e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanvangen, beginnen aanpakken: oopakke (Beverlo), aanvangen: aanvange (Maaseik), aavange (Heerlen), avange (Heerlen), ánvánge (Castenray, ... ), Ik weet nie wat ik mit dèn vlèègel ân mót vange  ânvange (Gennep, ... ), beginnen: begi:nne (Roermond), beginne (Beverlo, ... ), begènne (Zonhoven), bëgïnnë (Tongeren), bəgeen’n (Zonhoven), bəgeͅnə (Eupen), bəginnə (Meeswijk, ... ), bəginnən (Lommel), bəgénnə (Niel-bij-St.-Truiden), dzjië begènt  begènne (Hasselt), Ze begósse tegeliek te brulle van ¯t lache  beginne (Gennep, ... ), zich aan get begeven: zich aon get begëve (Gronsveld) aanpakken (beginnen) || aanvangen || aanvangen, beginnen || aanvatten || beginnen || beginnen (ergens aan -) III-1-4
aanvliegen aanvliegen: a.nvle.xǝn (Dilsen), aanvliegen (Asenray / Maalbroek, ... ), anvlīgǝ (Venray), ø̜̄nvlīgǝ (Diepenbeek, ... ), ānvlēgǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), ānvlīgǝ (Wellerlooi), āvlēgǝ (Heerlen, ... ), ɛnvlīgǝ (Meijel), aanzetten: aanzetten (Diepenbeek), ǭnzętǝ (Genk), gaan hangen: gaan hangen (Lommel), gǫn aŋǝ (Sint-Truiden), gǭn hāŋǝ (Zepperen), gaan zitten: gǭn zetǝ (Hasselt), hangen: haŋǝ (Roermond), neerkomen: nērkǭmǝ (Montzen), vallen: valǝ (Montzen), zitten: zetǝn (Tessenderlo), zitten (Kerkhoven) Het zich neerzetten van de zwerm, nadat hij enige tijd gezwermd heeft. [N 63, 34a; N 63, 35] II-6
aanvoerband aanvoer: ānvø̄r (Stein  [(Maurits)]  , ... [Wilhelmina]  [Maurits]), aanvoerband: ā.nv˙uǝrba.nt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), ānvø̄rbanjtj (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), āvȳrbant (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), āvø̄rbant (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]  [Domaniale]), h.t.: h.t. (Meijel  [(Emma / Maurits)]  , ... [Emma]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), houtband: hōtbant (Heerlen  [(Emma)]   [Emma, Maurits]), hōtsbant (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]), hǫwtbanjtj (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), meco: mekō (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), meco pilier: meco pilier (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), riem: rēm (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Laura, Julia]  [Eisden]), steenband: štēbant (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Maurits]), toevoerband: toevoerband (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Maurits]  [Julia]), tuvø̄rbant (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Willem-Sophia]), tuvūrbanjtj (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), tuvūrbaŋk (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Winterslag, Waterschei]) Bandtransporteur voor de aanvoer van materialen. Het woordtype "h.t." (L 265, Q 33 ) is een afkorting voor houttoevoer(band). [N 95, 636] II-5
aanvoeren - van spinmateriaal bijvoeren: bēvojǝrǝ (Loksbergen) Met de ene hand vezels uit de bussel spinmateriaal, die in de spinnersschort ligt, aanvoeren voor de hand die spint. [N 48, 33b] II-7
aanvoerslee roltafel: tǫltē̜fǝl (Herten), schuiftafel: sxȳftǭfǝl (Venlo), šȳftǭfǝl (Heel), slede: slede (Dilsen), slit: šlit (Bleijerheide), tafel: tǭfǝl (Leopoldsburg, ... ), wagen: wǭgǝ (Tessenderlo) Het verschuifbare gedeelte van een pennenbank waarop het werkstuk tijdens de bewerking geplaatst is. [N 53, 231b] II-12
aanvulbier stofbier: stofbier (Sint-Truiden) Bier dat men gebruikt om de legervaten of -tonnen aan te vullen. Het simplex "stof" is volgens Quicke (pag. 40) in P 176 het gebruikelijke woord voor gist. [monogr.] II-2
aanwassen op de tanden aanwas: ǭnwas (Leopoldsburg), aftandig paard: āftɛnjex pē̜rt (Kinrooi  [(oud paard dat haken op de tanden krijgt)]  ), angelen: aŋǝlǝ (Bocholt), brobbelen: brubǝlǝ (Tongeren), brokken: brǫkǝ (Vorsen), haak: haak (Vroenhoven, ... ), hǭk (Hulsberg, ... ), oǝk (Maasmechelen), haken: gi̯ø̄k (Millen, ... ), gi̯ø̜k (Nerem), gyøk (Berg, ... ), gyǫk (Rutten, ... ), haken (Bree, ... ), hek (Genk), hięk (Hasselt), hiǝk (Bilzen), huǫkǝ (Zolder), hyø̜k (Berlingen, ... ), hyǝk (Kozen, ... ), høk (Achel), hø̄k (Aalst, ... ), hø̄ǝk (Borlo, ... ), hø̜̄k (Baexem, ... ), hø̜i̯k (Maaseik, ... ), hø̜k (Bocholt, ... ), hāʔǝn (Lommel), hēǝk (Houthalen), hē̜i̯k (Neeroeteren), hē̜k (As, ... ), hęi̯k (Ellikom), hīǝk (Beverst, ... ), hōkǝ (Linkhout), hǫu̯ǝkǝ (Paal), hǭkǝ (Berverlo, ... ), hǭǝkǝ (Koersel), hǭʔǝ (Tessenderlo), hǭʔǝn (Kwaadmechelen), jyøk (Rijkhoven), jøk (Hoeselt, ... ), jęk (Martenslinde, ... ), ø̜̄k (Meeswijk), haketanden: haketanden (Eisden), keer: kɛ̄r (Haelen), knobbels: knǫbǝls (Meldert, ... ), krammen: krɛm (Sittard), kroon: kroon (Ophoven  [(tand die boven het tandvlees uitsteekt)]  ), rakels: røkǝls (Kermt), rǭkǝls (Tongeren, ... ), schaar: sxuęr (Wellen  [(beide takken van de onderkaak van een paard)]  ), schenk: šeŋk (Klimmen, ... ), schenkel: šeŋkǝl (Heerlen), schenken: sxeŋkǝ (Achel), sxęŋkǝ (Hasselt), šeŋkǝ (Terlinden), šēŋkǝ (Remersdaal), splinteren: šplentǝrǝ (Mechelen), tandvlees: tā.nt˱vlis (Zonhoven), uilenhaak: uilenhaak (Opitter), varkensgebit: vęrǝkǝsgǝbet (Hoensbroek) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aanwerven van personeel aanwerven: ǭǝnwø̜rǝvǝ (Zonhoven), huren: hyǝ.rǝ (Eupen), mieden: me.i̯ǝ (Eupen), mēǝ (Beek), m˙ēǝ (s-Gravenvoeren, ... ), op daghuur gaan: ǫp daxhȳr gǭn (Blitterswijck, ... ), op gen daghuur gaan: ǫp ǝn dāx˱ȳr gǭn (Montfort), zich verdoen: zex vǝrdun (Blitterswijck, ... ), zex vǝrdū.ǝ (Sint-Martens-Voeren, ... ), zich vermieden: zex vǝrm˙ēǝ (s-Gravenvoeren) I-6
aanweven aanweven: ānwēǝvǝ (Stramproy), āweǝvǝ (Eupen), om gen loper weven: ø̜m genǝ lø̜wpǝr weǝvǝ (Eupen) Zoveel van het nieuwe stuk aan de rest van de oude ketting weven dat de knoopjes of verdikkingen verdwenen zijn. [N 39, 79] II-7
aanwezigheid aanwezig: aanwezig (Stein), aanwezigheid: aanwezigheid (Klimmen), aonwezigheid (Maastricht), antwoord: antjwoort (Susteren), antwoaəd (Gulpen, ... ), bij zijn: ⁄t beizin (Diepenbeek), daar zijn: dao zeen (Ell, ... ), dao zēēn (Roermond), dao zien (Hoensbroek, ... ), dao zieë (Ten-Esschen/Weustenrade), dao zin (Beesel, ... ), dao-zien (Maasbree), daorzien (Oirlo), daozien (Maastricht), dar-zeen (Neer), daü zein (Gulpen), dāōë ziēë (Nieuwenhagen), der zeen (Posterholt), der zīēn (Meerlo), doa (zijn) (Brunssum), doa zeen (Guttecoven), doa ziee (Eys), doa zin (Beesel), doa zièn (Doenrade), doazieë (Kerkrade), dòəzîê (Heerlen), dər zēēn (Roermond), dər zīēn (Venlo), d‧oͅa zi.ə (Eys), d⁄r zien (Blerick, ... ), héé is ər (Opglabbeek), tər zén (Loksbergen), ət dör zin (Meijel), ⁄t dao zin (Schinnen), ⁄t dao ziën (Klimmen), (= daar zijn).  ⁄t taoziēn (Tienray), (persoon).  d⁄r zien (Venray), daarbij zijn: der bie zeen (Melick), der bie zieje (Wijlre), derbie (Neer), er zijn: er zijn (Zonhoven), hier zijn: hie zeen (Montfort), hiej zeen (Thorn), hiej zin (Schimmert), hij (zijn) (Eksel), hīē zin (Reuver), héé is hīē (Opglabbeek), hîeje (zijn) (Swalmen), present zijn: perzent (zijn) (Tungelroy), present (zijn) (Doenrade, ... ), present-zin (Schimmert), prezent (zijn) (Echt/Gebroek, ... ), présènt (zijn) (Maastricht), prəsent zeen (Montfort), pərzènt (zijn) (Epen), presentie: presensie (Oirsbeek), present(ie) (Maastricht), presentie (Sevenum), prezensie (Bree), prezèènse (Mheer), prəsensie (Maastricht), prəsènsĭĕ (Susteren), van de partij zijn: van de partie zien (Velden), voorradig zijn: veurraodig (Reuver) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4