p Ophoven,
Q015p Stein,
Q001p Zonhoven),
baren (L432p Susteren),
bààr (P047p Loksbergen),
grenslijn in het baarspel:
baar (K361p Zolder),
B.v. baarspelen, baar halen.
bā:r (L424p Meeswijk),
Sub bare.
baar (L360p Bree),
WNT II1, kol. 820-821: baar, sluitboom.
bār (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
haamspanen:
bār (P176p Sint-Truiden),
helemaal, geheel en al:
baar (L326p Grathem),
hoefstaafijzer:
bār (Q086p Eigenbilzen),
honingvat:
bār (L381b Peij),
inmaakpot:
voor zoermoos
baar (Q098p Schimmert),
karnvat:
bār (Q021p Geleen, ...
Q112a Heerlerheide,
Q016p Lutterade,
Q196p Mheer,
Q253p Montzen,
Q032a Puth,
Q203a Reijmerstok,
Q098p Schimmert,
Q117a Waubach),
kastroede:
bār (Q083p Bilzen, ...
K353p Tessenderlo),
kletswijf:
[verband met baren binden?, rk]
baar (L330p Herten (bij Roermond)),
kom:
baar (L381p Echt/Gebroek),
bōͅr (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
b‧ār (L424p Meeswijk),
De mèllek stónt ope en bloet in de baore op taofel
baor (Q095p Maastricht),
kruik:
baar (Q113p Heerlen, ...
Q112a Heerlerheide,
Q036p Nuth/Aalbeek,
Q117a Waubach,
Q117a Waubach),
kwaadspreekster:
baar (L330p Herten (bij Roermond)),
ligger:
bār (P219p Jeuk),
lijkbaar:
ba_o_r (L271p Venlo),
baar (L295p Baarlo, ...
Q086p Eigenbilzen,
Q039p Hoensbroek,
L298p Kessel,
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen,
L383p Melick,
L382p Montfort,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L270p Tegelen,
Q197a Terlinden,
L245b Tienray,
Q117a Waubach,
Q001p Zonhoven),
baoeͅr (L381p Echt/Gebroek),
baor (L381p Echt/Gebroek, ...
L320a Ell,
Q207p Epen,
L211p Leunen,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L209p Merselo,
L216a Oostrum,
Q013p Uikhoven,
Q013p Uikhoven,
L210p Venray,
L210p Venray),
baór (L381p Echt/Gebroek),
bār (L265p Meijel),
boeͅoeͅwr (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
bóówr (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
de baar (Q202p Eys, ...
Q111p Klimmen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q117p Nieuwenhagen,
Q162p Tongeren,
Q101p Valkenburg,
Q112p Voerendaal),
de baor (Q111p Klimmen),
de bāār (Q098p Schimmert),
də baor (Q253p Montzen),
äö = oo
bäör (L271p Venlo),
lijkboog:
baor (L423p Stokkem),
boër (Q039p Hoensbroek),
lijn waar het spel begint:
[sic]
də bār (P176p Sint-Truiden),
maaibalk:
bār (Q003p Genk),
melkafromer:
bār (Q014p Urmond),
pekelkuip:
bǭr (Q095p Maastricht),
roompot:
bār (L426p Buchten, ...
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L429p Guttecoven,
L369p Kinrooi,
Q016p Lutterade,
Q204a Mechelen,
Q197p Noorbeek,
Q033p Oirsbeek,
Q032a Puth,
Q098p Schimmert,
Q020p Sittard,
Q197a Terlinden,
Q101p Valkenburg,
Q117a Waubach),
bǭrǝ (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
roomschotel:
bār (L429a Berg, ...
Q018p Geulle,
Q019z Geverik/Kelmond,
L328p Heel,
L434p Limbricht,
Q009p Maasmechelen,
Q015a Meers,
L294p Neer,
Q019a Neerbeek,
L321p Neeritter,
Q099q Rothem,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond),
bārǝ (L374p Thorn),
bǫr (Q093p Rosmeer),
bǭr (Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
bǭrǝ (Q086p Eigenbilzen, ...
Q178p Val-Meer),
bǭrǝn (Q085p Hoelbeek),
schop, afdak voor landbouwgereedschappen:
bār (P215p Kortijs, ...
P213p Niel-Bij-Sint-Truiden,
P211p Waasmont,
P210a Walsbets),
schotel:
baar (Q020p Sittard, ...
Q014p Urmond),
baer (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
bār (L318b Tungelroy),
bōͅr (Q178p Val-Meer),
(vr.); met kleine tuit eraan het woord teil kent men hier niet; wel het bovengenoemde woord met dezelfde betekenis
bø̄r (L423p Stokkem),
aarden schotel, hierin werd melk zuur, de room kwam boven, en werd in de roompot geslotentot boter, en botermelk. Van de botermelk werd witte kaas gemaakt. De overblijvende wei diende bij de boeren tot pap
baar (L427p Obbicht),
bv. voor melk
baar (L434p Limbricht),
de bare mit mèlk sjtinge in de keuke
baa:r (L329p Roermond),
geen teil
baar (Q018p Geulle),
grote aarden schotel
baar (L326p Grathem),
platte aarde of houten schotel, om melk te bewaren, die na een dag werd afgeroomd.
baar (L321p Neeritter),
zij werd gebruikt voor het afromen van melk
baar (Q020p Sittard),
stenen pot:
baar (Q021p Geleen),
stenen pot, keulse pot:
baar (Q038p Amstenrade, ...
Q112a Heerlerheide,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
Q252p Moresnet,
Q099q Rothem,
Q101p Valkenburg,
Q117a Waubach),
baarə (L371p Ophoven),
bar (Q259p Lontzen),
bāār (Q098p Schimmert),
bār (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chèvremont,
Q121d Haanrade,
Q039p Hoensbroek,
Q121e Kaalheide/Onderspekholz,
Q121p Kerkrade,
Q016q Krawinkel,
Q116p Simpelveld,
Q121b Spekholzerheide,
Q209p Teuven),
aarde Keulse of andere pot putsbaar voor drinkwater immaaksbaar voor zuurkool e.d. drieschilderbaar: de grootste hadden 3 schilden (merken)
baar (Q121c Bleijerheide),
algemeen
baar (Q032a Puth),
bijv. botterbaar
baar (Q035p Brunssum),
botterbaar, zeembaar
baare (Q204a Mechelen),
bótterbaar= boterpot, kómpesbaar=zuurkoolpot, boeënebaar = bonenpot
baar (Q121b Spekholzerheide),
groot
baar (Q204a Mechelen),
grosser irdener Topf zum Aufbewahren der eingesalzenen Butter, des Sauerkrautes der Schneidbohnen
bār (Q284p Eupen),
keulse pot
baar (Q113p Heerlen),
om boter te karnen
baar (L429p Guttecoven),
voor boter
baren (Q098p Schimmert),
voor de melk voor zuurkool
bör (Q187p Sint Pieter),
voor eieren, boter en kool
baar (Q117a Waubach),
voor het bewaren van grotere hoeveelheden bijvoornbeeld: put-baar (voor drinkwater); botterbaar (voor boter); eierbaar (voor eieren); zoermoosbaar (voor zuurkool); zawt-baerke (zoutpotje) De baar is van merktekens voorzien nl.met 1 of 2 of 3, naargelang het aantal merktekens worden ze \"ein-,twieë of drie-sjildsbaar\"genoemd. verder kennen we nog : der mosterdpot, toebakspot, vètpot, beerpot, zawfpot.
baar (Q111p Klimmen),
voor inmaken boter, bonen , zuurkool, eieren waterbaar
baar (Q113p Heerlen),
stroopvat:
bār (Q196a Banholt, ...
Q253p Montzen,
Q032p Schinnen),
(mv.)
bārǝ (Q036p Nuth, ...
Q247a Sint-Pieters-Voeren,
Q112z Tenessen),
traproede:
báár (L366p Gruitrode, ...
K317p Leopoldsburg),
vrouwelijk geslachtsdeel:
Schertsend.
de baer (L295p Baarlo)
I-10, I-11, I-3, I-4, I-6, II-1, II-11, II-12, II-2, II-6, II-7, II-8, III-1-1, III-1-4, III-2-1, III-2-2, III-3-1, III-3-2, III-3-3, III-4-4
|
|