e-WLD begrippen 
e-WLD

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knolraap, raap groene knollen: grȳn knǫlǝ (Ottersum), groene rapen: grȳn rōpǝ (Beringen), grȳn rǭpǝ (Wellen), herfstknollen: herfstknollen (Heel), kleine kroten: klęn krōtǝ (Lanaken), knollen: knǫlǝ (Afferden, ... ), knǭlǝ (Posterholt), raapje: rapkǝ (Kwaadmechelen, ... ), riǝpkǝ (Bilzen, ... ), rēpkǝ (Bree, ... ), rē̜pkǝ (Eigenbilzen, ... ), rępkǝ (Guigoven, ... ), rōpkǝ (Herk-de-Stad), rǭpkǝ (Gorsem, ... ), rǭǝpkǝ (Helchteren, ... ), raben: rābǝ (As, ... ), rő̄ǝbǝn (Peer), rūǝbǝ (Grote-Spouwen, ... ), rǭbǝ (Wijchmaal), rapen: rau̯pǝ (Maashees), ropǝ (Genk), ruopǝ (Berlingen, ... ), ruępǝ (Sluizen), ruǝpǝ (Koninksem, ... ), ruǫpǝ ('S-Herenelderen, ... ), rāpǝ (Gennep, ... ), rōi̯pǝ (Engelmanshoven), rōpǝ (Aalst, ... ), rōǝpǝ (Alken, ... ), rő̄p (Henis), rő̄ǝ.pǝn (Helchteren), rūpǝ (Wijer), rūǝpǝ (Houthalen, ... ), rǭ.pǝ (Beringen, ... ), rǭpǝ (Achel, ... ), rǭpʔn (Kwaadmechelen), rǭǝpǝ (Hoepertingen, ... ), reuben: ru̯ǫbǝ (Martenslinde), rȳbǝ (Herderen, ... ), rȳǝbǝ (Hoensbroek, ... ), røbǝ (Bleijerheide, ... ), rø̄.bǝ (Kessenich), rø̄bǝ ('s-Gravenvoeren, ... ), rø̄i̯bǝ (Neer), rø̜i̯bǝ (Broeksittard, ... ), rē.bǝ (As, ... ), rēbǝ (Beek, ... ), rībǝ (Eigenbilzen, ... ), rōǝbǝ (Bilzen, ... ), reubje: røpkǝ (Achel, ... ), rø̄pkǝ (Jeuk, ... ), rø̄ypkǝ (Eupen), rø̜̄pkǝ (Beringen, ... ), reupen: rø̄pǝn (Kaulille), rø̄ypǝ (Eupen), rø̄ǝpǝ (Linde), stoppelknollen: štǫpǝlknǫlǝ (Roermond, ... ), stoppelrapen: stǫpǝlrōpǝ (Borgloon, ... ), stǫpǝlrūǝpǝ (Opheers), stoppelreuben: stǫpǝlrø̄bǝ (Neeritter), štǫpǝrø̄bǝ (Val-Meer, ... ) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knolselderij knolselder: knolselder (Dilsen), knolselderie: knolselderie (Tungelroy), knòlseldərĭĕ (Nederweert), knòlsèldərĭĕ (Meijel), knôlselderie (Herten (bij Roermond)), oude spellingsysteem  knol selderie (Meijel), knolselderij: knolselderij (Sevenum, ... ), knolsellerie: knolsèllërie (Hoeselt), knopselderie: knoep-seldrie (Blerick), knoepselderie (Boekend, ... ), knópselderi-j (Altweert, ... ), knopselderij: knópsèlderijj (Maastricht), WLD = knopselderij  knopsildereij (Itteren), kropselderie: kropsèlderie (Hasselt), krópsu.llerie (Zonhoven), selderieknop: selderdieknoep (Venlo), selderieknóp (Sittard), ideosyncr.  selderieknoep (Hoensbroek), veroud.  sêlderykn^p (Gronsveld) Hoe noemt u: knolselderij [N 71 (1975)] || knolselder || knolselderie || knolselderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] || selderijknol I-7
knolsteenbreek (saxifraga granulata) pispotje: pispötje (Uikhoven), saxifraga granulata  pespøͅtjə (Meeswijk) knolsteenbreek III-2-1
knolvoer, rapen (coll.) braakgroen: brǭkgrø̄n (Stein), groen: gri.n (Schulen), grin (Berbroek, ... ), grun (Berbroek, ... ), gruǝn (Gingelom), gry.n (Overpelt), gryi̯n (Berlingen, ... ), gryn (Aalst, ... ), gryǝn (Sint-Truiden), grȳn ('S-Herenelderen, ... ), grøi̯n (Guigoven, ... ), grø̄n (Amby, ... ), grø̄ǝn (Kinrooi), grø̜i̯n (Doenrade, ... ), grø̜n (Eksel), grē.n (As, ... ), grēn (Beek, ... ), grī.n (Beverst, ... ), grɛi̯n (Kiewit, ... ), groengewas: groengewas (Kleine-Spouwen), groenknollen: grȳnknǫlǝ (Merselo), groenkruid: grø̄nkrut (Baexem), groens: grø̄ns (Hoensbroek, ... ), groente: grȳnt (Brunssum, ... ), grø̄nt (Amby, ... ), grø̜i̯nt (Einighausen, ... ), groentekruid: grø̄ntkruu̯ǝ (Brunssum), groenvoeder: grø̜i̯nvǫu̯ǝr (Sittard), groenvoer: grø̄nvōr (America, ... ), herfstgroen: hɛrfstgrø̄.n (Tegelen), herfstknollen: hɛrfsknǫlǝ (Venray), herfstreuben: hɛrfsrø̄bǝ (Blerick, ... ), kamp: kamp (Eygelshoven), kampreuben: kamprøbǝ (Eygelshoven), knolgroen: knǫlgrȳn (Bergen, ... ), knollen: knǫlǝ (Oirlo, ... ), (mv)  knǫl (Aijen), knollengroen: knǫlǝgrȳn (Gennep, ... ), knǫlǝgrø̄n (Lottum), kruid: krut (Baexem, ... ), krūt (Baarlo, ... ), kruidgroen: krutgrø̄n (Helden), rapen: ruępǝ (Sluizen), ruǝpǝ (Widooie), ruǫpǝ (Berg, ... ), rōi̯pǝ (Engelmanshoven), rōpǝ (Borlo, ... ), rōǝpǝ (Boekhout, ... ), rǭpǝ (Batsheers, ... ), reuben: rȳbǝ (Herderen), røbǝ (Riemst, ... ), rø̄bǝ (Cadier, ... ), rībǝ (Bilzen, ... ), reubengroen: rēbǝngrēn (Neeroeteren), reubenvoer: rø̄bǝvōr (Lottum), stoppelgroente: štǫpǝlgrø̜i̯nt (Merkelbeek), stoppelknollen: stǫpǝlknǫlǝ (Ysselsteyn), štǫpǝlknǫlǝ (Maasniel), stoppelkruid: štǫpǝlkrūt (Heerlen, ... ), stoppelreuben: stǫpǝlrø̄bǝ (Overpelt), voerreuben: vōrrø̄bǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5
knookje knookje: knīəkskə (As, ... ), kny(3)̄əkskə (Bocholt, ... ), knøkskə (Kinrooi, ... ) been (knook) [ZND m] || been(tje) [ZND m] || beentje [ZND m] || knook (been dim.: beentje [ZND m] || knook (been) [ZND m] III-1-1
knoop knoop: knaop (Noorbeek), knaup (Baarlo, ... ), knaup - knaup (Maaseik), knauwp (Wellen), knaw.p (Tungelroy), knawp (Bocholt, ... ), knaïp (Tungelroy), kneeëp (Genk), kneu-ep (Blitterswijck), kneu[i̯}p (Swalmen), kneuf (Simpelveld), kneup (Borgharen, ... ), kneup - knuip (Amby), kneupe (Schaesberg), kneu͂ (Heerlen), kneìep (Banholt), kno-ap (Blitterswijck), kno.p (Hoepertingen, ... ), kno.ə (Eupen), kno:p - knøp (Voort), knoa.up (Merselo), knoap (Banholt, ... ), knoap - knéup (Elen), knoaë (Heerlen), knoe ep (Swolgen), knoeep (Lottum), knoeup (Meterik), knoewp (Well), knoeëp (Afferden, ... ), knoeəp (Horst), knoo[u̯}p (Swalmen), knoof (Kerkrade, ... ), knooĭp (Meerlo), knoop (Beringen, ... ), knoop - kneup (Diepenbeek), knooup (Venray), knoowp (Wellerlooi), knooëp - knéuëp (Wellen), knooəp (Arcen), knop (Oostham), knop - knøjp (Hoepertingen), knoup (Amby, ... ), knoup - kneip (As, ... ), knoup - kneüp (s-Herenelderen), knoup - knuip (Lanklaar), knowp - knoe:wp (Maastricht), knowp - knoejp (Rekem), knoêp (Horst), knoëp - knéëp (Bilzen), knoûp (Weert), knoüp (Gronsveld), knoǝp (Blitterswijck, ... ), knōēp (Hasselt), knōōp (Bleijerheide), knōōəp (Griendtsveen), knōōəpe (Griendtsveen), knōp (Lanaken, ... ), knōp - knēp (Martenslinde), knōūp (Heer, ... ), knōͅ: (Montzen), knoͅup (Meeswijk), knoͅwp - knoͅwp (Opgrimbie), knu:p - knyəp (Aalst-bij-St.-Truiden), knuip (Amby, ... ), knuipe (Beesel, ... ), knup (Hasselt, ... ), knuu ep (Swolgen), knuuep (Lottum), knuujp (Venray, ... ), knuup (Velden, ... ), knuuup (Meterik), knuuëp (Afferden, ... ), knuuəp (Horst), knuwp (Neerpelt, ... ), knuwǝp (Achel), knuëp (Arcen), knuǝp (Afferden, ... ), knuəp (Niel-bij-St.-Truiden), knūīp (Heer), knūp (Hasselt, ... ), knūp - kny(3)̄p (Sint-Truiden), knūəp (Hamont), knūəp - kny(3)̄əp (Sint-Huibrechts-Lille), kny:əp - kny:əpə (Beringen), knyǝp (Lommel, ... ), knyəp (Loksbergen, ... ), knáup (Horpmaal), knòup (Tongeren), knòòp (Eijsden), knô.p (Montzen), knôep (Heijen), knôp - knëep (Rosmeer), knöep (Heijen), knöĭp (Meerlo), knöp (Heer), knøyp (Eupen), knøøp (Diepenbeek), knø̄p (Ottersum), knø̜jp (Meeuwen, ... ), knø̜ǝp (Overpelt, ... ), knø͂ͅ.up (Merselo), knōf (Bleijerheide, ... ), knōjp (Meerlo), knōp (Aubel, ... ), knōwp (Merselo, ... ), knōǝp (Arcen, ... ), knūp (Hasselt, ... ), knūǝp (Beringen), knǫp (Loksbergen, ... ), knǫwp (Amby, ... ), knǭp (Brunssum, ... ), knǭwp (Altweert, ... ), (ev.)  knöp (Gennep), (mv)  knyp (Schulen), knēǝp (Genk), eu lang  kneup (Brunssum), in touw  knöp (Blitterswijck), knejpk\\  knòup (As), knèip, knèipke  knuip (Meeuwen), knèipke, kneip  knuip (Meeuwen), mv. kneep  knôep (Bilzen), mv. knuip  knoop (Neeroeteren), knoup (Herten (bij Roermond)), mv. knäup, knuip  knaup (Eisden), N62,065b - Soorten: (h)immeskneepkes, kleerkneep, mantelkneep, tàjeûrkneep, nakkerkneep.  knoop (Bilzen), N62,065b - Soorten: beine en glaaze.  knoup (Weert), N62,065b - Soorten: bokseknuip, hummesknuipke.  knoup (Nieuwstadt), N62,065b - Soorten: döbbele knöp en knöp.  knöp (Reuver), N62,065b - Soorten: hummeskneepkes (mv.).  knoop (Munsterbilzen), N62,065b - Soorten: hummesknoup, jasseknoup, seerknoup, rutsjeknoup.  knoup (Lutterade), N62,065b - Soorten: humsknoup, mantelknoup, stôffe knoup, glazere knoup, houtere knoup, gouwe knoup, läere knoup, parelmoereknoup, metroeëzeknoup (met anker), luiewieversknoup (soort drukknoop in metaal, waarvan de twee delen in de stof worden geklopt, als bij jeanskleding).  knoup (Mechelen-aan-de-Maas), N62,065b - Soorten: humsknuipkes, mangelknuip, vriegezelleknuip, seerknuip, pik-pak-knuip, mantjelknuip.  knoup (Opglabbeek), N62,065b - Soorten: hömmesknoup, mangelknoup, piekpakknoup, pietsjknuipke, sjoonsknuip.  knoup (Valkenburg), N62,065b - Soorten: jasknoup, fantasieknoup, brookesknoup, hummesknoup.  knoup (Eisden), N62,065b - Soorten: kleejer- en ongergoodkneup.  knoop (Heerlen), N62,065b - Soorten: leiweverknòòp (luiwijverknoop).  knòòp (Eigenbilzen), N62,065b - Soorten: leujvrouwlieknuup (drukknoop voor de soldaten; ook aan de jeansbroek).  knoep (Jeuk), N62,065b - Soorten: lùiwajvërknòup (wordt ineengedrukt zonder te moeten naaien).  knòup (Tongeren), N62,065b - Soorten: mangel, perlemoer, nikkele, hööltere, maantel, bókse-kneup.  knoop (Ottersum), N62,065b - Soorten: parlemoere, bieneknuup, tresknuup, mangelknuup, horeknuup.  knuup (Meijel), N62,065b - Soorten: perlemot, pik-pak, maugdeknoof (met witte stof over nokken).  knoof (Bleijerheide), N62,065b - Soorten: rok- of broeksknoap, hùmmeskneupke.  knoap, knoöp (Herderen), N62,065b - Soorten: seerknaop, drökknaop...  knaop (Noorbeek), N62,065b - Soorten: sirknoup, luiwieverknuip (mv.), jonkmansknuip (mv.).  knoup (Boorsem), N62,065b - Soorten: sjtoefe, glazere, beine, houte, parlemoere knoup; humesknoup (voor hemden).  knoup (Schimmert), N62,065b - Soorten: stiene knoewep, luie wieverknoewep (ijzeren knoop).  knoewep (Achel), N62,065b - Soorten: van steen, parelmoer, stof, platte kartonnen, corozo. Humsknaup, bokseknaup, jasseknaup.  knaup (Bocholt), NB sjinkele knuipke: soort paarlemoeren knoop aan damesvest.  knaup (Boorsem), o open  knoop (Brunssum), Opm. Franse eu.  kneup (Epen), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  knoeëp (Sevenum), knuuëp (Sevenum), ps. omgespeld volgens Frings.  knø͂ͅp (Gulpen), Ss. knoopsgat.  knôê.yp (Meeuwen), Verkl. knuipke.  knoup (Mechelen-aan-de-Maas), Zie ook knup.  knoop (Heerlen), ‘in een touw’  knoa (Schaesberg), knoopje: knęjpkǝ (As), knop: knoep (Houthalen, ... ), knoep - kniep (Hasselt, ... ), knop (Beverlo), knoͅp - knoͅpən (Tessenderlo), knup (Zolder), knup - knyp (Zonhoven), knyp (Schulen), knòp (Loksbergen), B.v. van jas.  knoͅp (Lommel), N62,065b - Soorten: glazen, parlamoer, bakelit, koper, zilver, plastik.  knop (Oostham), N62,065b - Soorten: houtere, biejne, glazere, ivore knuuwp.  knoewp (Neerpelt), N62,065b - Soorten: platte, bol, stoffe knüp.  knoep (Houthalen), N62,065b - Soorten: plàsti?e, koopere, metaole en kòrrizooknòppe.  knòp (Tessenderlo), Zie ook knoop.  knup (Heerlen), met twee stroppen: mɛt twī strøp (Maasmechelen), strop: strop (Beringen, ... ), stroppen (Alken, ... ), strø.p (Borgloon), strøp (Riksingen), štrø̜p (Panningen), štrø̜pǝ (Bleijerheide), %%meervoud%%  stropǝ (Rotem), stroppen om de tenen: šjtrø̜pǝ øm dǝ tiǝnǝ (Eys), waterstrop: wasǝrstrop (Terwinselen) Cirkelvormige insnijding op de kap van een klomp. [N 97, 122] || De knoop waarmee de hijstouwen aan een haak, ring of iets dergelijks aan de muur worden vastgemaakt. [N 28, 66; N 28, 67] || een knoop [N 59 (1973)] || Hoe noemt U: een knoop in het algemeen [N 62 (1973)] || knoop [SGV (1914)] || knoop (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || knoop (van b.v. kleren) || knoop (van jas of kleed) || knoop aan kledingstuk || knoop om iets te sluiten, b.v. aan de jas || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || knop, knoop || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-1, II-12, II-7, III-1-3
knoop van de korenhalm knook: (mv kny[.k)  knuǫ.k (Vliermaalroot), (mv knø̄.k)  knō.k (Houthalen, ... ), (mv knī.ǝk)  knū.ǝk (Genk), knookje: knø̄.kskǝ (Houthalen), knø̜.kskǝ (Achel), knoop: (mv kn[.yp)  knǫűp (Kozen, ... ), (mv kn[i̯ǝp)  knøi̯ǝp (Lommel), (mv kn[y.p)  knou.p (Berg), (mv kn[yp)  knoup (Sint-Lambrechts-Herk), (mv kne.ip)  kno.up (Beverst), (mv knip)  knup (Godschei, ... ), knűp (Berbroek, ... ), (mv knyp)  knup (Helchteren, ... ), (mv knypǝ)  knyp (Lummen), (mv knyø̜p)  knuǫp (Lauw), (mv knyǝp)  knuǝp (Achel, ... ), (mv knyǝpǝ)  knyǝp (Beringen, ... ), (mv knȳp)  knūp (Brustem  [(mv knȳǝp)]  , ... ), knűp (Aalst, ... ), (mv knȳpǝ)  knȳp (Linkhout), (mv knȳǝp)  knűp (Binderveld, ... ), (mv knȳǝpǝ)  kniǝp (Kwaadmechelen, ... ), (mv knø̄.p)  knō.p (Diepenbeek, ... ), (mv knø̄p)  knōp (Rijkhoven, ... ), (mv knø̜y.p)  knǫu.p (Bocholt, ... ), (mv knø̜yp)  knǫup (Alken, ... ), knǫyp (Koninksem, ... ), (mv knē.p)  knō.p (Bilzen, ... ), (mv knę.ip)  kna.up (Zutendaal), knǫ.up (As, ... ), (mv knęi̯.p)  knǫű.p (Beek, ... ), knoopje: knepkǝ (Schulen), knipkǝ (Stokrooie), knypkǝ (Lummen, ... ), knø̄.pkǝ (Kanne), knęi̯pkǝ (Opglabbeek), knotsje: knetskǝ (Peer), knø̜tskǝ (Heusden), spierknoop: (mv spī.rknø̜yp)  spī.rknǫu̯p (Heers) De verdikking die zich op regelmatige afstanden in de stengel van de korenhalm bevindt. Ook de opgegeven meervoudsvormen van de woordtypen knoop en knook zijn in het lemma opgenomen; cf. hoop met meervouden in het lemma ''molshoop in het grasland'' (2.5) in aflevering I.3. Zie afbeelding 2, c. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
knoopbottine geknoopte schoen: gəknøbdə šōn (Montzen), knoopbottine: knoeopbottinnen (Neeritter), knoopbottine (Lommel), knéúpbòtiĕnnə (Milsbeek), knoopjesbottine: kneepkesbottin (Bilzen), knöpkesboutine (Maasbree), knoopschoen: knuipsjoon (Sittard), knö:f-sjong (Bleijerheide) Een bottine die niet met veters, maar met knoopjes sloot, vooral dameslaarsjes. Zie tek. 206f,g. (knoopbottine?) [N 60 (1973)] || knoopschoen [N 23 (1964)] || rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
knoopkruid flette korenbloem: WLD  flētte koornbloom (Ophoven), franse drek: ± Veldeke  Frânse drek (Weert), fransozenkruid: -  fransosekroet (Posterholt), WLD  fransoozekroet (Posterholt), WLD = knoopkruit  fransoose-kroet (Posterholt, ... ), gendarme: Bree Wb.  zjenderm (Bree), ijzerbloem: iezerbloom (Vijlen), ijzerknop: -  ɛɛ͂əzərɛknəp (Diepenbeek), ijzerkruid: iezerkroet (Wijlre), letterlijk: ijzerkruid  jezerkroêd (Mechelen-aan-de-Maas), knoopjeskruid: -  knuipkeskroed (Montfort), knoopkruid: knoupkroed (Tungelroy), -  knaupkroet (Echt/Gebroek), knoupkroed (Tungelroy), knoupkroet (Berg-en-Terblijt), knopen: WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)  knuip (Meerssen), knuppelbloem: WLD  knuppelblom (Mheer), korenbloem: koonebloeme (Jeuk), eigen spelling  kaurebloom (Vlodrop), paardsknoop: pêsch knoep (Schimmert), eigen spellinsysteem komt overeen met koren of roggebloem  pèrsknup (Meijel), idiosyncr.  paersknòp (Thorn), WLD  paers knaop (Montfort), pĕĕrsknâûp (Schimmert), pèrdsknuup (Beesel), valse korenbloem: -  valse korebloom (Maasbree), wambuisknoop: wammes = vest  wammesknaup (Echt/Gebroek), WLD  wammesknoup (Thorn) echt knoopkruid [DC 60a (1985)] || Gewoon knoopkruid (centaurea jacea 10 tot 80 cm grote, sterk vertakte plant. De bladeren zijn lancetvormig, ongedeeld, de onderste zijn vaak ingesneden; de binnenste omwindselblaadjes hebben een gaafrandig aanhangsel, de buitenste hebben een kamvormig i [N 92 (1982)] || knoopkruid [N 92 (1982)] III-4-3
knoopsgat knoopsgat: knaupsgaat (Bocholt, ... ), kniehpsgaat (Peer), knoehpsgaat (Peer), knoepsgouwet (Jeuk), knoepsgouwt (Jeuk), knoopsgoat (Genk), knooépsgooit (Vorsen), knoupsgaat (Eisden, ... ), knōēpsg .t (Hasselt), knōūpsxā:t (Kinrooi), knuipsgaat (Bree, ... ), knuipsgāāt (Opglabbeek), knups˲gat (Hasselt), knups˲gǫwt (Jeuk), knups˲gǭt (Houthalen), knôôpsgaot (Sint-Truiden), knöepsgoat (Reuver), knöpschaat (Meijel), knöpsgat (Gennep, ... ), knøps˲gāt (Neerpelt), knøps˲gǭt (Achel), knø̜jps˲gāt (Maastricht, ... ), knø̜ps˲gat (Ottersum), knø̜ps˲gāt (Meijel), knø̜ǝps˲gāt (Reuver), knüpsgaat (Meijel), knǫps˲gat (Loksbergen, ... ), knǫps˲gāt (Helden), knǫwps˲gat (Maastricht, ... ), knǫwps˲gāt (Bocholt, ... ), Spelling: <`> = sjwa.  knoupsgaat (Bocholt), knuuëpsgaaët (Kaulille), Ss. sub knoop.  knoopsgat (Meeswijk, ... ), knoopskot: knaaipskuët (Zutendaal), knaopskoet (Riemst, ... ), knaopskoet, knoöpskōēt (Herderen), knoapskoet (Eigenbilzen), knoapskoët (Eigenbilzen), knoopskoe.t (Veldwezelt), knoopskoet (Eigenbilzen, ... ), knoopskoeèt (Diepenbeek), knoopskoēt (Bilzen), knoopskoêt (Kanne), knoopskōēt (Bilzen), knopskuwǝt (Wellen), knopskūt (Diepenbeek), knoǝpskūt (Herderen), knòòpskoet (Eigenbilzen), knōpskut (Eigenbilzen), knōpskūt (Bilzen, ... ), knǫpskuwt (Hoepertingen), knǫpskǫǝt (Tongeren), Evt. koewet.  knòòpskòèt (Alken), knoopslok: knaupslōōk, -laok (Schimmert), knoofslōch (Bleijerheide), knoopslaok (Doenrade), knopslōk (Gulpen), knopslǭǝk (Noorbeek), knoupslaok (Sittard), knoupsloak (Lutterade), knoupslook (Valkenburg), knōpsloak (Heerlen), knōfslǭx (Bleijerheide, ... ), knōpsloak (Heerlen), knōpslǭk (Doenrade), knǫwpsloǝk (Lutterade), knǫwpslōk (Rothem, ... ), knǫwpslǭk (Houthem, ... ), knopsgat: knoe:psgat (Neerpelt), knoepsgao.ët (Zonhoven), knoepsgoat (Houthalen, ... ), knopsgat (Kerkhoven, ... ), knopsgoat, -goot (Beverlo), knupsgaat (Neerpelt), knupsgoat (Achel, ... ), knòpsgàt (Loksbergen), knòpsxàt (Tessenderlo), knøͅpsxat (Lommel), Gebierd of gefestoneerd knopsgat.  knopsgat (Oostham), knopskot: knopskoe.t (Gors-Opleeuw), knopskoet (Bilzen, ... ), knopskoewet (Wellen), knopskōēt (Hoeselt), knupskoot (Hechtel), knupskooêt (Eksel), knupskooët (Eksel), knupskoët (Eksel), knòpskōēt (Tongeren, ... ), knòpskôet (Tongeren), Mv. knopskuter.  knopskuwt (Hoepertingen), knopslok: knopslaoek (Noorbeek), knopsloeëk (s-Gravenvoeren) Gat, spleetvormige opening in een kledingstuk enz., waar men een knoop door kan halen om het te sluiten. Het knoopsgat bestaat uit een rechte snede, met aan de voorkant een peervormig nestelgaatje. Dat nestelgaatje moet 3 millimeter in doorsnee zijn. Het knoopsgat moet altijd 3 √† 4 millimeter groter zijn dan de middellijn van de knoop welke er door moet komen. Als het knoopsgat ingesneden is, moet men het omwerken met de omslagsteek (Papenhuyzen III, pag. 16-17). [N 62, 40; Gi 1.IV, 41; MW; monogr.] || Hoe noemt U een knoopsgat? [N 62 (1973)] || knoopsgat || Knoopsgat [-gat, -koet, -luik] [N 114 (2002)] || knopsgat II-7, III-1-3