e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raamkoord kabel: kābǝl (Bilzen), koord: kǫat (Bleijerheide), kǭrt (Sint Odilienberg), raamkoord: rāmkōrt (Ottersum), vetkoord: vɛtkǫat (Bleijerheide) Het koord dat bij een schuifraam de verbinding vormt tussen het onderraam en de tegengewichten. [N 55, 49f] II-9
raampen pegel: pīgǝl (Bilzen), pin: penǝ (Sint Odilienberg), raampin: rāmpen (Ottersum), schuifraampen: šø̄ǝfrāmpɛn (Posterholt), slietpin: šlespen (Bleijerheide), sluitijzer: slǫwt˱ęjzǝr (Bilzen) Koperen of ijzeren pen waarmee het onderraam van een schuifraam vastgezet kan worden. De raampen wordt daartoe in een gat gestoken dat, door de raamstijl heen, tot in de sponning van de kozijnstijl is geboord. De pen wordt met een kettinkje aan het belegstuk of de koplat bevestigd om zoekraken te voorkomen. [N 55, 53] II-9
raampje in een poort denvenstertje: dęnvenstǝrkǝ (Opglabbeek), deurvenster: dø̄rvenstǝr (Halen), deurvenstertje: dȳrvenstǝrxǝ (Bocholtz), dø̄rve.nstǝrkǝ (Lanaken), dø̜̄u̯rvɛstǝrkǝ (Sint-Truiden), hooikot: hōi̯kūt (Mal), kijkgaatje: kīk˲g‚ētšǝ (Heugem), kijkgat: kik˲gat (Eisden), kik˲gāt (Lanklaar, ... ), kik˲gǫǝt (Kermt), kīk˲gāt (Haelen, ... ), kīk˲gǭǝt (Neerpelt), kɛi̯k˲gāt (Bree, ... ), kijkkot: kikkuǝt (Diepenbeek), kīkkoǝt (Neerpelt), kīkkut (Borgloon, ... ), kīkkūǝt (Genk), kijklok: kīklōǝk (Puth), kijkraam: kikrām (Holtum), kijkraampje: kikrē̜ ̞mkǝ (Tegelen), kikrē̜ ̞mpkǝ (Herten), kijkvenster: kīk˲venstǝr (Munstergeleen), kīk˲vęnstǝr (Neerpelt), kijkvenstertje: kīk˲venstǝrkǝ (Boekt Heikant), klein venstertje: klɛi̯n venstǝrkǝ (Klimmen), lampekot: lampǝkut (Gelieren Bret), lochtgat: lox˲goat (Borlo), lochtkot: lǫxkūt (Riksingen), lochtvenster: lōu̯x˲vīnstǝr (Opheers), lǫx˲venstǝr (Brustem), (mv)  lǭxt˲venstǝrs (Bree), loergat: lūrgāt (Haelen), loerkot: lūrkūt (Grote-Spouwen), lūrkǫt (Kwaadmechelen), loerlok: lūrlǭk (Klimmen), luik: (mv)  lykǝ (Montfort), overkijk: øvǝrkik (Vliermaal), raampje: rømkǝ (Hamont), rē̜ ̞mkǝ (Roermond), ręmkǝ (Lommel), rɛmkǝ (Middelaar), rɛmpkǝ (Gennep, ... ), ruit: rūt (Gronsveld), ruitje: rytšǝ (Eijsden), schuifdeurtje: sxø̜u̯ǝf˱dørkǝ (Hechtel), schuifraampje: šȳfrɛmkǝ (Meijel), schuurraampje: šø̄rrɛmkǝ (Panningen), schuurvenster: šø.rvenstǝr (Neerharen), schuurvenstertje: sxirvɛi̯nstǝrkǝ (Spalbeek), slagje: šlē̜ ̞xskǝ (Einighausen), spionnetje: spiunkǝ (Grathem), staldeurraampje: staldø̄rrē̜ ̞mpkǝ (Blerick), staldeurvenstertje: staldø̄rvɛnstǝrkǝ (Berverlo), stalraampje: stalrē̜ ̞mkǝ (Tungelroy, ... ), stalrē̜ ̞mpkǝ (Hout-Blerick), štālrɛmkǝ (Panningen), stalruitje: stalretšǝ (Eigenbilzen), stalvenster: stalvenstǝr (Maastricht), stalvęnstǝr (Tessenderlo), stālvenstǝr (Val-Meer, ... ), stalvenstertje: stalvenstǝrkǝ (Bree, ... ), stalvinstǝrkǝ (Beringen, ... ), stalvɛnstǝrkǝ (Berverlo), stalvɛnstǝrkǝn (Lommel), stālvenstǝrkǝ (Zolder), stālvɛnstǝrkǝ (Overpelt), stublok: št˙øplǫak (Eys), uitkijk: ūtkīk (Klimmen), vagevenster: vāgǝvenstǝr (Tungelroy), vǭgǝvenstǝr (Bocholt, ... ), venster: vē̜ ̞nstǝr (Milsbeek, ... ), vīnstǝr (Tongeren), v‚ēnstǝr (Gronsveld), venstertje: ve.nstǝrkǝ (Lanaken), venstǝrkǝ (Boorsem, ... ), veŋstɛrkǝ (Oost-Maarland), vinstǝrkǝ (Vliermaal), vęnstǝrkǝ (Rotem), vɛnstǝrkǝ (Beverst), venstertje in gen staldeur: vē̜ ̞nstǝrkǝ e gǝn štāldø̜̄r (Teuven) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raamschijven katrollen: katrǫlǝ (Bilzen), raamschijven: rāmsxīvǝ (Ottersum), rollen: rǫlǝ (Sint Odilienberg), schuifrollen: šȳǝfrǫlǝ (Bleijerheide) De katrolletjes bovenaan in de raamstijl waarover de koorden, waaraan de tegengewichten hangen, lopen. [N 55, 49g] II-9
raamvleugel draaivenster: drɛjvenstǝr (Maasbracht), draaivleugel: driǝnvlyǝjǝl (Bleijerheide), half venster: hawf ˲venstǝr (Vaals  [(vleugel van een tweevleugelraam met bovenlicht)]  ), halve raam: halvǝ rām (Ottersum), raam: rām (Baarlo, ... ), rōm (Hamont), raampje: rē̜mkǝ (Bree, ... ), raamvleugel: rāmvlø̄gǝl (Tungelroy), ruit: rūt (Ulestraten), ruitje: rȳtjǝ (Arcen, ... ), schuifje: sxøfkǝ (Hasselt), schuifvenster: šȳf˲venstǝr (Eys), slag: slāx (Echt, ... ), venster: venstǝr (Beesel, ... ), vēnstǝr (Genk), vē̜nstǝr (Kwaadmechelen), vęnstǝr (Borlo, ... ), vensterkop: venstǝrkǫp (Sint-Truiden), vensterraampje: venstǝrrē̜mkǝ (Molenbeersel), vensterslag: venstǝršlāx (Klimmen), venstervleugel: venstǝrvlø̄gǝl (Zolder), venstǝrvlēgǝl (As), vleugel: vliǝgǝl (Oud-Waterschei), vløgǝl (Zolder), vlø̄gǝl (Hamont, ... ) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raamwerk cadrement: kadrǝmɛnt (Linkhout), gebint: gǝbent (Eisden), gǝbint (Kwaadmechelen), gǝbęnt (Lommel), gebintes: gǝbentǝs (Tessenderlo), gebont: gǝbont (Bree, ... ), gǝbǫnjt (Herten  [(meervoud: gǝbǫnjǝr)]  ), gǝbǫnt (Boekt Heikant, ... ), geraams: gǝrēms (Hoensbroek), gǝrē̜.ms (Sittard), gǝrē̜ms (Geleen), gǝrīǝmš (Ulestraten), jǝrē̜.ms (Kerkrade), jǝrē̜ms (Bleijerheide), geraamsel: gǝrēmsǝl (Maastricht), gǝrē̜.msǝl (Sittard), geraamte: geraamte (Jabeek), gǝramtǝ (Herk-de-Stad, ... ), gǝriǝmtǝ (Hasselt), gǝroamtǝ (Borlo, ... ), gǝrømtǝ (Beringen), gǝrāmtǝ (Gennep), gǝrēmtǝ (Borlo, ... ), gǝrē̜mdǝ (Neeritter), gǝrē̜mtj (Ell), gǝrē̜mtǝ (Maaseik), gǝrē̜ǝmdǝ (Stevensweert), gǝrǫmtǝ (Beverst), gǝrǭmt (Leopoldsburg), gǝrǭmtǝ (Maastricht), gǝrɛmtǝ (Paal), gescheer: gǝsxīǝr (Weert), gǝšer (Bree), gǝšē.r (Eigenbilzen), gǝšēǝr (Nunhem), gǝšęjr (Meldert), gǝšīr (Maaseik, ... ), gǝšīǝr (Nunhem), geschoor: gǝsxø̄r (Kaulille), gǝšyǝr (Heerlen), gǝšȳr (Geulle, ... ), gǝšōr (Bocholt), gǝšǭr (Maasmechelen, ... ), geschoorwerk: gǝšǭrwęrk (Eisden), getimmer: gǝtømǝr (Boekend), het werk: ǝt wɛrǝk (Rosmeer), houten cadrement: hǫwtǝ kādrǝmɛnt (Meeuwen), houten gebinte: hǫtǝ gǝbentǝ (Genk), houten gewerk: hǭtǝ gǝwɛrk (Linkhout), kader: kādǝr (Houthalen, ... ), raam: rām (Middelaar), raamwerk: rāmwęrǝk (Montfort), ruiten: rø̜jtǝ (Opglabbeek), timmer: temǝr (Lummen, ... ), tymǝr (Halen) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9
raamzaag fineerzeeg: fenē̜rz ̇ē̜x (Roermond), fǝnērzē̜x (Echt), fǝnē̜rzē̜x (Limbricht), furnierzeeg: furnērzē̜x (Valkenburg), kuilzeeg: kǫwlzē̜x (Genk), lattenzeeg: latǝzē̜x (As), raamzeeg: rā.mzē̜.x (Sittard), rāmzē̜x (As, ... ), rǭmzēx (Diepenbeek), rǭmzē̜x (Bilzen) Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.] II-12
raapstelen keeltjes: WLD  keeltjes (Venlo), kelen: keele (Tungelroy), keelə (Nederweert), kele (Nederweert), kelen (Eksel, ... ), eigen fon. aanduidingen  kele (Ell), eigen spellingsysteem  kelen (Meijel), mv.  keêle (Altweert, ... ), NCDN  kéélö (Stevensweert), Nijmeegs (WBD)  keelə (Meijel), oude spellingsysteem  kelen (Meijel), WBD/WLD  keelə (Kapel-in-t-Zand), WLD  kēēle (Schimmert), kēle (Tungelroy), ± WLD  keele (Weert), kelenmoes: kelemoos (Nederweert), eigen fon. aanduidingen  (kele-moos) (Ell), kraafsteeltjes: keraafsteelkes (Stein), raapsteel: raapsteel (Dilsen), raopsteel (Sint-Pieter), raapsteeltjes: LDB  raapsjteelkes (Roermond), WLD  raapsteelke (Born), raapsteelkes (Maastricht), raapstelen: raapschtele (Amby), raapsjteele (Herten (bij Roermond)), raapsjtele (Maastricht, ... ), raapsteel (Eys, ... ), raapstele (Roermond), raapstelen (Oirlo), raapstələ (Maastricht), r‧øpštē.l m. (Eys), r‧ø̄pštē.l m. (Ingber), Endepols  raaostele (Maastricht, ... ), ideosyncr.  raapsjteel (Sittard), raapsteel (Sittard), raapstelen (Hoensbroek), oude spellingsysteem  raapstelen (Meijel), Veldens dialekt  raapstele (Velden), WBD-WLD  ráápsjteelə (Roermond), WBD/WLD  raapsjteelə (Kapel-in-t-Zand), raapstelen (Stein), rààpsjteelə (Susteren), WLD  raapsjtieële (Mheer), raapsjtiëlə (Wijnandsrade), reupstèēle (Itteren), ráápsjteele (Swalmen), reuben: ideosyncr.  reube (Vlodrop), reubenstelen: WBD/WLD  reubəsjtil (Heerlen), snijmoes: Veldeke 1979, nr. 1  ’t sneejmoes (Venray), steelmos: schteelmoos (Valkenburg), sjteelmoo:s (Roermond), sjteelmoos (Geleen, ... ), sjteelmous (Sittard), sjteilmoos (Sittard), steelmoos (Blerick, ... ), steelmôôs (Horst), stéélmóós (Pey), ?  sjteelmoos (Reuver), eigen spellingsysteem  sjteelmoos (Schinnen), raapstelen  sjteelmoos (Susteren), Veldeke  sjteelmoos (Klimmen), WBD / WLD  sjteelmoos (Reuver), WBD/WLD  steelmoos (Urmond), WLD  sjteelmōōs (Heel), steelmoos (Kesseleik, ... ), steelraap: steêlraap (Sevenum), WLD  sjteelraab (Posterholt), steeltjes: sjteelkes (Nieuwstadt, ... ), steeltjes (Jeuk, ... ), Endepols  steelkes (Maastricht, ... ), steeltjesmoes: sjteelkesmoos (Herten (bij Roermond)), stelen: sjteel (Epen, ... ), sjtieël (Bleijerheide, ... ), sjtīēël (Hoensbroek), steel (Maastricht, ... ), + WLD  sjteel (Klimmen), ideosyncr.  sjteel (Eijsden), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjteel (Gulpen), WLD  schteel (Vijlen), stelenmoes: eigen spellingsysteem  stele moes (Meerlo), Veldeke aangepast  stelemoes (Tienray), WLD  steele-mòs (Sevenum), steelemōēs (Gennep), stèlemòs (Sevenum) [N Q (1966)]De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: groente die bestaat uit de jonge bladeren der kleine witte meirapen (brassica rapa - fam. cruciferae) (raapsteel\\, keel\\, kejl\\) [N 71 (1975)] || raapsteel || raapstelen I-7
raapstelenstamppot kelenmoes: keelemoos (Altweert, ... ), kēləmūs (Gennep, ... ), kelenstamp: keêlestâmp (Nederweert), steelmoes: sjteelmous (Sittard), sjteilmous (Sittard), steelmoos (Venlo), stelen: Stamppot van raapstelen  stele (Maastricht), stelenmoes: steelemoos (Tungelroy), stelemoes (Castenray, ... ), stēləmus (Blitterswijck, ... ), stēləmūs (Gennep, ... ) moes van raapstelen || raapstelen || raapstelenstamppot || stamppot van raapsteeltjes || stamppot van raapstelen || steelmoes III-2-3
raapzaad floerzaam: flurzōǝm (Vaals), kruid: krut (Posterholt), kruidjeszaad: krøtjǝszǭt (Meijel), raapzaad: rǭp˲zǭt (Lanaken), reube: reube (Lanaken), reubzaam: røbzom (Eupen), stekzaad: stɛkzǭt (Bingelrade, ... ) Brassica rapa L. subsp. oleifera. Naam voor het gewas en voor het zaad. Zoals koolzaad is ook raapzaad een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. De knolraap is de vrucht van dezelfde soort die omwille van de knol wordt verbouwd; vergelijk ook het lemma Knolraap. I-5