e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
aftijlen rijen mesthoopjes markeren:   āftīlǝ (Boukoul, ... ), āftīǝlǝ (Sevenum) I-1
aftikken krijgertje spelen:   aaftikke (Tungelroy, ... ), āftekə (Venlo), verschillende knikkerspelen: tegen een raamdorpel of iets dergelijks terugstuiteren om de knikker van de tegenstander tot op spqnwijdte te benaderen.  aaftikke (Tegelen) III-3-2
aftokken een pak slaag geven:   aafgetoek (Bilzen), knikkertermen:   áftoeke (Venray) III-1-2, III-3-2
aftollen de berg afrollen:   den berg aoftollen (Kaulille) III-1-2
aftoppen achteruitgaan:   aftuppen (Paal), kortwieken:   āftopǝ (Rekem), āftupǝ (Helden), āftø̜pǝ (Merselo) I-12, III-1-2
aftouwen aftuigen:   aftǫu̯ǝ (Horst, ... ), ā.ftǫu̯ǝ (America), āftǫu̯ǝ (Broekhuizen, ... ), omheinen:   aftǫu̯wǝ (Stevoort) I-10, I-8
aftraceren aftekenen:   ǭftrasērǝ (Houthalen) II-11
aftrappen afpassen met de voet, aftreden:   aftrappe (Oirlo), ààftràppə (Susteren), (= bij kinderspel om wie het eerste aan de beurt was: eind van elkaar staan, beurtelings de ene voet pal voor de andere zetten. Afstand steeds kleiner. Wie het gat dichtmaakt wint. Hele en halve voeten, ook de punten van schoenen of klompen).  aftrappe (Tienray), het land aftreden:   áftrapǝ (Blitterswijck, ... ), kwaad weglopen:   àftràpə (Loksbergen), uitmaken wie mag beginnen: Twee kinderen gaan een onbeperkt aantal meters van elkaar af staan. Om beurten plaatsen zij demet schoen of klomp geschoeide voet voor de ander. Zo naderen zij elkaar. Ze kunnen ook hun voet dwars zetten, of de punt van hun voet gebruiken. Wie heet "gat"met de hele voet, de dwars geplaatste voet of met de punt dicht maakt is de winnaar en mag het eerst uit de meespelenden een keuze doen om zo twee partijen te vormen, of hij mag het spel beginnen.  áftrappe (Meerlo, ... ), wegsnijden:   aftrappen (Genk) I-1, II-7, III-1-4, III-3-2, III-4-4
aftreden afpassen met de voet, aftreden:   a.ftrɛ.jə (Meeuwen), aa.ftrééjə (Grathem, ... ), aaf traeje (Swalmen), aaf trei⁄en (Born), aaf trèa (Gulpen, ... ), aaf-trāēje (Sevenum), aaf-trēēje (Schimmert), aaftrae (Klimmen, ... ), aaftraeje (Blerick, ... ), aaftraeë (Sittard), aaftraije (Ell, ... ), aaftreane (Simpelveld), aaftreden (Schinnen), aaftreen (Eksel), aaftreenne (Vijlen), aaftrei (Brunssum), aaftreij (Vlodrop), aaftreije (Amby, ... ), aaftreijə (Venlo), aaftreië(n) (Velden), aaftreje (Maastricht, ... ), aaftreë (Ten-Esschen/Weustenrade), aaftreëne (Kerkrade, ... ), aaftreə (Oirsbeek), aaftrēējə (Guttecoven), aaftrĕë (Merkelbeek), aaftrè͂je (As), aaftrieë (Houthalen), aaftràèje (Sevenum), aaftrèje (Bree, ... ), aaftrèjen (Heythuysen), aaftrèjə (Montfort), aaftrèè (Doenrade), aaftrèèje (Mheer, ... ), aaftrèèjje (Geulle), aaftréje (Nieuwstadt, ... ), aaftréjə (Kapel-in-t-Zand), aaftréé (Doenrade, ... ), aaftrééje (Horst, ... ), aaftrééjə (Beesel, ... ), aaftrééjən (Urmond), aaftrêa (Hoensbroek), aaftrêje (Stein), aahftraeje (Herten (bij Roermond)), aftraenne (Eys), aftre-je (Venray), aftreden (Meeswijk, ... ), aftreeje (Jeuk), aftreie (Maastricht), aftreiën (Meerlo), aftreje (Oirlo), aftrēə (Beringen, ... ), aftrēən (Beverlo, ... ), aftrē̝ə (Halen, ... ), aftrēͅ.n (Paal), aftrēͅən (Heppen, ... ), aftrē̝ͅə (Tessenderlo), aftriə (Linkhout), aftrè (Schimmert), aftrèje (Tienray), aftrènen (Heerlerbaan/Kaumer), aftréé (Loksbergen), aftrééje (Meijel), aftrééjə (Meijel), aftrëeen (Zonhoven), aoftreeën (Diepenbeek), aoftrejje (Maastricht), aoftrèje (Maastricht), āāftrééjə (Roermond), āftrieͅn (Houthalen), oaftrên (Hoeselt), ààftrêênə (Heerlen), áftraeje (Castenray, ... ), áftrééjə (Gennep), ááftreëne (Kunrade), ááftrèa (Doenrade), ááftrééjə (Opglabbeek), ááftréénə (Epen), âaftrééje (Swalmen), əoftrèjje (Maastricht), ‧āftr‧eͅanə (Eys), afstand met gelijkmatige schreden afpassen  aoftrèje (Gronsveld), bietenplantjes uitdunnen:   aftrei̯ǝn (Kwaadmechelen), de grond vasttreden, aanstampen:   af[treden] (Aalst  [(met plankjes)]  , ... ), áf[treden] (Buvingen  [(met plankjes)]  ), het land aftreden:   aftre ̝ǝ (Velm), aftrei̯ǝ (Nieuwerkerken), aftrē ̝ǝ (Halen, ... ), aftriǝ (Opheers), aftrēǝ (Binderveld, ... ), aftrēǝn (Meldert), aftręi̯ǝ (Melveren), aftręǝn (Tessenderlo), aftrę̄i̯ǝ (Aijen, ... ), aftrīǝ (Linkhout), ã.ftrē.i̯ǝ (Neerharen), ã.ftrę.i̯ǝ (Lanaken), ã.ftręi̯ǝ (As, ... ), ã.ftrę̄.n (Hechtel, ... ), ã.ftrę̄.ǝn (Eksel), ãftr ̇ēǝ (Sittard), ãftri.ǝ (Berbroek), ãftrēǝ (Guttecoven, ... ), ãftręǝnǝ (Heerlen, ... ), ãftrę̄(ǝ) (Brunssum, ... ), ãftrę̄.i̯ǝn (Rotem), ãftrę̄i̯ǝn (Koersel, ... ), ā.ftriǝ (Boekhout, ... ), ā.ftriǝ(n) (Hasselt), ā.ftrē.i̯ǝ (Leut, ... ), ā.ftrē.n (Overpelt), ā.ftrēǝ (Heusden), ā.ftrēǝn (Koersel, ... ), ā.ftrę.i̯n (Neerpelt), ā.ftrę.i̯ǝ (Grote-Brogel, ... ), ā.ftrę.i̯ǝn (Achel, ... ), ā.ftrę̄.i̯ǝ (Beek, ... ), ā.ftrę̄n (Helchteren), ā.ftrī.ǝ (Houthalen), ā.ftrī.ɛn (Stokrooie), āftrē.i̯ǝ (Boorsem, ... ), āftrē.ǝ (Dilsen, ... ), āftrēi̯ǝ (Rothem, ... ), āftrēi̯ǝ(n) (Overpelt), āftrēi̯ǝn (Lommel, ... ), āftrēǝ (Neerpelt, ... ), āftrę ̇ɛnǝ (Nieuwenhagen), āftręi̯ǝ (Maaseik), āftręɛ (Nieuwenhagen), āftrę̄.i̯ǝ (Kessenich, ... ), āftrę̄i̯nǝ (Bocholtz), āftrę̄i̯ǝ (America, ... ), āftrę̄ǝ (Limbricht), āftrīǝn (Lummen), áftrē ̝ǝ (Buvingen), áftrē ̞ǝ (Tessenderlo), áftrēi̯ǝn (Kwaadmechelen, ... ), áftrēn (Sint-Truiden), áftrēǝ (Aalst, ... ), áftrēǝn (Berverlo, ... ), áftrę̄.n (Paal), áftrę̄i̯ǝ (Blitterswijck, ... ), áftrę̄ǝn (Heppen, ... ), ō ̞ǝ.ftrę̄ǝ (Piringen), ō ̞ǝftrē (Val-Meer), ǭ ̞.ftriǝ (Wijer), ǭ ̞ftriǝ (Wimmertingen), ǭ ̞ftrēi̯ǝ (Bokrijk), ǭ.ftriǝ (Borgloon, ... ), ǭ.ftriɛ (Gors-Opleeuw, ... ), ǭ.ftrē (Berg), ǭ.ftręǝ (Henis), ǭ.ftrę̄ǝ (Beverst, ... ), ǭftriǝ (Alken, ... ), ǭftriɛ (Guigoven), ǭftrē (Rijkhoven), ǭftrē ̞ǝ (Nerem), ǭftrę.i̯ǝ (Gellik, ... ), ǭftrę̄(ǝ) (Herderen), ǭftrę̄.ǝ (Martenslinde), ǭftrę̄i̯ǝ (Gronsveld, ... ), ǭftrę̄ǝ (Bilzen, ... ), ǭftrę̄ǝn (Grote-Spouwen), ǭǝftrę̄á (Koninksem), met grote stappen lopen:   aaftréíje (Tungelroy), ich heb vandaag hiel get aafgetraeje (Tegelen), B.v. den haof is 10m deep ich höb hem aafgetraoje (met passen van 1m meten).  aaftrèje (Horn), opdraaien:   ǫftrēǝn (Diepenbeek), rijen mesthoopjes markeren:   aftręi̯ǝ (Halen), ãftrē̜i̯ǝ (Horst), áftrē̜i̯ǝ (Leunen, ... ), āftrēa (Hoensbroek, ... ), āftrē̜i̯ǝ (Boekend, ... ), āftrē̜ǝ (Helden), āftręi̯ǝ (Cadier), ǭftrē̜ǝn (Hoeselt), (wel met "de rijen" of "het land" als object)  aftrē̜i̯ǝ (Aijen, ... ), uitmaken wie mag beginnen:   a.ftrɛ.ijə (Meeuwen), Om beurt hun voet zetten en de voet plaatsen recht, dwars of met de punt. Wie laatst zijn voet kon plaatsen mocht als eerste kiezen.  aoftreë`n (Diepenbeek), Om uit te maken, wie er met een spel moet beginnen, wordt er afgetraejd. Met de hele lengte van de schoen, breedte of soms ook alleen de neuspunt, stappen de tegenstanders op elkaar toe. Wie geen ruimte meer kan vinden bij de voet van zn tegenstander, heeft t áftraeje verloren.  áftraeje (Venray), Sub trèje.  áftrèje (Meerlo, ... ) I-1, I-2, I-5, II-3, III-1-2, III-3-2, III-4-4
aftrekbeeldje overdrukplaatje:   aaftrek(s)bildsje (Kerkrade) III-3-2