e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
rauwel kletswijf: (v.)  rouwel (Banholt), knorrepot:   rau’wel (Bleijerheide, ... ), kwaadspreekster: ‘V.’  rouwel (Banholt) III-1-4, III-3-1
rauwelaar knorrepot:   rauweleer (Heerlen), rauwəléér (Schinnen), ráwəleër (Wijnandsrade) III-1-4
rauwelen aanhoudend klagen:   rauwele (Kerkrade), rouwele (Vaals), binnensmonds praten: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  rawwələ (Hulsberg), drenzen:   rowələ (Vaals), grommen: WBD/WLD  ròwwələ (Heerlen), hijgen naar adem, reutelen:   rauwele (Kerkrade), kletsen: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  raauwele (Heek), knorren (wbd): WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  rauwele (Kerkrade), rouwele (Vaals), mompelen: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren.  raowələ (Heerlen), rawwələ (Hulsberg), roewele (Vaals), roͅ.u̯ələ (Eys), mompelend heen en weer draaien:   rauwele (Vaals), rauwèlè (Heerlerbaan/Kaumer), mopperen:   rauwele (Schinnen), rau’wele (Bleijerheide, ... ), rouwele (Nuth/Aalbeek), rouwələ (Heerlen), ráwələ (Wijnandsrade), WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren. Afl. rauwelaar, kletskous.  raowələ (Heerlen), rawwələ (Hulsberg), roewele (Vaals), roͅ.u̯ələ (Eys), roepen van de hengst naar de aankomende merrie:   rou̯ǝlǝ (Mheer), snauwen, grauwen:   rouwələ (Eys), #NAME?  rauwele (Nuth/Aalbeek) I-9, III-1-2, III-1-4, III-2-1, III-2-2, III-3-1
rauwen aanhoudend regenen:   rauwe (Middelaar), krollen: Veldeke  rawwe (Klimmen), miauwen:   rauwe (Valkenburg), ráuə (Neerharen), roepen van de hengst naar de aankomende merrie:   rau̯ǝ (Schaesberg, ... ), ru̯ǝ (Bleijerheide, ... ), røu̯ǝ (Heerlerheide), rø̄ǝ (Hasselt), rǭu̯ǝ (Simpelveld) I-9, III-2-1, III-4-4
rauwigheid onkruid, algemeen:   rauwigheid (Blitterswijck, ... ) I-5
rauwlap leegloper: ook materiaal znd 30, 4  raulap (Beverst) III-1-4
rauwpan groene pan:   rǫwpan (Thorn) II-8
rauwschaal grauwe renet: met een ruwe schjil  rauw’sjaal (Bleijerheide, ... ) I-7
rauwsel graanafval:   rauwsel (Helden) I-4
rauwt pleisterlaag:   rǫwt (Kerkrade) II-9