e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoopsgat inknippen, insnijden inhouwen: enhǫwǝ (Tegelen), inknippen: eknepǝ (Ransdaal), enknepǝ (Eisden, ... ), enknepǝn (Diepenbeek), inknippen (Opglabbeek), inpitsen: īnpetsǝ (Lanaken), inslaan: enšlǭn (Tegelen), insnijden: ensni-jǝ (Born, ... ), ensnęjǝ (As, ... ), enšni-jǝ (Doenrade, ... ), esni-jǝ (s-Gravenvoeren), ešni-jǝ (Bleijerheide), insnijden (Hopmaal), ęnsnājǝ (Bilzen), knoopsgat pitsen: knyps˲gāt petsǝ (Zolder), knoopsgaten maken: knoopsgaten maken (Stein), knoopslok maken: knǭpsluǝk mǭkǝ (Eijsden), snijden: sni-jǝ (Meeuwen, ... ), snājǝ (Bilzen), snęǝ (Schulen), šniǝ (Montzen), uitsnijden: uitsnijden (Hopmaal), ø̜jtsnęjǝ (Zolder) Het inknippen van het knoopsgat. Dit wordt eerst met krijt op het kledingstuk afgetekend en daarna ingeknipt of ingeslagen met een knoopsgatenschaar of een gaatjestang. [N 59, 138] II-7
knoopsgatenbeitel beiteltje: bęjtǝlkǝ (Lanaken), doorslag: doorslag (Genk), duǝršlāx (Ransdaal), dø̜rslǭx (Bilzen), dōrslāx (Stein), dōrslǭx (Hopmaal), dōršlāx (Born), gaatjesijzer: gø̜̄tjǝsīzǝr (Eisden), houwpijp: hǫwpip (Maastricht), knoopsgatenbeitel: knǫwpsgātǝbęjtǝl (Echt, ... ), knoopsgatenbeits: knǫwpsgātǝbęjtš (Nieuwstadt), knoopsgatentang bet een beitel: knypsgã.tǝta.ŋ bę nǝ bē.tǝl (Zolder), knoopsgaterbeitel: knǫwps˲gātǝrbęjtǝl (Neeroeteren, ... ), knoopsgaterbeiteltje: knǫwpsgātǝrbęjtǝlkǝ (Herten), knoopskoterbeitel: knuǝpskūtǝrbīǝtǝl (Bilzen), knoopslokbeitel: knopslǫkbētǝl (Montzen), knoopslokerbeitel: knopslūkǝrbęǝtǝl (s-Gravenvoeren), knopslǭkǝrbitǝl (Noorbeek), knǫwpslǭkǝrbęjtǝl (Lutterade), prengel: pręŋǝl (Bleijerheide) Instrument voor het uitponsen van knoopsgaten. Elk beiteltje heeft de grootte van een knoopsgat; men moet er dus verschillende hebben al naar gelang de grootte van de knoopsgaten (Papenhuyzen III, pag. 12). De informant van Q 83 merkt op dat veel kleermakers in plaats van de knoopsgatenbeitel vroeger de knoopsgatentang gebruikten. [N 59, 29a] II-7
knoopsgatenmachine (naai)machine voor knoopsloker te maken: (niǝn)mašiŋ vø̜r knopslǫkǝr tǝ mākǝ (Montzen), knoopgatenmachine: knōpgātǝnmǝšin (Born), knooplokenmachine: knōflø̜xmašiŋ (Bleijerheide), knoopsgatenmachine: knawpsgūtǝmašinǝ (Hopmaal), knypsgã.tǝmǝšin (Zolder), knøpsxǭtǝnmǝšin (Zolder), knōpsgātǝnmašin (Opglabbeek), knǫwpsgātǝmǝšin (Echt, ... ), knǭpsgātǝmǝšin (Schinnen), knǭpsgātǝnmǝšin (Stein), knoopsgatermachine: knø̜jpsgātǝrmǝšīn (Meeuwen), knǫwpsgātǝrmǝšin (Neeroeteren), knoopsgaternaaimachine: knuǝpsgātǝrnē̜jmašīn (Horst), knoopskotermachine: knuǝpskūtǝrmǝšīn (Bilzen), knoopslokermachine: knopslūkǝrmašiŋ (s-Gravenvoeren), knō ̞psluǝkǝrmǝšin (Eijsden), knōpslø̜̄kǝrmǝšin (Doenrade), knōpslōkǝrmǝšin (Lanaken), knǫwpslōkǝrmǝšin (Meerssen, ... ), naaimachine met de hand bediend: niǝmǝšin mętǝ ant bǝdēnt (Eisden), piketteermachine: pekǝtērmǝšin (Lutterade), strubbel: strø̜̄bǝl (Schulen) Naaimachine die men gebruikt voor het naaien van knoopsgaten. De informant van L 271 merkt op dat knoopsgatenmachines pas na de Tweede Wereldoorlog verschenen zijn. [N 59, 17d] II-7
knoopsgatenschaar knooplokenscheer: knōflø̜xšīr (Bleijerheide), knooplokerscheer: knǫwpslōkǝršēǝr (Meerssen), knoopsgatenscheer: knypsgã.tǝsxiǝr (Zolder), knø̜jpsgātǝšir (Maastricht), knǫwpsgātǝšir (Eisden), knǫwpsgātǝšiǝr (Echt), knǫwpsgātǝšxir (Venlo), knǭpsgātǝšɛjr (Schinnen), knoopsgatenscheertje: knǫwpsgātǝnšēǝrkǝ (Born), knoopsgaterscheer: knuǝpsgātǝrsxir (Horst), knǫwpsgātǝršēr (Roermond), knǫwpsgātǝršīr (Herten, ... ), knoopsgaterscheertje: knǫwps˲gātǝrširkǝ (Tegelen), knoopsgatscheer: knypsgaǝtsxēr (Schulen), knűpsgãǝtsxēr (Schulen), knoopskoterscheer: knuǝpskūtǝršęjr (Bilzen), knoopslokenscheertje: knō ̞psluǝkǝširkǝ (Eijsden), knoopslokerscheer: knopslūkǝršiǝr (s-Gravenvoeren), knopslǭkǝršir (Noorbeek), knǫwpslōkǝršēr (Voerendaal), knǫwpslǭkǝršiǝr (Ransdaal), knǫwpslǭkǝršēǝr (Geleen), knǫwpslǭkǝršē̜r (Lutterade), knoopslokscheer: knopslǫkšiǝr (Montzen) Bijzondere schaar om knoopsgaten mee te knippen. Volgens de informant van Q 253 heeft de schaar een uitsparing over het eerste derde deel van de snede, te beginnen bij het klinknageltje, de niet. De informant van Q 121c vermeldt een knoopsgatenschaar met een stelschroef waarmee de lengte van de knoopsgaten ingesteld kan worden. Volgens Gerritse (pag. 24) bestaan er knoopsgatenscharen met en zonder stelschroef. Om het schaartje zonder schroef te gebruiken knipt men met de knoopsgatentang eerst het gatenrondje op de juiste plaats in en daarna het knoopsgat op de juiste lengte. Zie voor een model knoopsgatenschaar afb. 21. [N 59, 16d; N 59, 26a; N 59, 30b; monogr.] II-7
knoopsgatensteek knoopkotersteek: knopkūtǝrstik (Diepenbeek), knooplokensteek: knōplø̜xštex (Bleijerheide), knoopsgatensteek: knoopsgatensteek (Hopmaal, ... ), knøps˲gǭtǝnstēk (Zolder), knø̜jpsgātǝstēk (Maastricht), knǫwpsgātǝnštēk (Kesseleik), knǫwpsgātǝstēk (Echt, ... ), knǫwpsgātǝštēk (Meerssen, ... ), knǭpsgātǝstēk (Stein), knǭpsgātǝštēk (Schinnen), knoopsgatersteek: knawpsgātǝrstēk (As), knupsgātǝrstēk (Horst), knø̜jpsgātǝrstēk (Meeuwen), knø̜psgatǝrstēk (Meijel), knǫwpsgātǝrstēk (Neeroeteren), knǫwps˲gātǝrštēk (Herten, ... ), knoopsgatsteek: knopsgatstēk (Loksbergen), knypsgãǝtstēk (Schulen), knoopskotersteek: knuǝpskūtǝrstīk (Bilzen), knōpskūtǝrštīk (Schinnen), knoopslokersteek: knopslūkǝrstiǝk (s-Gravenvoeren), knopslǭkǝrstēk (Noorbeek), knōpslø̜̄kǝrštīk (Doenrade), knōpslōkǝrstēk (Lanaken), knǫwpsloakǝrštek (Lutterade), knǫwpslokǝrštēk (Voerendaal), knǫwpslǭkǝrštiǝk (Ransdaal), knǫwpslǭkǝrštēk (Geleen, ... ), knǭpsluǝkǝrštiǝk (Eijsden), knoopsloksteek: knopslǫkštiǝk (Montzen), knoopsteek: knǫwpstik (Born), overlegsteek: overlegsteek (Eisden), strop: strop (Genk, ... ), stręp (Bilzen) Steek voor het maken van knoopsgaten. Men steekt de naald in achter het paskoord of de pasdraad, welke achter de kant van het knoopsgat wordt gelegd en met de linkerhand vastgehouden, en alvorens de naald weer uit te halen slingert men de draad van links naar rechts om de naald heen. Wanneer de draad wordt aangehaald, ontstaat daardoor op de kant van het knoopsgat een nopje. Deze nopjes moeten elkaar aanvullen en regelmatig opvolgen (Gerritse, pag. 47). Er zijn verder diverse soorten knoopsgatensteken. Zie afb. 42. [N 59, 63; N 62, 16a] II-7
knoopsgatentang gaatjestang: gaatjestang (Lommel), gatjǝstaŋ (Milsbeek), gɛtjǝstaŋ (Maasbree), gatentang: gātǝtaŋ (Roggel), holpijpje: (mv)  holpipkǝs (Herten), knoopsgatentang: knoopsgatentang (Opglabbeek), knupsxǭtǝntaŋ (Zolder), knypsgã.tǝtaŋ (Zolder), knø̜jpsgātǝtaŋ (Maastricht), knōpsgātǝtaŋ (Hopmaal), knǫwpsgātǝtaŋ (As, ... ), knǭpsgātǝngaŋ (Stein), knǭpsgātǝtaŋ (Schinnen, ... ), knoopsgatertang: knuǝpsgātǝrtaŋ (Horst), knø̜jpsgātǝrtaŋ (Meeuwen), knø̜psgatǝrtāŋ (Meijel), knǫwpsgātǝrtaŋ (As, ... ), knǫwpsxātǝrtaŋ (Tegelen), knoopskotertang: knuǝpskūtǝrtaŋ (Bilzen), knōpskūtǝrtaŋ (Bilzen), knoopslokertang: knopslūkǝrtaŋ (s-Gravenvoeren), knō ̞psluǝkǝrtaŋ (Eijsden), knōpslø̜̄kǝrtaŋ (Doenrade), knǫwpslōkǝrtaŋ (Meerssen), knǫwpslǭkǝrtaŋ (Lutterade, ... ), knoopsloktang: knopslǫktaŋ (Montzen), knopskotertang: knupskūtǝrtaŋ (Bilzen), knopsloktang: knopslǫktaŋ (Montzen), ogentang: yxtaŋ (Schulen), platte knooploktang: platǝ knōfloxtsaŋ (Bleijerheide), revolvertang: rǝvǫlvǝrtaŋ (Milsbeek), tang: taŋ (Lanaken, ... ) Een tang waarmee men knoopsgaten maakt. Volgens de informant van L 163a wordt er met de revolvertang een gaatje gemaakt en maakt men vervolgens een snit. [N 60, 47c] || Tang waarmee men in één keer een knoopsgat kan uitknippen. Tussen de beide grepen van de tang bevindt zich een veer. Het onderste plaatje is aan de binnenzijde voorzien van een verhoging van hard metaal en het bovenste plaatje van een kokertje dat dient tot insnijding van het knoopsgatenrondje (Gerritse, pag. 25). Papenhuyzen (III) zegt niets over de knoopsgatentang, maar toont een tekening van een verstelbare knoopsgatentang (pag. 11). Ook de informant van Q 83 spreekt over een verstelbare knoopsgatentang, waarvan het verstelbare gedeelte het ø̄blokø̄ genoemd wordt. De informant van Q 121c geeft een platte knoopsgatentang zonder rondjes aan. De informanten van L 265 en Q 198 hadden geen tang of kenden deze niet. Zie afb. 22. [N 59, 30b; N 59, 16d; N 59, 29a] II-10, II-7
knoopsgatenzijde blinkende cordonnet: blinkende cordonnet (Opglabbeek), cordonnet: kordǝnę (Loksbergen), kǫrdone (Eijsden), kǫrdonę (Achel, ... ), kǫrdonęt (Hopmaal), kǫrdęnē (Sittard), kǫrdǝnɛ (As, ... ), cordonnetzij: cordonnetzij (Hoepertingen), knoopgatenzij: knǫwpgātǝzi (Born), knooplokenzijde: knōplø̜xzi-j (Bleijerheide), knoopsgaren: knawpsgārǝ (Eisden), knoopsgatenzij(de): knypsgãtǝzęj (Zolder), knø̄psgātǝzi-j (Schinnen), knø̜psgatǝzi-j (Ottersum), knø̜psgātǝzęj (Maastricht), knǫwpsgātǝzi (Venlo), knǫwpsgātǝzi-j (Nieuwstadt), knǭpsgātǝnzi (Stein), knoopsgaterzij(de): knuǝpsgātǝrzi-j (Horst), knø̜psgatǝrzē̜j (Meijel), knǫwpsgātǝrzi (Echt, ... ), knǫwpsgātǝrzi-j (Herten, ... ), knoopskoterzijde: knuǝpskūtǝrzāj (Bilzen), knōpskūtǝrzāj (Bilzen), knoopslokergaren: knǫwpsloakǝrgārǝ (Lutterade), knoopslokerzij(de): knopslūkǝrzi-j (s-Gravenvoeren), knōpslōkǝrzęj (Lanaken), knōpslǭkǝrzi (Doenrade), knǫpslǭkǝrzi-j (Noorbeek), knǫwpslokǝrzi (Voerendaal), knǫwpslōkǝrzi-j (Geleen, ... ), knǫwpslǭkǝrzi (Lutterade), knoopslokzijde: knopslǫkzi-j (Montzen), knopenlokerzij: knø̜jplōkǝrzi (Meerssen) Knoopsgatenzijde is veelal van betere kwaliteit dan naaizijde en men maakt deze ook nog wel van zuivere echte zijde (Papenhuyzen III, pag. 12). Men gebruikt knoopsgatenzijde voor het naaien van knoopsgaten. [N 59, 7b; N 62, 57; monogr.] II-7
knoot halkes falkes: halkǝs falkǝs (Roggel), halkes riediejes: halkǝs ridi-jǝs (Roggel), knobbel: knubǝl (Montzen, ... ), knǫbǝl (Dilsen), knod: knoa (Bleijerheide), loot: lōt (Maasbree) Het been, beentje of botje dat men op de leest legt, als men een schoen moet maken voor iemand die een gebrek aan de voet heeft bijvoorbeeld een eksteroog. [N 60, 188c] II-10
knop kaliberstreep: kalibǝrstrī̄p (Maastricht), knop: knop (Maastricht), ster: stār (Maastricht) Fout in aardewerk, ontstaan door het verkeerd instellen van de kaliber. De woordtypen knop en ster duiden respectievelijk een knop- en stervormige fout in aardewerk aan. De kaliberstreep is een golvende lijn in het aardewerk, ontstaan door een fout die werd gemaakt bij de bewerking van het voorwerp. [monogr.] II-8
knop waaruit twijg groeit binnenoog: binnənòwch (Nederweert), bladknop: bladknop (Oirlo), bot: bot (Wijlre), (bloemknop)  bòt (Lanaken), IPA, omgesp.  boͅt (Kwaadmechelen), WBD/WLD  bòt (As), bottel: bottels (Stein), buitenoog: bŏĕtənòwch (Nederweert), eindknop: eindknoep (Herten (bij Roermond)), eindknop  éṇṭjknòp (Nederweert), gemengde knop: #NAME?  gemengde knoep (Herten (bij Roermond)), knoop: knoep (Eys, ... ), knuup (Baarlo, ... ), knóop (Maastricht), eigen spellingsysteem  knoep (Merkelbeek), ideosyncr.  knoep (Hoensbroek), knôp (Gronsveld), LDB  knoep (Roermond), m.v. knuup  knoep v.d. boum (Blerick), NCDN  knoap (Stevensweert), WLD  knauəp (Itteren), knoep (Hulsberg, ... ), knôep (Swalmen), knop: de knoep (Schimmert), knop (Geulle, ... ), knōp (Doenrade, ... ), knòp (Schinnen), knöp (Maastricht, ... ), noep (Venlo), #NAME?  knŏĕp (Klimmen), Bree Wb.  knòp (Bree), Endepols  knóp (Maastricht), ideosyncr.  knop (Kerkrade), ideosyncr. m.v. knup  knop (Thorn), IPA, omgesp.  knoͅp (Kwaadmechelen), Nijmeegs (WBD)  knóp (Meijel), Veldeke  knop (Waubach), Veldeke 1979 nr 1  knop (Venray), Veldeke aangepast  knop (Tienray), WBD / WLD  knŏĕp (Beesel), WBD/WLD  knŏĕp (Opglabbeek), knòp (Heerlen, ... ), WLD  knop (Maastricht, ... ), knŏĕp (Sweikhuizen), knóp (Doenrade), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  knŏĕp (Haelen), ± WLD  knop (Ospel), knoppel: knŏĕpəl (Epen), loot: laot (Montfort), leut (Doenrade, ... ), loot (Geulle, ... ), eigen fon. aanduidingen  loot (Ell), eigen spellingsysteem  laot (Merkelbeek), loeët (Meerlo), lót (Geleen), ideosyncr.  loot (Sittard), Veldeke  laot (Echt/Gebroek), WBD/WLD  loat (Lutterade), WLD  lōēt (Venlo), WLD eu langgerekt uitspreken  leut (Schinnen), oog: aowe (Noorbeek), aug (Horst, ... ), auge (Baarlo, ... ), auw (Gulpen), aùg (Neerharen), ee oog (Hoensbroek), nuuj oug (Herten (bij Roermond)), oach (Vaals), oeg (Houthalen, ... ), ooch (Hoeselt), oog (Haler, ... ), oug (Amby, ... ), ouge (Ospel, ... ), ow (Noorbeek, ... ), òwch (Nederweert), ôûch (Pey), ‧ōx o. (Eys, ... ), #NAME?  ewch (Eigenbilzen), (bladknop)  oou̯ch (Lanaken), Bree Wb.  uig (Bree), eigen spellingsysteem  aug (Maastricht, ... ), oeg (Meijel), oèg (Meijel), eigen spellingsysteem ook wel  oeëg (Meerlo), Endepols  oug (Maastricht, ... ), ideosyncr.  aow (Eijsden, ... ), aug (Vlodrop), oug (Sittard, ... ), ôug (Gronsveld), oude spellingsysteem afhankelijk van de plant  ogen (Meijel), Veldeke  aug (Haelen), ’n oug (Klimmen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  ’n auw (Gulpen), Veldeke aangepast  oeëg (Tienray), Veldens dialekt  aug (Velden), Venlo e.o.  aug (Maasbree), WBD / WLD  oug (Beesel), WBD/WLD  aog (Maastricht), oag (Ophoven), ooch (Heerlen), oog (Nieuwenhagen), ouch (Kapel-in-t-Zand, ... ), òwch (Maastricht), ’n oug (Caberg), WBD/WLD waar men van afsnijdt om te oculeren  aug (As), WBD\\WLD  ooch (Amstenrade), WLD  aoch (Wijnandsrade), aog (Montfort), aogh (Guttecoven), auch (Grathem, ... ), aug (Geleen, ... ), oag (Geverik/Kelmond), oog (Gennep, ... ), oug (Venlo), oágt (Born), ōēg (Venray), òèg (Sevenum, ... ), ’n âôg (Schimmert), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  auch (Haelen), ± WLD  ouch (Klimmen), oug (Weert), ± WLD = oog  aawg (Vlijtingen), scheut: sjeut (Tungelroy), eigen spellingsysteem = oèg  sjeut (Meijel), Endepols  sjeut (Maastricht, ... ), ideosyncr.  scheut (Oirsbeek), WLD  scheut (Gulpen, ... ), slapend oog: shlaopəṇjṭ òwch (Nederweert), sjlaopendj oug (Herten (bij Roermond)), slaopənt oou̯ch (Lanaken), spruitje: WLD  spruutsjəs (Maastricht), uitlopen (ww): WLD  oêtluipen (Venlo) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de bladknoppen waaruit de scheuten of loten tevoorschijn komen (oog?) [N 72 (1975)] || Hoe noemt u: de verschillende soorten ogen (buitenoog, binnenoog, slapend oog, eindoog) (Nb. vragen 94 en 95 ontbreken!) [N 72 (1975)] III-4-3