e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
profielbalken aanzetbalken: ānzęt˱bɛlǝk (Panningen), balken: bɛlǝk (Klimmen), centerbalken: sentǝrbɛlǝk (Beek, ... ), d.i.n.-balken: denbɛlǝk (Susteren), draagbalken: drāx˱balǝkǝ (Neeritter), drāx˱bɛlǝk (Tegelen), dragers: drēgǝrs (Montfort), gewelfbalkjes: gǝwø̜lfs˱bɛlǝkskǝs (Leuken, ... ), gewelfdragers: gǝwęlǝf˱drāgǝš (Hoensbroek), i-balken: ībɛlǝk (Bleijerheide), ijzeren balken: īzǝrǝ balǝkǝ (Houthem, ... ), īzǝrǝ bɛlǝk (Heerlen, ... ), ijzeren dragers: īzǝrǝ drāgǝrs (Ottersum), ijzergewelfbalken: ̇īzǝrgǝwø̜lf˱bɛlǝk (Herten), legers: lęjgǝrs (Meeuwen), ontlastingsbalken: ontlasteŋs˱bɛlǝk (Meijel), plafondbaddingen: plafǫnbadeŋǝ (Oud-Caberg), poutrelles: patrels (Helden, ... ), putrɛl (Uikhoven), putrɛls (Maastricht), pǝtrels (Beek, ... ), pǝtręls (Tessenderlo), pǝtrɛl (Houthalen, ... ), pǝtrɛls (Ell, ... ), poutrelletjes: pǝtrɛlǝkǝs (Genk), ribben: rebǝ (Venray), schenen: šenǝ (Eys, ... ), šęnǝ (Kerkrade), u-balken: ȳbɛlǝk (Tungelroy) IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.] II-9
profielen geschaafde kepers: gǝsxǭf˱dǝ kęjpǝrs (Sint-Truiden), hoekpalen: hōkpø̜̄l (Jabeek), paaltjes: pęlkǝs (Zonhoven), palen: pōlǝ (Sint-Truiden), planken: plɛŋk (Bree), profielen: profil (Helden, ... ), profilǝ (Beek, ... ), provilǝ (Susteren, ... ), prōfilǝ (Lozen, ... ), prǝfelǝ (Bilzen), prǝv ̇ilǝ (Panningen), prǫfelǝ (Bilzen), prǫfilǝ (Bleijerheide, ... ), prǫfilǝn (Uikhoven), prǫvilǝ (Heerlen), prɛvilǝ (Venray), pǝrfelǝ (Bilzen), pǝrfilǝ (Ulestraten), pǝrvil (Haler), pǫrfil (Mesch), %%de volgende opgaven zijn enkelvoud%%  prǫfil (Houthalen), profielpalen: profīǝlpø̜̄ǝl (Hoensbroek), pǫrfilpaǝlǝn (Lommel), profiels: profels (Meeuwen), profils (Ell, ... ), provils (Heythuysen), prǫfels (Mopertingen, ... ), prǫfils (Meeuwen), pørfels (Tessenderlo), pǝrfīls (Genk) Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.] II-9
profielijzerschaar profielscheer: profilšīr (Helden  [(idem)]  , ... ), profilšīǝr (Neeritter) Soort metaalschaar waarmee staven met een bijzondere doorsnede geknipt kunnen worden. [N 33, 265] II-11
profielmal afdraaihoutje: af˱drɛ̄jhø̜̜̄̄ltjǝ (Ottersum), kaliber: kalibǝr (Maastricht), klipǝr (Maastricht), veer: vē̜r (Ottersum) Houten voorwerp waarin de vorm van randen van de bodem van de potten is uitgesneden. Bij het afdraaien verkrijgt men zo de gewenste inkerving aan de onderzijde van het produkt. Zie ook afb. 8. [N 49, 34b; monogr.] II-8
profielschaaf deurmolureschaaf: dø̄rmǫlȳrsxǭf (Leopoldsburg), duiveljager: dȳvǝljē̜gǝr (Sint Odilienberg, ... ), duivelsjager: dȳvǝlsjē̜gǝr (Geulle), duivenjager: dūvǝjē̜gǝr (Bleijerheide), fitsenlijstschaaf: fetšǝlīsšāf (Mechelen), holletje: hø̜̄lkǝ (Stein), knoopschaaf: knupsxǭf (Leopoldsburg), kraalschaaf: kralšāf (Stein), krālšāf (Bleijerheide, ... ), krǭlsxāf (Ottersum), kreus: krø̄s (Dilsen), kreusschaaf: krø̄ssxǭf (Leopoldsburg), lijstenschaaf: l ̇īstǝšāf (Eygelshoven), līstǝšāf (Herten, ... ), lijstschaaf: lēsšǭf (Bilzen), lęjstsxǭf (Leopoldsburg), moulureschaaf: mulȳrsxǭǝf (Niel-Bij-Sint-Truiden), mǫlȳrsxǭf (Leopoldsburg), nottenschaaf: nǫtǝsxǭf (Leopoldsburg  [(voor vensterramen)]  ), ogiveschaaf: ǫšifšāf (Dilsen), ojief: ojif (Bleijerheide), ojīf (Reuver), ōjif (Sint Odilienberg), ojiefschaaf: ajifsxāf (Ottersum), ojifšāf (Posterholt), ōjīfšāf (Tegelen), omgedraaide duiveljager: omgǝdrɛjdǝ dȳvǝljē̜gǝr (Sint Odilienberg), papegaaienbek: papajęjǝbɛk (Bleijerheide), papǝgājǝbɛk (Mechelen), papegaaienbekschaaf: papǝgājǝnbɛksxāf (Ottersum), pǭpǝgǭjǝbɛkšǭf (Bilzen), profielenschaaf: prǫfilǝsxǭf (Leopoldsburg), profielschaaf: profilsxāf (Ottersum, ... ), profilšāf (Bleijerheide, ... ), prǝfilšāf (Mechelen), prǫfilšāf (Diepenbeek, ... ), profielschaafje: prōfilšē̜fkǝ (Sint Odilienberg), quart-de-rondschaaf: kwardrǭsxǭf (Leopoldsburg), kārdrǭsxǭf (Leopoldsburg), raamprofiel: rāmprofil (Reuver), raamschaaf: rāmšāf (Bleijerheide, ... ), verkeerde ojief: vǝrkīrt˱ ojif (Bleijerheide), verkeerde ojiefschaaf: vǝrkērdǝ ajifsxāf (Ottersum) Schaaf waarmee een profiel wordt geschaafd. Zie ook afb. 153. Profielschaven bestaan in veel verschillende uitvoeringen, afhankelijk van het profiel dat geschaafd moet worden. De schaafbeitels en de schaafzolen van profielschaven hebben de tegenovergestelde vorm van het profiel, dat aangeschaafd moet worden. Zie ook de lemmata ɛprofielɛ, ɛkraalprofielɛ, ɛkwart-rondvormig profielɛ, etc.' [N 53, 74a-g; N 53, 75; monogr.] II-12
profielschaafbeitel beitel: bęjtǝl (Reuver), lijstbeitel: līst˱bęjtǝl (Dilsen), lijstenbeitel: līstǝbētǝl (Mechelen), moulurenschaafmes: mǝlȳrǝsxǭfmɛs (Leopoldsburg), profielbeitel: profilbęjtǝl (Venlo), profielmes: prufilmɛts (Bleijerheide), profielschaafbeitel: profilšāfbęjtǝl (Herten), schaafbeitel: šāf˱bęjtǝl (Reuver), šǭf˱biǝtǝl (Bilzen) De schaafbeitel van een profielschaaf. [N 53, 55c] II-12
profielschuurblok contremoulure-tje: kǫntǝrmǫlȳrkǝ (Leopoldsburg), geprofileerd schuurblokje: gǝprǫfilērt šōrblø̜kskǝ (Dilsen), profielblokje: profilblø̜kskǝ (Heel), profielschuurblokje: profilsxōrblø̜kskǝ (Venlo), profielschuurcale: profilšūrkal (Herten), schuurblok: šūrblǫk (Mechelen), schuurcale: šūrkal (Bilzen) Een schuurblok dat voorzien is van een contraprofiel, zodat er profielen en profiellijsten mee geschuurd kunnen worden. Zie ook afb. 61. [N 53, 148c] II-12
profiteren be-nutzen (< du.): ausnutzen (du.)  bənótsə (Kapel-in-t-Zand), de kans hebben: hij heeft just de kans (Sint-Huibrechts-Lille), derbij ziehen (du.): cf. VD (du.) s.v. I. ziehen 02. resultaat, effect hebben  dərbēͅ.i̯ zi.ə (Eys), er kans op zien: he hit er kans op gezien dat te doen (Hechtel), gebruik maken: (gebruik maken) (Groot-Gelmen, ... ), (van de kans gebruik maken) (Lommel), er gebruujk va(n) maken (Achel), gebroek make (Vlodrop), gebruik maken (Koersel), gəbrōēk māākə (Nieuwenhagen), gəbru:k maken (Overpelt), van de gelegenheid gebruik maken (Hamont, ... ), van de gelegenheid gebruuk maken (Kaulille), van de kans gebruik maken (Kermt), van de kans gəbrīk mōkə (Genk), van de kose gebrèk maken (Kuringen), van een schoone gelegenheid gebruik maken (Kerkhoven), van n occasie gebreujk maken (Achel), plukken: plukken (Stein), profijt hebben: profiet hubbe (Wijlre), profiteren: (van de kans profiteeren) (Neerpelt), eh profeteede v.d. okowedje (Montenaken), er van profeteeren (Dilsen), frofitere (Tungelroy), hee profeteirt van d`occoize (Wilderen), hēͅj het van də ocaəsi gəproͅfətērt (Neerpelt), hij profeteert van ne kanst (Houthalen), hij profiteert van de gelegenheid (Sint-Huibrechts-Lille), hè profiteerde van de occazie (Beringen), hé profeteerde ter van (Kuringen), ich profiteer van de gelegenheid (Neerpelt), pro.fət‧ēərə (Eys), profe(n)tère (Opitter), profeteere (Caberg, ... ), profeteerə (Oirsbeek), profeteiren (Bree), profetere (Haelen, ... ), profeteren (Geleen, ... ), profetereren (Sittard), profetiere (Oirlo), profetjèrre (Hoeselt), profetère (Bree), profetére (Klimmen), proffenteere (Neer), proffeteere (Neer, ... ), proffeteire (Nieuwstadt), proffetere (Hasselt, ... ), proffetiere (Venray, ... ), proffietere (Kerkrade), proffiteerə (Maastricht, ... ), proffitere (Maastricht, ... ), proffiteëre (Waubach), proffitére (Maasbree, ... ), proffəteerə (Schinnen), proffətérə (Vlijtingen), profieteere (Maastricht), profietere (Bleijerheide, ... ), profietire (Vaals), profiteere (Eys, ... ), profiteerə (Hulsberg, ... ), profiteerən van d`occa.sie (Tessenderlo), profiteire (Jeuk), profitere (Amby, ... ), profitere và (Gulpen), profiteren (Born, ... ), profiterə (Doenrade, ... ), profiterən (Urmond), profiteèren (Vucht), profiteëren (Kwaadmechelen), profitiere (Meerlo, ... ), profitère (Meeuwen), profitèren (Opitter), profuteeru (Brunssum), profəēͅrə (Neerglabbeek), profəntērə (Opgrimbie), profəteerə (Heerlen, ... ), profəterə (Wijnandsrade), profətērə (Kapel-in-t-Zand), proofetēērə (Gennep), proofieteere (Posterholt), proofiteerə (Maastricht, ... ), prōōfiteerə (Heel), prŏfətēērə (Nieuwenhagen), proͅfəterə (Lanaken), proͅfətēͅrə (Meeuwen), pròfetieëre (Castenray, ... ), pròfetéére (As), pròffetiere (Venray), pròffəteerə (Maastricht), pròffətéərn (Zonhoven), pròfəteiərən (Lommel), pròfətijrə (Loksbergen), pròfətéérə⁄ (Brunssum), prófeteeëre (Zonhoven), próffete:re (Roermond), próffĭĕteerə (Amstenrade, ... ), prófĭĕteerə (Meijel, ... ), prófĭĕtêêrə (Hamont), prófənteerə (Meeswijk), prófəteerə (Epen, ... ), prófətéérə (Meeuwen), prôffetere (Gronsveld, ... ), prôofetêêre (Swalmen), t er van profiteeren (Herk-de-Stad), van d oka͂zə proͅfətēͅrə (Sint-Truiden), van d okōͅsə profətērə (Herk-de-Stad), van d`occaozie profeteere (Kerkhoven), van d`occasie profieiren (Genk), van d`occasie profiteere (Koersel), van d`occasie profiteeren (Maaseik, ... ), van d`occasiej profəteijərə (Tessenderlo), van d`occazie proffetèren (Opoeteren), van d`occōͅize profetēeren (Diepenbeek), van d`okazie profiteejeren (Tessenderlo), van d`okhôgə profətèrən (Eigenbilzen), van d`okkasiej profəteijərə (Tessenderlo), van d`okoasie profetére (Genk), van d`oͅkajžə proͅfətejrə (Alken), van d`oͅka͂žə profətērə (Zonhoven), van dacoəzə profətijərə (Gutshoven), van daiə kans profiteere (Nieuwerkerken), van de gelegeheid profeteere (Muizen), van de gelegenheid "profəteeren (Heusden), van de gelegenheid profeteere (Maaseik), van de gelegenheid profeteeren (Achel, ... ), van de gelegenheid profeteĕren (Kaulille), van de gelegenheid profeteêren (Reppel), van de gelegenheid profiteeren (Genk, ... ), van de gelegenheid profiteiren (Kwaadmechelen), van de geleigenheid profiteeren (Neerharen), van de gelègenheid proffiteeren (Hechtel), van de gelègenheid proffitère (Bree), van de kaans profiteeren (Hamont), van de kans profeteeren (Hechtel), van de kans profetère (As), van de kans profetèren (Opoeteren), van de kans proffeteejeren (Lommel), van de ocazie proffeteere (Neeroeteren), van de occaoche profitièren (Kortessem), van de occaose profeteeire (Wellen), van de occaosje profətjerən (Waltwilder), van de occaozje profiteeren (Wimmertingen), van de occaoəse profitieəre (Hoepertingen), van de occasie profeteeren (Hechtel, ... ), van de occasie profiteere (Eisden), van de occasie profiteeren (Genk, ... ), van de occasie profiteère (Bree), van de occasjie profiteeren (Lanaken), van de occausie profetiejren (Wintershoven), van de occazie profetéren (Bocholt), van de occādje profeteere (Hasselt), van de occoaje profeteire (Sint-Truiden), van de occoasie profĕtère (Zutendaal), van de occose profeteeren (Beverst), van de occosje profeteire (Sint-Truiden), van de occossie profeteire (Sint-Truiden), van de occože proffetjēren (Hoeselt), van de occâze profitēͅrə (Mettekoven), van de okaje profeteren (Hasselt), van de okaje proffitiejere (Ulbeek), van de okazie profeteeren (Lommel), van de okkaje profeteere (Hasselt), van de okkause profeteere (Sint-Lambrechts-Herk), van de okkaze profiteeren (Kermt), van de okkazie profeteeren (Neeroeteren), van de okkazje proffeteeren (Groot-Gelmen), van de okkeadje profiteere (Jeuk), van de okkoge profetiēre (Tongeren), van de okkosje profiteiëre (Bilzen), van de əccaeuze proffetiəre (Sint-Lambrechts-Herk), van den uigenblik proffetèren (Reppel), van dij occa-essie proffeti-erren (Sint-Lambrechts-Herk), van dij occasie profeteeren (Lanklaar), van dokasi profətērə (Stokkem), van dokazi profəterən (Zolder), van dokōižən profətiēərən (Diepenbeek), van dokø͂ͅəzə profetēərə (Sint-Lambrechts-Herk), van də gəle.gənhɛit profiterən (Overpelt), van də gəleəgənɛit profəterən (Dilsen), van də gəlēͅgənheit proͅfitēͅrə (Bree), van də gəlijgənhijt profitērə (Lanaken), van də gəlègənhɛit profəterən (Neerpelt), van də oko.žə profəte.rə (Vroenhoven), van də oͅkāzi proͅfətēͅrə (Opglabbeek), van dəkōžə profətīrə (Borgloon), van ne kans profəteerə (Koersel), vanne kans profetère (Bree), vən də gəlègənhid profəterən (Neerpelt), #NAME?  heeje profiteert goed van da (Hoepertingen), (lange e).  profitēre (Echt/Gebroek), ai als in jamais.  van de accožje profetjairre (Millen), Ik heb ervan geprofiteerd (uit iets voordeel trekken).  ich əp tə van geprofitairt (Eisden), Te baat nemen.  van d`ókasi profətɛ:rə (Genk), te baat nemen: de gelegenheid te baat nemen (Hasselt), uit-nutzen (< du.): ōētnótsə (Nieuwenhagen), uitbalen: oeētbale (Herten (bij Roermond)), uitbuiten: oeētbuite (Herten (bij Roermond)), voordeel trekken: veurdeil d⁄r oet trèkke (Maastricht), veurdeil trekke (Ittervoort) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] || goed, nuttig gebruik maken van || profiteren || profiteren, voordeel of nut trekken van || Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
promotie maken bevorderd werden: bǝfø̜rdǝrt wēǝdǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), bǝvøǫrdǝrt wēǝdǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), bǝvø̄ǝdǝrt wēǝdǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), bǝvø̜rdǝrt wēǝdǝ (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Laura, Julia]  [Domaniale]), bǝvø̜rdǝrt wē̜rǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Emma]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), bevorderd zijn: bevorderd zijn (Stein  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), chef gemaakt worden: chef gemaakt worden (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), een aanstelling krijgen: eŋ āštɛluŋ krījǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), get meer werden: gɛt mīǝ wēǝdǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), jɛt mīǝ wēǝdǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), hogerop komen: huǝjǝrop komǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), meer loon krijgen: %%zinnetje%%  dǝ ki.s m˙iǝ l˙uǝn (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), meer werden: miǝ wēǝdǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Emma]), opklimmen: opklømǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), opwerken: opwerken (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), promotie maken: promoši mākǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]), promōsi mākǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), promoveren: promoveren (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), promovērǝ (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Laura, Julia]  [Emma]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), verhoogd worden: verhoogd worden (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003] II-5
pronken aansteller (zn.): āānsjtéllər (Reuver), afsteken: afsteekə (Loksbergen), beugelen?: [met ontronding eu &gt; ee]  bégele (Eigenbilzen, ... ), blinken: blinke (Afferden), de genre uithangen: zjaar = genre.  də ža:r øͅthaŋən (Lommel), de grote jan uithangen: de grutte jan oathange (Hechtel), de jan-mijn-voeten: Eig. kloeëten.  de jan mèn vuut oathangen (Hechtel), de kale jan uithangen: de kale jan oethange (Kinrooi), er mooi uitzien: der mŏj uitzien (Gennep), fat (zn.): fat (Maastricht), geuren: geure (Venlo), grinden: ? WNT: grinden (III), Wellicht niet anders dan een bijvorm van grinnen, grijnzen.  grĕntjen (Urmond), groot (bn.): grāōt (Susteren), groots (bn.): greüetsj (Wijlre), gruëtsj (Ten-Esschen/Weustenrade), grêûtsj (Grevenbicht/Papenhoven), groots doen: gröts doen (Venray), groots zijn: greets zien (Eigenbilzen), (zien = zijn).  greets zien (Eigenbilzen), grootse stinker (zn.): gruutse stinker (Maasbree), grootserik (zn.): greutserik (Swalmen), grootshans (zn.): greetshans (Vlijtingen), hem snijden: Opm. bijv. hê sniejt m vandaag = hij prijkt met een nieuw pak.  ⁄m snieje (Obbicht, ... ), hovaardig: hoevaedeg (Eys), in het oog lopen: As ge in `t oewehg wilt loewehpen zijde of hiejel fijn gekliejeht of ne sloddervos.  in `t oewehg lōēwehpen (Peer), kaal doen: koal duun (Zutendaal), kaal zijn: kowel zeen (Wellen), kwakkel: kwāākələ (Beesel), kwekkelen: kwegkele (Roermond), ogen uitsteken: Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  oe:ge oe:tstae:ke (Kaulille), opdirken: opdirke (Echt/Gebroek), opdoffen: opdoeffə (Heel), opgedirkt: o.p˃gəd‧erəkt (Ingber), opgedirk (Beek, ... ), opgedirrik (Amby), opgədirkt (Montfort), opgədirrək (Maastricht), òpgədirk (Maastricht), opgedoft: opgedof wie ene sjelleboum (Lutterade), opgədoft (Roermond), opgədóf (Urmond), opgemaakt: o.p˃gəma.k (Ingber), opgemaak (Maastricht), opgetut: o.p˃gətø.t (Eys), opgezet: opgezet lope (Vliermaal), opmaken: zich opmake (Reuver), opscheppen: opschöppe (Venlo, ... ), opsjuppe (Maastricht), opsjöpə (Maastricht), opsjüppe (Nieuwstadt), ópsjuppə (Meijel), opschepper: opschupper (Meijel), opschepperig (bn.): opsjöperich (Susteren), optutten: zich optutte (Thorn), opvallend: op vallend (Vaals), opzetten: zich opzètten (Eksel), paraderen: paradjère (Val-Meer), peredjèrre (Hoeselt), párádièrrë (Tongeren), Van iemand die zich graag duur kleedt: sjeitkont, sjeiter, sjisji, prauspot, grutshans (pochhans, iem. met hoge dunk van zichzelf).  parrediëre (Bilzen), paraderen (<fr.): pareteire (Sint-Truiden), pareren (<fr.): pareire (Sint-Truiden), parere (Maastricht), praal: (dit geldt alleen voor een vrouw!).  prel (Nunhem), pralen: prale (Merkelbeek), praole (Maastricht), prāōlə (Nieuwenhagen), proale (Beesel), prààlə (Venlo), prèllə (Kapel-in-t-Zand), Opm.: praole is min of meer litteraire taal, het gewone woord is pronke.  praole (Maastricht), prijken: prieeke (Weert), prieke (Arcen, ... ), prieken (Oirlo), priekə (Swalmen), prijken (Echt/Gebroek, ... ), prikə (Meeuwen), prīēke (Panningen, ... ), prīēëkə (Nieuwenhagen), pronk: (o klank dof uitspreken).  pronk (Blerick), pronken: bronke (Epen, ... ), bronken (Horn, ... ), broonke (Noorbeek, ... ), brŏnke (Susteren), brŏŏn-ke (Vijlen), brònke (Bree), brónke (Heer, ... ), proenke (Alken, ... ), proenkə (Guttecoven), pronke (Amby, ... ), pronke(n) (Schinveld, ... ), pronken (Achel, ... ), pronku (Brunssum), pronkə (Maastricht, ... ), proo.nke (Thorn), proongkə (Maastricht, ... ), proonke (Caberg, ... ), proonken (Sint-Odiliënberg, ... ), proonkə (Epen, ... ), proŋ?ən (Lommel), prōnke (Meerlo, ... ), prŏĕnke (Einighausen, ... ), prŏnke (Gulpen, ... ), prŏnkə (Nieuwenhagen), prŏŏn-ke (Blitterswijck), prŏŏnke (Afferden, ... ), prŏŏnken (Reuver, ... ), prunke (Dieteren), prŭnke (Herten (bij Roermond), ... ), prònke (Bree, ... ), prònken (Horn, ... ), prònkə (Loksbergen), pró:nke (Meerlo, ... ), próngkə (Susteren), prónke (As, ... ), prónkə (Heerlen, ... ), prônke (Ell, ... ), prôonkə (Kelpen), prûnke (Sittard), (o;bijna oo).  pronke (Venlo), b.v. (h)ië weur an t ~ bè zn noe kestím.  proe.nke (Hasselt), b.v. ~ bè zn nou bròk.  prò.nke (Zonhoven), gezegde: n opsnijjer.  pronken (Meijel), op den brøønk zètte brøønkappel  prŏŏnke (Lottum), Opm. de oe is kort.  proenke (Einighausen), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  prŏnke (Buggenum, ... ), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  brŏanke (Guttecoven), prŏanke (Guttecoven), pronsen: proezje (Caberg), WNT: prons, Afl. pronsen niet passen, niet goed sluiten, van kleedingstukken. Vgl. pronselen.  proasen, zich - (Munsterbilzen), proazen (Zonhoven), protsen: protsen (Maastricht), schabbernak: schabbərnak (Loksbergen), schijter (zn.): schijter (Meeuwen), spiegelen: sjpēēgələ (Nieuwenhagen), spe.gələ (Meeuwen), speegələ (Opglabbeek), spegele (As, ... ), spiegelen (Gennep), spigələ (Meeswijk), [spiegelen]  spegele (Bree), afl. sub spiegel; b.v. bèt heur`n nouwe rè.nk ~.  spīē.gele (Zonhoven), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  spee:g`le (Kaulille), speeg`le (Bocholt), staatsen: sjtatse (Waubach), stensen: [vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]  sjtense (Kerkrade, ... ), sjtensen (Schinnen), sjtensə (Hulsberg), sjtènsə (Doenrade), sjtèènsə (Heerlen), sjténse (Klimmen), sjténsə (Amstenrade), Note v.d. invuller: stenser = iem. die pronkt, praalt, etc. [vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]  sjtensə (Ubachsberg), ps. woord is niet goed leesbaar! [vgl. WNT: stensen, dwingen, pruilen]  stensen ? (Stein), stoefen: (laupe te) stoe.fe (Gors-Opleeuw), sjtōēvə (Heerlen), stoefe (Alken, ... ), stoefen (Achel, ... ), stoeffe (Hoeselt, ... ), stoeffë (Tongeren), stofe (Montfort), stoffen (Geistingen, ... ), stofən (Lommel), stoufe (Vorsen), stòffe (Maaseik), i.e. opscheppen.  stoeffe (Bilzen), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  stòffe (Bocholt), stóffe (Kaulille), stoeten: sjtute (s-Gravenvoeren), [sic, stoeten?]  stuuten (Rekem), stolzieren (du.): sjtoltseere (Simpelveld), strontsen: likt doa te stronse (Genk), sjtrondse (Kunrade), sjtronse (Buchten), sjtrōnsen (Nieuwstadt), sjtrŏntze (Geleen), sjtrónse (Sittard), sjtrónsə (Heerlen), stronse (Hoensbroek), strŏŏnze (Grevenbicht/Papenhoven), štronse (Brunssum), ten toon lopen: tə toon loopən (Loksbergen), zich aanstellen gelijk een pauw: zich aanstelle geli-jk ⁄n pàw (As), zich alles aan het lijf hangen: ze.x ˂‧aləs ˂‧a gəlī.f ha.ŋə (Eys), zich get menen: zich get mienge (Ingber), zich kleden voor op te vallen: zich kleije vier op te valle (Bree), zich laten kijken: zich laote kīēke (Tungelroy), zwansen?: sjwanse (Mechelen) #NAME? || in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen (pronken, prijken, spiegelen, pralen) [N 86 (1981)] || in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || met iets begerenswaardig staan te pronken || opgedirkt op straat flaneren || paraderen || pralen: vertoon maken, snoeven || pralen; pronken, opscheppen || prijken [SGV (1914)] || pronken [SGV (1914)] || pronken, opscheppen || Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)] || pronken: pralen || stoefen: pronken met || vertoon maken, pronken III-1-3