e-WLD begrippen 
e-WLD

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prostituée allemansgerief: allemansgerief (Meeuwen), del: del (Kinrooi), een vól del  del (Eksel), flots: floets (Blitterswijck, ... ), een zotte floêts  floêts (Eksel), flotsmadam: flŏĕtsjmedam (Klimmen), fluit: fluit (Venlo), n fluit (Blerick), een zotte fleût, een hieëte fleût  fleût (Eksel), foetel: cf. fr. s.v. foutre  fōētel (Klimmen), heet wijf: heitwīēf (Klimmen), hoer: (h)ôêr (Niel-bij-St.-Truiden), dë hoer (Tongeren), haor (Thorn), hoer (Achel, ... ), hoewer (Wellen), hoeër (Gulpen, ... ), hoor (Amby, ... ), houer (Sittard), hoër (Ten-Esschen/Weustenrade), hoòr (Heerlerbaan/Kaumer), hōēr (Meeuwen, ... ), hōēër (Zonhoven), hōōr (Maastricht, ... ), huur (Vlijtingen), hòòr (Stein), hór (Bree), hóór (Heel), hôêr (Amstenrade, ... ), n hoer (Blerick), oor (Rekem), óór (Meeswijk), ’n hoor (Zutendaal), ⁄n hoor (Klimmen), #NAME?  hoer (Kortessem), (v.).  h‧ōr (Eys), Note v.d. invuller (zie onderaan bladzijde): man die naar de hoeren loopt: horejager.  hoor (Nunhem), Note v.d. invuller: een hoer woont in een kaber-/haberdouche (? - eerste letter van dit woord is niet goed te lezen!).  hoer (Jeuk), Verklw. hórke  hór (Bree), vr.  h‧ōr (Ingber), wie naar de hoeren gaat + hoerejeejer  hoer (Jeuk), hoerenjong: hoerejoenk (Genk), hoertje: heurke (Caberg, ... ), hoertje (Venlo), kladder: kladder (Vlijtingen), klats: klats (Eksel, ... ), klatshoer: kladzōēër (Zonhoven), klatzōēr (Eksel), lichte vink: lichte vink (Schimmert), lichte, een -: ’n lichte (Eigenbilzen), lichtekooi: lichtekooëj (Herten (bij Roermond)), lichtekōej (As), mannengerief: mannegerief (Genk), poddel: póddel (Maastricht), pothoer: pothoēr (Eksel), póthōēër (Zonhoven), putain (fr.): putain (Eigenbilzen), serveuse (fr.): serveuse (Leopoldsburg), slecht wijf: slecht wief (Eksel), slechte vrouw: slaechte vrow (Venray), slet: sjlét (Roermond), slet (Kinrooi), straathoer: dë [strwòi̯thoer (Tongeren), teef: teef (Eksel), tippelaarster: tippeleerster (Maastricht), wijf: wīēëf (Nieuwenhagen), wijfje van plezier: wi-jfke van plezeer (Bree) hoer || hoer (versterkte benaming) || prostituee || prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] || publieke vrouw, hoer || publieke vrouw, prostituee || slechte vrouw || vrouw van lichte zeden III-2-2
provisiekast botterhamskastje: botəramskɛ̄stjə (Blitterswijck, ... ), broodschaaf: brūtšāf (Eupen), broodschap: brūətšāf (Bleijerheide, ... ), Zó dik as ë bróodsjôop: zeer dik  bróodsjôop (Tongeren), etenskast: ēͅtəskas (Siebengewald), etenskastje: ēͅtəskɛsjə (Helden/Everlo), kast: kas (Blerick), keukendis: køxədøš (Kerkrade), schap: sxōͅp (Blerick), spinde: spen (Bunde), špen (Sittard), špint (Horn), špɛi̯nt (Eupen), vliegenschap: flēͅgəšāf (Eupen) broodkast || broodkast, gedeelte van de keuken waarin het brood bewaard werd || broodkast, proviandkast || Drahtgitterschrank || etenskast [Weijnen BN 01 (1938)] || keukentafel || klein kastje in de keuken waar alles instond wat men voor het dagelijks gebruik, vooral bij de broodmaaltijd, nodig had || Speisekammer, Speisekasten III-2-1
provisiekast, etenskast bewaarkast: bəwōͅərkas (Paal), boterhamskast: bŏŏteramskaast (Swolgen), broodkast: brodkaast (Venray), brōətkas (Egchel, ... ), brūtkas (Eisden, ... ), brūtkast (Holtum), brūədkas (Hamont, ... ), brūətkas (Lanklaar), broodkastje: brūtkeͅstjə (Neeroeteren), broodschap: broadsjaap (Schinveld), broedsjoaf (Simpelveld), broodsjôop (Hoeselt), brootshôep (Rosmeer), brōēwdsjaap (Eys), brōtsxāp (Overpelt), bruədsxap (Hamont), bruətsxap (Tessenderlo), brūtšāf (Eupen), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  broe\"dschap (Beverlo), broodskast: brūtskas (Sint-Huibrechts-Lille), commode: koͅmōt (Beverst), koͅmūt (Aldeneik), kəmōt (Zelem), eetschap: ēͅi̯ətšāf (Montzen), eͅi̯ətšoͅu̯p (Riksingen), iətsxap (Linkhout), êetshôep (Rosmeer), ɛ̄ətša͂p (Tongeren), etenskast: ēͅtəskast (Molenbeersel, ... ), ēͅtəskās (Panningen), ēͅtəska͂st (Middelaar), èteskas (Belfeld), èteskast (Buggenum), êteskas (Beesel), êteskast (Heel, ... ), etenskastje: êteskestje (Hunsel), etensschap: èjətəsjaaf (Montzen), garde è manger (fr.): gart-mōͅžeͅi̯ (Sint-Truiden), xartma͂žeͅi̯ (Borlo), kadol: kədoͅl (Zolder), kast: kas (Eisden, ... ), kast (Lanklaar, ... ), kās (Kortessem), kastje: keͅskə (Peer), keͅskən (Peer), keͅstjə (As), kɛstjə (Ospel), kelder: kaldər (Bree), keukenkast: keukenkas (Guttecoven), kø&#x0304kəkas (Grathem, ... ), kø&#x0304kəkast (Eisden), kø&#x0304kəkōͅst (Helden/Everlo), kø&#x0304əkəkas (Lanklaar), kø&#x0304əkəkast (Haelen), køkənkas (Hamont), kø͂ͅkəkast (Sevenum), keukenschap: kø&#x0304kəskōͅp (Opheers), kø͂ͅkəšāp (Mechelen), proviandkast: proviantkas (Sittard), provisiekamer: provišəkāmər (Brunssum), proͅvīsəkoͅmər (Tongeren), provisiekast: provisiekast (Beegden), provisikas (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), provišəkas (Brunssum), proͅveͅzīkast (Rotem), prəvisikast (Weert), provisieschap: provi.i̯zəšōͅ.p (Tongeren), proͅvizišap (Teuven), proͅvizišāf (Teuven), schap: schaap (Amby, ... ), schaep (Kermt), schap (Tessenderlo), schape (Merselo), schaäp (Wijchmaal), schāāp (Lottum, ... ), schāop (Zonhoven), sjaap (Amby, ... ), skōͅp (Opheers), sxap (Beringen, ... ), sxaəp (Velm), sxāp (Eksel, ... ), sxāəp (Kermt, ... ), sxa͂əp (Brustem), sxop (Leopoldsburg), sxoəp (Velm), sxōͅ.p (Wellen), sxōͅp (Hoepertingen, ... ), sxo͂ͅp (Zonhoven), sxoͅp (Gelinden, ... ), šap (Molenbeersel, ... ), šā.p (Opgrimbie, ... ), šāf (Bocholtz, ... ), šāp (Amby, ... ), šāəp (Rotem), ša͂p (Riksingen), šjaap (Brunssum), šōp (Bilzen), šōͅ.p (Romershoven), šōͅp (Bommershoven, ... ), šo͂p (Vliermaal), šoͅap (Koninksem), šoͅp (Millen, ... ), šoͅu̯p (Zichen-Zussen-Bolder), (bv: broederschaap).  schaap (Heerlen), (o)  schāāp (Heer), de dubbele aa van (schaap) is lang.  schaap (Venlo), Dë mais lïggë vùr hët sjôop dóod  sjôop (Tongeren), kast met brood en eetwaren in de keuken  sxāp (Eksel), oud  šāp (Meerssen), schapraai: schapraoëj (Tessenderlo), sjabroaj (Beegden), sjaproai (Sint-Pieter), sxaprāi̯ (Lummen, ... ), sxaprāu̯ə (Zelem), sxaprōͅi̯ə (Tessenderlo), sxaproͅi̯ (Spalbeek), sxaproͅj (Sint-Huibrechts-Lille), sxaproͅu̯əi̯ (Tessenderlo), šaprōͅi̯ (Amby, ... ), šaprōͅə (Tongeren), šeͅprōͅi̯ (Lanaken), šəprōi̯ (Genk), šəprōͅi̯ (Maastricht), Zèt de tèlleur in ¯t sjepraoj  sjepraoj (Maastricht), spinde: schpin (Valkenburg), sjpin (Roermond, ... ), sjpinde (Roermond), spen (Bilzen, ... ), speën (Wellen), spēn (Lanaken), speͅin (Gelinden), speͅi̯n (Vliermaal), speͅn (Hasselt), spin (Houthalen, ... ), spint (Blitterswijck, ... ), spèn (Hasselt), spènj (Echt/Gebroek), spën (Martenslinde), spɛjn (Hoepertingen), špen (\'s-Gravenvoeren, ... ), špiŋ (Montzen), špɛ̄nt (Eupen), šp‧eŋ (\'s-Gravenvoeren, ... ), bewaarkamer  schpéŋ (Montzen), verklw. spïnsjë: provisiekamertje, vaak onder de trap, o.a. ook als spijskast gebruikt, ook wel als rommelkast  spén (Tongeren), spindje: sjpinjtje (Sittard), speentsje (Val-Meer), spenəkə (Koninksem, ... ), spintšə (Tongeren), sponde: spon (Heusden), vleeskeldertje: vleͅjškɛldərkə (Rekem), vliegenkast: vlei̯gəkas (Vliermaal), vlēgəkas (Rotem), vlēgəkast (Heythuysen, ... ), vliegenkast (Opglabbeek), vligəkas (Achel), vliegenkastje: vl‧ē̝i̯gəkɛskə (Lanaken), vliegenschap: vlēgəšāf (Montzen), vleͅi̯əšāf (Bleijerheide, ... ), vligəsxōͅp (Sint-Truiden), vlīgəsxōͅp (Borgloon), vliegenschrank: vlēgeschrank (Montzen), vliegschapje: vlīəxšaeͅpkə (Borlo), voorraad: vø&#x0304rrōͅt (Brunssum), voorraadkast: vieͅrōͅtkas (Eigenbilzen), vy(3)̄rrōͅtkas (Bocholt), vyrrōͅtkas (Maaseik), vø&#x0304rrōͅtkas (Roermond, ... ), vø&#x0304rrōͅtkast (Beverlo), vø&#x0304rrōͅtskas (Blerick), vøͅrra͂tkas (Neerharen), voorraadschap: vø&#x0304rrātsxap (Meldert), warenhoekje: wārəhø&#x0304kskə (Stevensweert) afgeschoten vensterloze ruimte (om etenswaren te bewaren) || bergruimte voor etenswaar || broodkast || Brotschrank || een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || etenskast, schaapraai || etenskast, schapraai || provisiekamer || provisiekast || schapraai || schaprade [SGV (1914)] || spijskast, spinde || spinde [ZND 07 (1924)] || spinde (kast of kamer) [ZND B1 (1940sq)] || spinde, bergplaatsje om het eten, inz. melk en boter, koel te bewaren || Spinde, keukenkast (voor voedsel) || spinde, provisiekast || vliegenkast || voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] || voorraadkamer || voorraadkamertje III-2-1
pruik haarstukje: hoarsjtekske (Waubach), kalot (<fr.): kálŏt (Nieuwenhagen), kalotje (<fr.): kelötsje (Maastricht), (m.).  kelötje (Maastricht), nieuw haar voor op een kletskop: nouw hoar vehr op nè kletskop (Peer), pruik: ein pruuk (Schimmert), perrik (Sint-Truiden), preek (Eigenbilzen), preuk (Zolder, ... ), pri-jk (As, ... ), pri.k (Meeuwen), prie.k (Veldwezelt), priek (Bilzen, ... ), prik (Alken, ... ), priëk (Eigenbilzen, ... ), prīēk (Opglabbeek), proëk (Sevenum), prōēk (Maasbree), prŏĕk (Sevenum), pruik (Gennep, ... ), prujk (Achel, ... ), pruk (Gennep, ... ), pruu.k (Kelpen), pruu:k (Herten (bij Roermond)), pruuk (Beek, ... ), pruŭk (Brunssum), pruúk (Gronsveld), pruûk (Eksel, ... ), prūk (Meerlo), prūūk (Eksel, ... ), prūūëk (Nieuwenhagen), prŭŭk (Epen, ... ), pry(3)̄.k (Meeswijk), pRy(3)̄:k (Kinrooi), pry(3)̄k (Hamont), prèùk (Hechtel), prø͂ͅik (Lommel), prøͅik (Lommel), prúik (Born), prûûk (Amstenrade), prük (Kerkrade, ... ), pèrúúk (Kuringen), pər k (Gingelom), ⁄n pruuk (Klimmen), ⁄n valsje prūūk (Geleen), (v.).  pry(3)̄.k (Eys), (vr.).  prwuk (Maastricht), Minder gezegd.  pruk (Tongeren), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  pruu:k (Bocholt, ... ), vr.  pr‧yk (Ingber), pruikje: pri-jkske (Bree), pruukske (Maastricht), toupet (fr.): toepét (Sweikhuizen), toupet (Jeuk, ... ), tōēpèt (Nieuwenhagen), Het haarstukje.  toeppèt (Tongeren), toupetje (<fr.): toepetje (Lommel), toepètje (Kinrooi), toepètsje (Kanne), toupêttje (Genk), Indien klein, bij heren.  toupètje (Geistingen), Kleine pruik.  toepètsje (Bilzen), valse haren: valse haar (Kerkhoven) kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos (kalot, pruik) [N 86 (1981)] || kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)] || perruque: perruque || pruik || Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] || pruik: kunstmatige haarbedekking || pruik: valse haardos III-1-3
pruilmond (de) lip op het elfde knoopsgat: lip op ut elfdə knaupsgaat (Kapel-in-t-Zand), beteuterd gezicht: beteutert gezich (Susteren), grijnerd: grijnerd (Maastricht), grijnijzer: grieniezer (Maastricht, ... ), grijnsmoel: grèjnsmōēl (Susteren), hanglip: hanglip (Roermond), knijsgezicht: kneesjgəzig (Schinnen), lange lip: làng lip (As), lip: lup (Gronsveld), mitsch-pot: miëtsjpot (Schaesberg), mof: moef (Jeuk), mokkentrol: mokkentrol (Stein), motsetig (<du.) bakkes: mòtsetig bakkes (Maastricht), muilensnijder: moelèschnieër (Heerlerbaan/Kaumer), pannetje: (van kind).  penneke (Gronsveld), protsmuil: proetsmoel (Kerkrade), v.  pru.tšm‧ul (Eys), protsmuiltje: o.  pru.tšm‧ylkə (Eys), pruilemond: prulemond (Ophoven), pruilemondje: prulumundju (Brunssum), pruulə meuntjə (Montfort), pruillip: proellip (Tienray), pruullip (Roermond), pruullùp (Posterholt), pruilmond: proel mōnd (Meerlo), pruilmond (Hoensbroek, ... ), pruilmondj (Born, ... ), pruulmonjd (Thorn), prūūlmòndj (Reuver), prūūlmónt (Venlo), pruilmondje: ein proelmundje (Venlo), en pruilmeundje (Oirlo), proelmeūndje (Castenray, ... ), pruu:lmuuntje (Herten (bij Roermond)), pruulmuundje (Herten (bij Roermond)), pruilmuiltje: pruulmuulke (Herten (bij Roermond)), pruim: prôem (Swalmen), pruimenmond: proememond (Voerendaal), proememòndj (Haelen), prōēməmoondj (Heel), pruimenmondje: proeememeendje (Weert), proeməmundjə (Wijnandsrade), pruimenmuil: proeme moel (Kesseleik), proememoel (Geulle), pruimenmuiltje: proeme mólke (Maastricht), proeme mülke (Wijlre), proememuilke (Maastricht), proememulke (Merkelbeek), proememuulke (Eys, ... ), prōēmə muilkə (Maastricht), o.  pr‧uməm‧ylkə (Eys), pruimensnuit: prŭŭmə snŭŭt (Gennep), pruimmuiltje: proem mulsje (Vaals), prutlip: prutlip (Maastricht), prutlipje: prutlupke (Geleen), scheve muil: (al lang hange ? gehadj).  sjeif moel (Neer), slalip: Hélma trok ¯n slaojlip toen ze nie mit móch  slaojlip (Gennep, ... ), treuren: treure (Sittard), treurmond: troermond (Meijel), zijn lip laten hangen: z⁄n lup lutten hangen (Eksel), zuurmuil: zoeërmoel (Waubach), zuurpruim: zōērproem (Mheer) een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)] || pruilemondje || pruilen [pratte, nen troesmond zette, lippe] [N 10a (1961)] || pruillip || pruillip, hanglip || pruilmondje III-1-4
pruim bakpruim: bakproem (Posterholt, ... ), bakproum (Diepenbeek), bakproêm (Tungelroy, ... ), bakprum (Meeswijk), bakprààm (Hasselt), bakprôemme (Hoeselt), bak’proem (Bleijerheide, ... ), belle de louvain  bakproem (Sittard), pruim met weinig sap, om te bakken of te drogen  bàkpraum (Tongeren), belle de louvain: bel-dë-loevee (Hoeselt), blauwe pruim: blou proeme (Reuver), boksoor: lange blauwe pruimen  boksoere (Heerlen), chick: sik (Montzen), sxih (Leopoldsburg), šek (Opgrimbie), tabak! (zie ook ander chik-opgaven) onom. verwiseling of naamsoverdracht? JK  chick (Mal), doulence: doelense (Diepenbeek, ... ), eierpruim: ai’erproem (Bleijerheide, ... ), eerproum (Diepenbeek), eerproume (Genk), eierproem (Sittard), eierproeme (Posterholt), "Belle de Louvain  ejjerproem (Castenray, ... ), dikke geel-blauwe pruim  eierproem (Venlo), dikke, blauwe  eerproume (Genk), grote vlezige soort  ejjerproûm (Gronsveld), hondskloten: honskloetë (Hoeselt), honskloet’n (Diepenbeek), bakpruimen, "belles de Louvain  hondsklōēëte (Hasselt), kierk: klein en wit  kirrek (Tungelroy), kleine witte pruim  kirrek (Tungelroy), witte kleine pruimen  kirke (Heythuysen), kiezelpruim: kêzelproum (Diepenbeek), kriek: krik (Altweert, ... ), [Prunus insititia]  krīēk (Tongeren), kleine soort  kriek (Castenray, ... ), wilde pruim  kreek (Roermond), zeer kleine blauwe pruim  krēk (Meeswijk), kriekepruimpje: krekepruimke (Maastricht), langenakkerse, de -: langenakkerse (Diepenbeek), maspruim: soort dikke pruim  maspraum (Tongeren), mirabel (fr.): mirabel, dim. bĕlke (Uikhoven), ronde soort; cf Carnoy, A., Oorsprong en geschiedenis van de Nederlandse fruitnamen, VMKVA 1959, 33-43.  mira’bɛl (Meeswijk), oogstpruim: oostproume (Wellen), osproum (Diepenbeek), ōͅspry(3)̄mə (Vlijtingen), oͅspraume (Vliermaal), oͅsprōͅmə (Hoepertingen, ... ), u̯əsprou̯mən (Sint-Lambrechts-Herk), u̯əsprø̄mən (Gelinden), priester: preester (Valkenburg), priesel (Hasselt), priester (Maastricht), priesters (Maastricht), [Prunus domestica]  prïssël (Tongeren), kleine gele pruim  priester (Maastricht), kleine gele soort  preester (Gronsveld), kleine vroege pruim  preesten (Valkenburg), kleine vroege soort  prēstər (Meeswijk), verband met het voorvoegsel prae, dat het begrip voor, vooruitgang insluit  preester (Valkenburg), priesterpruimpje: kleine gele pruimen  priester (pruimkes) (Maastricht), priestertje: pristerke (Diepenbeek), soort vroege pruimen  preesterkes (Echt/Gebroek), W.N.T. priester III kleine, ronde, witgele pruim, S. priesters, T. priesterpruim, R. priesterspruim  priesterke (Zonhoven), wilde blauwe pruimen  priesterkes (Genk, ... ), WNT sv priester III  prejsterke, prejstelke (Hasselt), proveniksje: pronovikske (Diepenbeek), pruim: praam (Borlo, ... ), prajm (Bos, ... ), praom (Kuringen, ... ), praum (Borgloon, ... ), praəm* (Niel-bij-St.-Truiden), prām (Sint-Truiden), preum (Hasselt, ... ), prijm (Gorsem, ... ), proem (Achel, ... ), proeme (pl) (Castenray, ... ), proeəm (Rotem), proijm (Lommel), prom (Mettekoven, ... ), proom (Zepperen), prouim (Genk, ... ), proujm (Genk), proum (Alken, ... ), prou̯m (Maaseik), proêm (Tungelroy, ... ), proëme (pl) (Wijlre), proûm (Gronsveld), prōē:m (Roermond), prōͅu̯m (Diepenbeek), prōͅəm (Linkhout, ... ), proͅm (Zonhoven, ... ), proͅum (Rijkhoven), proͅu̯m (Houthalen), proͅəm (Heers, ... ), pruim (Beringen, ... ), pruiəm (Leopoldsburg, ... ), prum (Eupen, ... ), prum* (Hamont), prumm (Eupen), prumme (pl) (Moresnet), prumə (Eupen), prunus (Eijsden), pruum (Gennep, ... ), prūm (Mechelen-aan-de-Maas), pry(3)̄m* (Meeuwen), prymə (pl) (Heijen), pryəm (Nieuwerkerken), prààm (Hasselt), próem (Herten (bij Roermond)), próm (Zonhoven), próum (Maaseik), prôumn (Kortessem), prömke (Zonhoven), prøm (Sint-Lambrechts-Herk), prø̄m (Heusden, ... ), prø͂ͅm (Hasselt, ... ), prøͅim* (Lommel), prûm (As, ... ), prûîm (Beverlo), pr‧um (Meeswijk), De riepe proeme zien geplòkke: er is niet veel meer te halen Dn ieëne plânt dn boeëm, ennen ândere plukt r de proeme van: niet alle werk levert direkt resultaat op  proem (Merselo), Verklw. pruumke  proem (Venlo), WLD = pruim  proem (Posterholt), pruimedant: proemedante (mv.) (Echt/Gebroek), pruimpje: premke (Hasselt), pruumke (Merselo), prøͅmkə (Loksbergen), kleine soort  pruumke (Castenray, ... ), quetsche (du.): kwetsj (Maastricht), kwèts (Gennep, ... ), langwerpige blauwe pruim  kwetsj (Maastricht), reine claude (fr.): gréngeloet’n (Diepenbeek), regelaot (Maastricht, ... ), regelout (Kortessem), reggelaot (Valkenburg, ... ), rengeloet (Diepenbeek), riggelaote (Maastricht), ringelaot (Maastricht, ... ), ringelaote (Venlo), ringelaoten (Venlo), ringelao’te (Tegelen), ringeloette (Genk), ringeloeët (Blitterswijck, ... ), ringeloot (Stokkem), ringeloote (Posterholt), ringelot (Sittard, ... ), rängelot (Eupen), rèngënótë (Hoeselt), (soort van pruim etym. (e.d.), zie boek  regelooët (Zonhoven), riggelooët (Zonhoven), ringelooët (Zonhoven), -  regelaote (Maastricht), riggelaote (Maastricht), ringelaote (Maastricht), = reine-claude; ook wel "hangelaoten" genoemd, omdat de eigenaar ze niet zelf at maar verkocht en daarom "liet hangen" (?).  gringelaoten (Uikhoven), cf Pauwels, Aarschot, p.135, 138 en 189.  regəlōət* (Hamont), groene soort, reine claude  ringeloot (Echt/Gebroek), groene, reine claude  ringelao’te (Tegelen), mv. naar fr. reine claude  ringelotte (Altweert, ... ), ook in L 286, Hamont  riggeloot (Achel), Paque spelt regenoot; volksetym. van reineclaude?  réggënóot (Tongeren), reine claude  regelaot (Maastricht), riggelaot (Gronsveld), ringelaot (Maastricht), ringelaote (Venlo), ringelot’te (Bleijerheide, ... ), rəgəlōt (Meeswijk), reine claude verte  ringelotte (Nederweert), reine claude, groene pruim  reggelaot (Valkenburg), reine-claude  ringeloot (Maaseik), sappige, kleine paarse of groene pruim  ringeluut, rigluut (As, ... ), soort pruim  ringelot (Susteren), soort pruimen  ringeloette (Genk), wa. rin-glôde  riggeleúəd (Hasselt), zoete groene pruim  ringelotte (Sittard), schietpruim: sjietproeme (Posterholt), sint-katrienpruim: dikke blauwe soort, veelgebruikt voor vlaai  sintekatrieneproem (Uikhoven), sjiek: siek (Hamont), sjiek (Hasselt), sjik (Hoeselt), šek (Meeswijk), Verklw. sjiekske  sjiek (Hasselt), sleen: slien (Sint-Truiden), wilde pruim  schliʔ (Eupen), spral: spral (Castenray, ... ), steen-op-steen: kwetsen  stein-op-stein (Maastricht), zonder specificatie  sjtèin op sjtèin (Gronsveld), tabakspruim: tebáksproem (Castenray, ... ), tafelpruim: gedroogde blauwe pruim uit california  taofelproem (Blitterswijck, ... ), varkenspruim: kleine soort  vérkesprûimkes (Gronsveld), zeikerd: zeikert (Valkenburg, ... ), zwarte pruim: sjwarte proem (Sittard), zjwarte proeme (Klimmen) [Heem 05.5-6 (1961)] [ZND 10 (1925)] [ZND 34 (1940)] [ZND m]bakpruim || eierpruim || gedroogde pruim || kleine blauwe pruim || kleine vroege pruim || kroospruim || kwets || kwets, langwerpige blauwe pruim || kwets, peersoort || langwerpige blauwe pruim || plukje tabak || priesterpruim || pruim [N 92 (1982)] || pruim (bekende vrucht, de boom) || pruim (soort) || pruim (tabak) || pruim (vrucht, tabak) || pruim, gedroogd || pruim, reine claude || pruim, soort || pruim, soort, reine claude || pruim, soort: reine claude || pruim., soort || pruimeboom || pruimensoort: || pruimensoort: bakpruimen || pruimensoort: belle de Louvain || pruimensoort: Doulence || pruimensoort: reine claude || pruimsoort || pruimsoort, reine claude || Prunus domestica || reine claude || reine-claude || reine-claude, groene pruim || reine-claude, pruimsoort || Reine-Claude, soort pruim || snufje tabak || stoofpruim || tabakspruim || tafelpruim || wilde pruim I-7, III-2-3
pruimen kauwen: kūūjə (Ubachsberg), knauwelen: knauwələ (Maastricht), pruimen: praume (Bilzen), proe:mə (Montfort), proeme (Beek, ... ), proemen (Born, ... ), proemme (Geulle, ... ), proemè (Doenrade), proemə (Moorveld (Waalsen), ... ), proemən (Urmond, ... ), proeëme (Herten (bij Roermond)), promme (Maastricht, ... ), prommə (Maastricht), proume (Itteren, ... ), proumen (Maastricht), proumə (Maastricht, ... ), proëme (Maasbree), proûme (Gronsveld, ... ), prōemə (Schimmert), prōēme (Buchten, ... ), prōēmen (Hamont, ... ), prōēmö (Stevensweert), prōēmə (Asselt, ... ), prōē⁄wmə (Brunssum), prōmə (Maastricht), prōw.mə (Maastricht), prŏemen (Brunssum), prŏēmə (Heythuysen), prŏĕme (Maasbree, ... ), prŏĕmmə (Heerlen, ... ), prŏĕmə (Simpelveld, ... ), prŏŭme (Caberg), pro͂e͂me(n) (Velden), pruimen (Gennep, ... ), prumə (Blitterswijck, ... ), pruumme (Eys), prūūmə (Gennep), prŭŭmə (Gennep), prymə (Gennep, ... ), pròmmə (Maastricht), pròwme (Amby), prómmə (Heugem), prôeme (Schimmert), prôemə (Kelpen, ... ), prôêmə (Reuver), pr‧ōēmə (Haelen), pr‧ūəmə (Neeroeteren), Frêns hieët altiêt geproemtj, hae haaj wul zwerte tang, mer nao d¯n tandarts woor noeëts gewaesj en hae haaj wijte stôrref nog al zien tang ¯n Pruumke: gekauwde pruimtabak  proeme (Altweert, ... ), Ich proum noets, ich rouk allein piepe, zag Pabónk  proume (Maastricht), klemtoon op oe  próemə (Echt/Gebroek), met gewone tabak  pr‧umə (Eys), met stoottoon  prûme (As, ... ), proeme  prŏĕmmə (Meijel), Zie grootvader roukde neet maar hae proamde waal  proe:me (Roermond), sjieken: schieke (Vijlen, ... ), schĭĕke (Heerlen), sieke (Ell), sieken (Hamont), siekken (Eksel), sikke (Bree, ... ), sikken (Meeuwen, ... ), sikkə (Loksbergen), siʔə (Kwaadmechelen), sīēken (Hamont), sjieke (Gulpen, ... ), sjiekke (Eys, ... ), sjiekkə (Valkenburg), sjiekə (Hulsberg, ... ), sjiek’ke (Bleijerheide, ... ), sjikke (Amby, ... ), sjikken (Born, ... ), sjikku (Itteren), sjikkë (Hoeselt), sjikkə (Caberg, ... ), sjikkən (Urmond), sjinken (Heerlerbaan/Kaumer), sjīēkə (Jabeek, ... ), sjĭĕke (Nieuwenhagen, ... ), sjĭĕkkə (Heerlen, ... ), sjĭĕkə (Amstenrade, ... ), šiqə (Teuven), š‧ikə (Ingber), s‧ekə (Neeroeteren), alleen voor pruimrol  sjĕkə (Heerlerbaan/Kaumer), Fr. chiquer  sjïkkë (Tongeren), met speciaal rolletje  ši.kə (Eys), sikken  seʔən (Lommel), tabak pruimen: tabak proeme (Blerick), tabak prōēme (Blerick), toebak pruimen: toebak proeme (Meerssen) pruimen || pruimen (w.w.) || pruimen van tabak || pruimen, tabak kauwen || pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || pruimtabak kauwen || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] || snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] || tabak kauwen || tabak kauwen (pruimen) [N 80 (1980)] || tabak pruimen || tabakspruimen kauwen III-2-3
pruimenboom pruimenboom: praumebòum (Tongeren), proe(m)’meboom (Bleijerheide, ... ), proemebaum (Stokkem), proemeboeëm (Castenray), proemeboum (Echt/Gebroek, ... ), prôemmëboom (Hoeselt), pruimenboompje: proemebuimke (Maastricht) pruimeboom || pruimenboom I-7
pruimenvlaai abrikozenvlaai: abrekooëzevlao.ëj (Zonhoven), ooftvlaai: øͅftflāj (s-Gravenvoeren), ooftvladem: øͅftflām (Sint-Martens-Voeren, ... ), pruimenvlaai: proemeflaaj (Castenray, ... ), proemevlaaj (Roermond), prōēmevla͂.j (Hasselt), pruməflāi̯ (Blitterswijck, ... ), prôemevlaaj (Tungelroy), prôemmëvloi (Hoeselt), Hë némp k؉strónt vùr praumëvlôi: hij is lichtgelovig  praumëvlôi (Tongeren), pruimenvladem: proemmevlaam (Bleijerheide, ... ), Sjwatse proem¯mevlaam  proe’mevlaam (Bleijerheide, ... ), Verklw. proemmevleëmsje  proem’mevlaam (Bleijerheide, ... ) pruimentaart || pruimenvlaai || pruimetaart || pruimevla || pruimevlaai || taart bedekt met moes van gedroogde peren en pruimen III-2-3
pruimtabak pruimetoebak: prūmǝtubak (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pruimpje sjiek: prymšǝ šik (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), pruimsjiek: prumšik (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]  [Domaniale]), pruimtabak: prūmtabak (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), prūmtǝbak (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pruimtoebak: prūmtubak (Stein  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), rolletje sjiek: rø̜lšǝ šik (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), sjiek: šek (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Eisden]  [Maurits]  [Zwartberg, Eisden]  [Maurits]  [Maurits]), šik (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale]  [Emma]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Maurits]), sjiektabak: sxektabak (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), šektǝbak (Hamont  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), sjiektoebak: šektubak (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Zwartberg, Waterschei]  [Eisden]), šektubek (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ši.kt˙uba.k (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), šiktubak (Kerkrade  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Zwartberg]  [Domaniale]) Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965] II-5