e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priestersteek met ronde luifel dekenhoed?: deͅjəkə hōt (Teuven), hoed: hout (Einighausen), hu:t (Wintershoven), pastoorhoed: pesjtoarhoot (Munstergeleen), pəsto:ərhu.wət (Opheers), pastoorshoed: pastoorshoed (Hoepertingen), pasturshut (Beringen), pastursut (Sint-Truiden), pastuwərshuwt (Zelem), pastuərshut (Beverlo), pastūrshut (Borlo), pastūrzuwt (Hasselt), pastùrshut (Beringen), pəstorshyt (Rosmeer), pəstōrshut (Millen, ... ), pəstōrshūət (Riksingen), pəsturs hōt (Maaseik), pəstuwərshuət (Kermt), pəstūrshūt (Romershoven), pəsty(wə)rshyt (Spalbeek), pastoorsteek: pəstūrstek (Hasselt), pastorenhoed: pastuərənut (Brustem), pəstōrəhut (Opheers), steek: sjteek (Beek, ... ), sjteëk (Mheer), sjtiek (Brunssum), sjtieëk (Eijsden, ... ), sjtīēëk (Hoensbroek), sjtéek (Tegelen), sjtîêk (Hoensbroek), staek (Blerick, ... ), stāīk (Stevensweert), ste:k (Paal), ste`k (Velm), steak (Grathem), steek (Bree, ... ), steik (Halen, ... ), stejk (Donk (bij Herk-de-Stad)), stek (Eisden), stēik (Borgloon), stēk (Bocholt, ... ), stik (Halen, ... ), stiək (Rotem), stīēk (Oost-Maarland), stjeek (Nunhem), Steek.  stek (Tessenderlo), steekhoed: steekoet (Sint-Truiden) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] || priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
priesterwijding pastoorswijding: pestoorsweiing (Heers), priesterwijding: de preesterwiejing (Klimmen, ... ), de preesterwying (Klimmen), de priester wijing (Eigenbilzen), de priesterwijding (Tongeren), peisterweiding (Hoensbroek), preester wiejing (Valkenburg), preester wijing (Stokkem), preesterwi-jjing (Mechelen-aan-de-Maas), preesterwieding (Nuth/Aalbeek), preesterwieing (Haler, ... ), preesterwiejing (Bocholt, ... ), preesterwieëding (Hoensbroek), preesterwieïng (Schimmert, ... ), priester wieing (Neerbeek), priester wiejing (Epen, ... ), priesterweiing (Waubach), priesterweijing (Maastricht), priesterwi-jing (Eisden, ... ), priesterwieding (Baarlo, ... ), priesterwieing (Reuver), priesterwiejing (Baarlo, ... ), priesterwijding (Bree, ... ), priesterwijing (Achel, ... ), priesterwijjing (Maastricht), priesterwèèding (Sint-Truiden), priesterwééing (Siebengewald), pristerwieïng (Gulpen), pristërwijing (Hoeselt), pristərweͅjeŋ (Meijel), priesterwijding (zn.): preesterwiejing (Schinnen), priester wiejing (Maasbree), priesterwiejing (Meijel), wijding: de wajjing (Tongeren), de weijing (Nieuwenhagen), de wiejing (Terlinden), də wioŋ (Montzen), wi-jing (Weert), wieiing (Grevenbicht/Papenhoven), wiejing (Baarlo, ... ), wieêing (Reuver), wijing (Eksel, ... ), wĭjding (Nieuwenhagen), wééding (Loksbergen), wijding (zn.): wi-jing (Ospel), wiejing (Thorn) De Priesterwijding. [N 96D (1989)] || Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3
prijsduif prijsduif: prijsduif (Koersel), prijsvlieger: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  priesvlieger (Wanssum) Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)] III-3-2
prijsduif, duif die in de prijzen vliegt prijsduif: preesdouv (Rijkhoven), priesdòf (Sint-Pieter), priës-doëf (Sevenum), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  prie.sdoe.f (Grathem, ... ), prijsvlieger: ’ne priesvleger (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  enne priesvlieger (Wanssum), prijswinner: eine priehswinner (Herten (bij Roermond)), prieswinnər (Beesel) een duif die bij de middelmaat geklasseerd is? [N 93 (1983)] || een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)] || zich bij de prijswinnaars plaatsen? [N 93 (1983)] III-3-2
prijzen (mv.) prijzen: pr^ɛ.zə (Beringen), pr`ɛ.s (Groot-Gelmen), pr`ɛ:s (Zepperen), pr`ɛs (Hasselt), pra.is (Berg, ... ), pra.əs (Bilzen, ... ), pra:is (Borgloon, ... ), pra:əs (Bilzen), praes (Beringen, ... ), praeze (Borgloon), prais (Bilzen, ... ), pre.is (Grote-Brogel, ... ), pre.izə (Dilsen, ... ), pre.zə (Leopoldsburg, ... ), pre:s (Rijkhoven), pre:zə (Brustem, ... ), preis (Helchteren, ... ), preize (Sint-Truiden), preizen (Lommel, ... ), pri.s (Bocholtz, ... ), pri.zdər (Neer, ... ), pri.zə (Beesel, ... ), pri.zən (Neeroeteren), pri.zər (Aubel), pri:is (Alken, ... ), pri:s (Heerlen, ... ), pri:zə (Baelen, ... ), pri:zər (Sint-Pieters-Voeren), pries (As, ... ), prieser (Aubel), prieze (Eupen), priezen (Bree), prieëse (Rekem), priis (Eupen, ... ), prijs (Diepenbeek, ... ), prijz (Genk), prijze (Herk-de-Stad, ... ), prijzen (Maaseik, ... ), pris (Amstenrade, ... ), prize (Baelen), prizə (Beek, ... ), prizən (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), prê.izə (Rotem), prê:sj (Meijel), prì.s (As, ... ), prìs (Bocholt, ... ), prî.s (Wanssum), prî.zə (America, ... ), prî:s (Bergen, ... ), prî:zə (Bree, ... ), prîs (Middelaar, ... ), prɛ.is (Beverst, ... ), prɛ.izn (Lommel), prɛ.izə (Amby, ... ), prɛ.s (Heers), prɛ.zn (Kwaadmechelen, ... ), prɛ.zṇ (Helchteren, ... ), prɛ.zə (Herk-de-Stad, ... ), prɛ.zən (Oostham), prɛ.əzə (Binderveld, ... ), prɛ:is (Stevoort), prɛ:zə (Borlo, ... ), prɛis (Eigenbilzen, ... ), prɛizə (Kanne, ... ), prɛizən (Beverlo), pti:əs (Opheers), `op eerste klinker  pr`ɛis (Houthalen) Prijzen (mv). [Willems (1885)] || prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prik prik: prek (Bleijerheide), priksteek: prekstę̄k (Meijel), stekenprik: stę̄kǝprek (Maasbree) De versiering van dichtbijeenstaande streepjes in de rand. [N 60, 124c] II-10
prikkeldraad pikdraad: pegdroǝt (Eksel), pegdrut (Romershoven, ... ), pegdrōi̯ǝt (Helchteren), pegdrōt (Bree, ... ), pegdrōǝt (Godschei, ... ), pegdrū.t (Borgloon), pegdrǫǝt (Wijchmaal), pegdrǭǝt (Kleine-Brogel), pekdrau̯t (Maaseik), pekdraǝt (Muizen, ... ), pekdro.t (Herk-de-Stad), pekdroi̯t (Tongeren), pekdrot (Millen), pekdrou̯t (Bilzen, ... ), pekdrou̯ǝt (Waasmont), pekdroǝt (Groot-Gelmen, ... ), pekdruǝt (Gutschoven, ... ), pekdru̯ǫt (Hoeselt), pekdrø̜t (Hasselt, ... ), pekdrø̜ǝt (Stokrooie), pekdrāt (Kerniel, ... ), pekdrāǝt (Meldert), pekdrōi̯t (Diepenbeek, ... ), pekdrōt (Herk-de-Stad, ... ), pekdrōǝt (Wellen, ... ), pekdrǫt (Hoeselt, ... ), pekdrǫwǝt (Beringen), pekdrǫǝt (Neerpelt), pekdrǭt (As, ... ), pekdrǭǝt (Hoepertingen), peqdroǝt (Zonhoven), pigdruot (Rutten), pigdru̯ęt (Sluizen), pigdrōǝt (Mopertingen), pigdrūt (Borgloon), pikdraad (Houthalen, ... ), pikdruǝt (Vliermaal), pikdru̯ōt (Riksingen), pikdrǭt (Bree, ... ), pękdraǝt (Dilsen), pękdrou̯t (Lanklaar), pękdrou̯ǝt (Kermt), pękdroǝt (Beverst), pękdruǝt (Alken, ... ), pękdrāt (Zonhoven), pękdrōǝt (Diepenbeek), pękdrǭt (Opglabbeek, ... ), pikkeldraad: pekǝldrǫt (Neerharen), pekǝldrǭt (Milsbeek, ... ), pikkeldraad (Kaulille), pękǝldrōt (Sint-Truiden), pikkelendraad: pekǝlǝdrǭt (Weert), pikkendraad: pekǝdrōt (Sint-Truiden), pekǝndrǭt (Sint-Truiden), pikǝdrǫǝt (Neerpelt), pikǝndrǭt (Hasselt), pɛkǝdrot (Genk), pikkerdraad: pekǝrdrou̯ǝt (Achel), pekǝrdrǭt (Neerpelt), pekǝrdrǭu̯ǝt (Achel), pikǝrdrǫǝt (Neerpelt), pikǝrdrǭt (Hamont, ... ), pindraad: pendrǭt (Aldeneik, ... ), pēndrǭt (Neerharen), pęndrǭt (Stokkem), pinnetjesdraad: penkǝnsdrǭt (Tessenderlo), penkǝsdrāt (Dilsen), penǝkǝnsdrāt (Genk, ... ), penǝkǝsdroi̯t (Beringen), penǝkǝsdrut (Lummen), penǝkǝsdrø̄t (Peer), penǝkǝsdrāt (Koersel, ... ), penǝkǝsdrōt (Berverlo), penǝkǝsdrǫ.t (Vroenhoven), penǝkǝsdrǭt (Achel, ... ), penǝkǝsdrǭǝt (Paal), penǝkǝzdrōt (Heppen), penǝʔǝsdrǭt (Kwaadmechelen, ... ), penǝʔǝsdrǭu̯ǝt (Lommel), penǝʔǝzdrǭt (Kwaadmechelen), pinǝkǝnsdrǭt (Beringen), pinǝkǝsdrǫt (Genk), pinǝkǝsdrǭt (Lanaken, ... ), pønǝkǝsdruu̯ǝt (Halen), pønǝkǝsdrǭt (Overpelt), pęnǝkǝsdrāt (Velm), pęnǝkǝsdrǫǝt (Neerpelt), prikdraad: prekdrǭt (Bree), prikkeldraad: prekǝldrǭt (Blerick, ... ), preʔǝldrǭu̯ǝt (Lommel), prikkeldraad (Rotem), puntdraad: pøi̯ntdrǭt (Oost-Maarland), pøndrǭt (Maasbree, ... ), pønjdrǭt (Herten, ... ), pønjtjdrǭt (Berkelaar, ... ), pøntdrāt (Lottum), pøntdrǫ (Meijel), pøntdrǭt (Geulle, ... ), pøŋtdrǭt (Eijsden), pøǝntdrǭt (Oost-Maarland, ... ), pø̄ndrǭt (Borgharen, ... ), pø̄ntdrǭt (Amby, ... ), pø̜njtjdrǭt (Nunhem), stachel: štagǝl (Mechelen), stacheldraad: štagǝldrǭt (Mechelen), štaqǝldroǝt (Heerlen), štaxǝldroat (Bleijerheide, ... ), štaxǝldroǝt (Kerkrade, ... ), štaxǝldrāt (Mechelen, ... ), štaxǝldrǭt (Kerkrade, ... ), stachelendraad: štagǝlǝdrǭt (Mechelen), štaxlǝdrōt (Moresnet), stekeldraad: štēkǝldrǭt (Kerensheide, ... ), tankeldraad: takǝldrǭt (Mheer, ... ), takǝldrǭǝt (Eckelrade), taŋkǝldrǫǝt (Gulpen), taŋkǝldrǭt (Brunssum, ... ), tankelendraad: taŋkǝlǝndrǭt (Maastricht), tuin: tuęn (Baexem), tuindraad: tū.ndrǭt (Boukoul, ... ) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
prikken van de turf op de kruiwagen karzetten: karzetǝ (Griendtsveen, ... ), kluiten vuisten: klytǝ vustǝ (Venray), turf prikken: turf prikken (Ospel) Bij het graven op het hoge wordt soms de turf door iemand die op het hoge staat aan een riek geprikt en op een kruiwagen gelegd. [II, 60a] II-4
prikrad prik: prik (Venray) Tandwieltje met scherpe tandjes, op ijzeren staaf-in-houten-handgreep, dat langs de rand van een stuk leer gerold wordt en aldus op gelijke afstanden de plaatsing van de gaatjes voor de naad aangeeft. [Li 1963, 61] II-10
prikradje prikraadje: prekrø̜̄tjǝ (Waubach), prekrē̜tjǝ (Herten), prekrɛtšǝ (Gulpen), prikroller: prekrǫlǝr (Maasbree), radeerraadje: radērrē̜tjǝ (Klimmen), radeerrad: radērrat (Heerlen), radeerrolletje: rādērrø̜lkǝ (Schinnen  [(zoals gebruikt door de bakker)]  ), raderrolletje: rādǝrrø̜lkǝ (Schinnen  [(zoals gebruikt door de naaister)]  ) Stalen wieltje met punten, draaibaar in een handvat bevestigd, waarmee men gaatjes in een paustekening maakt. Zie afb. 101. [N 67, 86d] II-9